De voormalig houder van het wereldsnelheidsrecord op het land en Bloodhound SSC-baas rijdt al vrij lang vrij hard, maar nu even niet. Hij vertelt je wat hij nog meer rijdt naast de snelste auto’s ter wereld. Het is allemaal begonnen met een Jaguar SS2, uit 1936, met een 1,5-liter motor, die ik kocht bij een sloperij in Guildford voor 19 Britse ponden. Dat verbaasde mijn ouders nogal, want toen ik onaangekondigd bij ze op bezoek kwam in Hampshire vroegen ze me: ‘Hé, hoe ben jij hier gekomen?’ Ik zei: ‘Ik heb een eigen auto.’ ‘Wat voor auto?’ ‘Een Jaguar!’ Je kunt je voorstellen dat er toen wel even wat wenkbrauwen gefronst werden. Het was een prachtige auto, en hij heeft me veel geleerd over autotechniek. Het grote probleem was dat de motor aan het eind van z’n Latijn was. Ik woonde in Cornwall Gardens in Londen en de enige manier om ‘m aan de gang te krijgen, was door Bell’s Garage om de hoek te bellen en hen te vragen om hem door de straat te slepen, zodat hij zou starten. Dat kostte me elke keer 5 pond.

De eerste keer te hard rijden

Ik kreeg mijn eerste bon voor te hard rijden in de Jaguar op de Great West Road toen ik negentien was, en als je negentien bent en in een Jaguar rijdt, dan vindt de politie je verdacht. Ik had ook vrij veel problemen met de ruitenwissers, dus die bediende ik meestal met de hand. Toen kocht ik dus maar een Ford Anglia, want mijn vader zei dat dat een verstandige auto was, maar ik vond er niet veel aan. Toch kon je er mee lachen, omdat ik destijds in Birmingham woonde en daar veel informele drag-races werden gehouden. We hadden een goede grap met die Ford uitgehaald: we installeerden een knop voor de remlichten, zodat je als het stoplicht op groen sprong de remlichten kon aanzetten en iedereen achter je er geen biet van begreep. Daarna had ik een Mini-bestelwagen. Die was heerlijk, en ik had er zelfs een enorme, 1,5-inch carburator ingezet. Hij ging enorm hard, maar zag er heel rot uit, en dat is natuurlijk altijd een gouden combinatie.

Nog meer auto’s van Richard Noble

Toen volgde een Sunbeam Rapier, met open dak. De achterruit kon je openritsen, wat handig was als je je contactsleutel was vergeten. Ik zal nooit vergeten dat we er met z’n vieren in zaten, op weg naar een huwelijk, en dat we ontdekten dat als we 150 km/u reden, er niemand nat werd in de regen. Toen kreeg ik voor het eerst auto’s van de zaak, eerst een Austin 1100, toen een 1300. Daarna een tweede generatie Land Rover, waarmee ik van Londen naar Kaapstad ben gereden, en terug via India – die hield het goed vol. Ik had een Ford Capri 2.0, een superautootje, en een Triumph TR6, die was ook goed, maar die heb ik verkocht om een straalmotor te kunnen kopen. Je weet hoe dat gaat. Daarna kwamen er meer auto’s van de zaak (meestal Ford Cortina’s). Ik ontwikkelde een levensstijl waarin ik me vooral bezighield met startup-projecten, het was altijd een nachtmerrie om die te financieren – dat is vaak erg lastig in Engeland. Dus toen moest ik in verstandige auto’s gaan rijden, en dat is waar mijn liefde voor de VW Golf begon. Enorm betrouwbaar en verstandig. Ik ben heel lang in Golfjes blijven rijden. Mijn huidige is een TSI met vier ton op de teller, en die ziet eruit als nieuw. Ik heb ook een Volvo XC60, waarvan ik heb ontdekt dat je die lekker in een bocht kunt gooien, en dan is er nog mijn geliefde Lotus Elan uit 1995, een pracht van een auto – de meeste mensen vinden ‘m eruitzien als een geplette pad – met briljant voorwielaandrijving-weggedrag. Ik heb echter ook een probleem: als voormalig houder van het wereldsnelheidsrecord op het land, kan ik heel hard rijden. Een oude vriend leende me een poos een Ferrari, maar die heb ik hem vrij snel teruggegeven omdat het te gênant was om zo hard door de provincie te scheuren. Ik moet een saaie auto hebben die de aandacht niet trekt, en die niet te snel kan, want anders kom ik in de problemen.

De auto’s van Richard Noble

Jaguar SS2 1.5 (1936)
Ford Anglia
Sunbeam Rapier
Triumph TR6
Thrust2
Volkswagen Golf TSI

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)