Met een grote Koreaan het grote Amerika in – het ligt meer voor de hand dan je in eerste instantie zou denken.

Het doet pijn het te moeten erkennen, maar Het Goede Doel-mompelaar en irritatiemagneet Henk Westbroek had gelijk. Althans, ten dele. Het ís zijn beruchte ‘pakketje schroot met een dun laagje chroom’, alleen het onderwerp klopt niet: het had niet over vriendschap, maar over Las Vegas moeten gaan. Wie het lukt zijn ogen te laten wennen aan de onvoorstelbare hoeveelheid klatergoud ziet al snel de leegte achter de overvolle buffetten, het totale gebrek aan lol dat de meeste gokkers hebben, en de treurnis die voortkomt uit het kille feit dat – uiteindelijk – de bank altijd wint. Aan de andere kant: als je het niet wílt zien, gewoon voor maximaal vermaak gaat, dan wordt het je nergens ter wereld zo makkelijk gemaakt als hier. Het is in die zin hét voorbeeld van de Verenigde Staten, van de Vrije Keuze: is Las Vegas The Hangover of dat wat eraan voorafgaat? It’s all up to you.

De casino’s hebben weinig aan ons verdiend want wij waren om een andere reden afgereisd – Las Vegas was niet het eindpunt, maar het begin van de reis. Een reis met een Hyundai nog wel. Dat lijkt apart (waarom niet een lekkere dikke Amerikaan?), maar is het allerminst.

Als je namelijk dacht dat Hyundai in Nederland aan een aardige opkomst bezig is (waar je gelijk in zou hebben), dan moet je eens naar de VS kijken. Daar hebben ze het afgelopen jaar zo’n 700.000 auto’s verkocht, en je wordt ook echt op elke hoek van de straat door een Hyundai platgereden – bij wijze van spreken. Er zitten veel modellen bij, zoals de Azera, Veracruz en Equus, die bij ons niet te koop zijn, maar in dit straatbeeld geenszins misstaan. De i40 (of Elantra, zoals hij in de VS heet) is het populairst, maar een fors deel van de verkopen komt voor rekening van de Santa Fe. Niet eens zo’n gek idee dus, om het daar maar eens mee te doen.

We beginnen door vanaf Las Vegas de woestijn in te rijden – noordwaarts, welteverstaan. Richting een plek die ook alleen in Amerika kan bestaan: Area 51. De plek waar, naar hardnekkig verluidt, in een ondergrondse bunker neergestorte buitenaardse wezens worden bewaard. Het is militair terrein en dus volledig afgeschermd, maar Amerikanen zouden geen Amerikanen zijn als je bij de oase die iets simpels als een pompstation midden in de woestijn nu eenmaal is, niet werd doodgegooid met alien t-shirts, koffiemokken en andere extraterrestriële parafernalia. Dat de enige andere ‘winkel’ hier een schuur voor ‘adult entertainment’ is, spreekt vanzelf: we zijn nog altijd in Nevada.


De immense leegte van de woestijn blijkt hier en daar toch sporen van leven te vertonen, wonderlijk genoeg vooral in de vorm van uitgestorven stadjes. Ooit ontstaan toen er goud of zilver in de grond werd gevonden, even snel weer verlaten als het op was. Veel stadjes worden ‘bewoond’ door oude hippies met meditatie-idealen, mensen die niets met mensen hebben, of andere zonderlingen. De terugweg voert langs Death Valley, nu ook officieel de heetste plek op aarde, al merk je daar in december weinig van – 12 graden is aanzienlijk minder dodelijk dan de 55 die hier in de zomer gebruikelijk is. Het is een plek van een wonderlijke schoonheid: ruig, gevaarlijk en heel erg poor lonesome cowboy.

Hoe onze Santa Fe zich gedraagt? Voorbeeldig. Groot, comfortabel en niet in staat een radiozender ook maar vijf minuten vast te houden – maar daar hebben alle auto’s in de VS last van. Elk flardje lokale Country & Western verdwijnt net zo snel weer als het zijn weg door de ether gevonden lijkt te hebben. De besturing voelt wat wollig, maar dat maakt in dit ‘60 kilometer rechtdoor, flauwe bocht naar rechts, 70 kilometer rechtdoor’-landschap niet uit. De soepele vering en demping, het gemoedelijke zitmeubilair en het vermogen even vlotjes zo’n eindeloze Peterbilt-truck in te halen, waarderen we des te meer.

'Vanuit de totale droogte naar het op zeven na grootste meer ter wereld – voor een beetje contrast zit je in de VS altijd goed'

De volgende dag gaan we naar het westen. Wederom de woestijn in, maar wel een heel andere: de Mojave. Vergeleken met Death Valley oogt zo’n beetje álles groen, maar toch verbaast de hoeveelheid vegetatie; cactussen, Joshua-trees, helmgras in alle soorten en maten – het bruist hier van het leven. Op de een of andere manier is ook het verbod op bochten opgeheven. Niet dat je er heel veel tegenkomt, maar je krijgt eindelijk het gevoel dat het stuur ook een andere functie dan handensteuntje heeft. Je moet zelfs af en toe even wachten op overstekend verkeer. En als dat verkeer een goederentrein van een kilometertje of wat (niet overdreven) betreft, ben je met dat wachten nog wel even bezig ook. Na een tijdje duikt de iets bewoondere wereld weer op, in de vorm van een weg met een bekend nummer: 66.

Route 66 dus, beroemd geworden als ultiem roadmovie, -boek of -tripmateriaal, vooral door toedoen van mensen als schrijver Jack Kerouac en voornaamgenoot Nicholson in de film Easy Rider. De weg en alles eromheen is hopeloos in verval geraakt nadat parallel aan de weg een snelweg werd gebouwd en niemand meer hoefde te stoppen voor een drankje, hapje of overnachting.


Uit pure nostalgie doen wij dat maar wel, bij Bagdad Café – inderdaad, uit de gelijknamige film. Het is, geheel in overeenstemming met de omgeving, een gezellige puinhoop. Veel oudere mannen met paardenstaarten, Harleys en pick-up trucks die, in geval van apk, al decennia geleden zouden zijn uitgestorven. Leuke anekdote overigens: het oorspronkelijke stadje Bagdad, inclusief Café, lag vijftig mijl verderop, maar had de komst van de snelweg niet overleefd. De filmcrew vond dit café in Newberry Springs (dit stadje is trouwens de reden dat het stadje in de film Cars Radiator Springs heet) en besloot hier de film op te nemen. Waarop de eigenaar van het café, toen de film een succes bleek, zijn tent omdoopte naar Bagdad Café. Zo rolt Amerika.

Een Chili Burger en een handje Rennies later rijden we verder, de woestijn uit, de bergen in. Doel is Great Bear Lake, het totale tegenovergestelde vanwaar we komen. Vanuit de totale droogte naar het op zeven na grootste meer ter wereld, van (normaal gesproken) schroeiende hitte naar besneeuwde wintersporthellingen, van kale vlakte naar wildbegroeide berghellingen – voor een beetje contrast zit je in de VS altijd goed. Normaliter bruist de omgeving van het meer van de toeristische activiteiten, nu is het er een beetje een dooie boel; een bezoek aan de lokale Starbucks (Wifi! Eindelijk!) is het onbetwiste hoogtepunt.

De rit door de bergen, naar de kustlijn van Californië, is memorabel. De zon gaat langzaam onder, wat tot spectaculaire, oranje vergezichten over de mistige heuvels leidt. We rijden over zalig slingerende wegen waarop de grote Santa Fe zich verrassend goed thuis voelt. Het is natuurlijk geen sportwagen, maar de gretigheid waarmee hij bochten aanvalt is (alweer) een behoorlijk contrast met de lobbes-manier waarop ie zich in de woestijn gedroeg. Als iets zich al wreekt, is het z’n gewicht, dat goed voelbaar is als je downhill richting ravijn de snelheid er een beetje uit probeert te halen. Maar goed, we kennen er een paar die daar aanzienlijk meer moeite mee hebben. Positief verrast!

Dat het sportief getinte uitje ook zijn uitwerking heeft gehad op het benzineverbruik, merken we pas als we achteraan de apocalyptische files rond Los Angeles aansluiten. Tanken duldt geen uitstel, en dus pakken we de eerste de beste schemerige afslag, een keuze die verstandiger had kunnen uitpakken. Waarschijnlijk mijdt zelfs de meest hardcore homie de wijk waar we noodgedwongen, schichtig om ons heen kijkend, het vulpistool in de tankopening proberen te proppen. Het is, wonder boven wonder, het enige pistool dat we die avond zien.

Het laatste contrast is het einddoel, Santa Monica. Mondain, wuivende palmen, het Saint-Tropez van de westkust. Hier slijt men de dagen met wandelingen langs de boulevard, veel te dure sushi in kommetjes sojasaus dopen en zich afvragen waar die hele rest van de wereld zich nou zo druk om maakt. Want je kop in het zand steken, is op een plek als deze niet alleen letterlijk, maar vooral figuurlijk een fluitje van een cent. Waarmee de cirkel met beginpunt Las Vegas weer helemaal rond is.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)