door James May
Rond 1967 vloog een Amerikaanse spionagesatelliet over de regio rond Gorki in de toenmalige Sovjet-Unie. De zoektocht naar strategische informatie leverde deze keer een verontrustend plaatje op.
Op de foto was een enorm vrachtvliegtuig te zien, dat duidelijk nog moest worden afgemaakt. De romp was minstens twee keer zo groot als de vliegtuigen uit de Amerikaanse luchtvloot in die tijd, maar dan met een soort stompjes in plaats van de enorme vleugels die nodig zouden zijn om dit gevaarte in de lucht te houden.
Aangezien de Koude Oorlog zo’n beetje op zijn hoogtepunt was, kregen de Amerikanen het behoorlijk benauwd. Volgens wetenschappers kon dit geen vliegtuig zijn. Daarvoor was het simpelweg veel te groot. Het toestel zag er bovendien vreemd uit – met motoren die niet aan de vleugels of aan de achterkant waren bevestigd. In plaats daarvan bevonden de motoren zich hoog op kleine stabilisatievinnen, richting de neus van de romp.
Uiteindelijk bedacht iemand met zowel technisch als militair inzicht dat dit ding, dat inmiddels bekend stond als het Monster van de Kaspische Zee, nooit op normale wijze zou kunnen vliegen. Dat waren de Russen ook niet van plan. Dit toestel was helemaal niet bedoeld als vliegtuig, maar als ekranoplan. In onze termen: een vleugelboot.
De ekranoplan kun je omschrijven als een vliegtuig met conventionele vleugels, dat de snelheid die nodig is om op te stijgen, slechts benadert. Maar eigenlijk is het meer een vliegtuig dat voortdurend bezig is om te landen, waarbij het gebruik maakt van een merkwaardig aerodynamisch fenomeen dat bekend staat als het grondeffect. Dit is precies wat piloten van lichte vliegtuigen vlak voor de landing meemaken. Naar verluidt, maakten ook de gebroeders Wright bij hun eerste vlucht gebruik van het grondeffect, en niet van aerodynamische lift.
Overigens moet je dit grondeffect niet verwarren met dat van oude Formule 1-auto’s, die dankzij een gedeeltelijk vacuüm onder de auto aan het circuit werden vastgezogen. In de luchtvaartindustrie wordt het grondeffect gebruikt als een soort luchtkussen tussen de vleugels en de landingsbaan, waarbij de precieze hoogte afhankelijk is van de afmetingen van het vliegtuig. Dat verklaart de ongebruikelijke plek van de motoren van dit zeemonster: deze werden naar voren verplaatst om een luchtkussen te creëren naarmate de snelheid van het toestel toenam.
Een ekranoplan kan op elke redelijk vlakke ondergrond uit de voeten, maar komt het beste tot zijn recht op water of ijs. Met de juiste afstelling bereikt hij op z’n luchtkussen indrukwekkende snelheden. In tests stuiterde het Monster van de Kaspische Zee met z’n gewicht van 540 ton met snelheden van bijna 500 km/u over het water. De succesvolste Russische ekranoplan was de met turboprops volgehangen Orlyonok, die geschikt was om tanks of maximaal 350 soldaten te vervoeren. De meest sinistere was de Lun, een tachtig meter lange raketwerper die tot een hoogte van maximaal zes meter ‘vloog’ met een snelheid van ruim 560 km/u.
In militair opzicht hebben de vleugelboten het voordeel dat ze zichzelf snel en buiten het zicht van de vijandelijke radar kunnen voortbewegen. Vergeleken met een vrachtvliegtuig van dezelfde afmetingen kunnen ze bovendien een grotere lading meenemen. Daarbij zijn ze aanzienlijk zuiniger omdat de vleugels die nodig zijn voor het vliegen op grote hoogte, voor heel veel luchtweerstand zorgen. In het algemeen kun je stellen dat de efficiëntie van het toestel evenredig is aan de afmetingen ervan.
Er kleven nogal wat nadelen aan dit laag-bij-de-grondse vliegverkeer. Al stuiterend over het water is de besturing bijvoorbeeld nogal lastig. Echt wendbaar zijn ze ook niet, terwijl de remafstand op zijn zachtst gezegd enorm is. Sinds het einde van de Koude Oorlog is afgelopen, is de ontwikkeling van de ekranoplan grofweg twee kanten opgegaan. Er is een soort kleine zakenjet, met twee propellermotoren en acht tot tien zitplaatsen. De Aquaglide is zo’n toestel waarmee in het Russische Gorki – dat inmiddels Nizhny Novgorod heet – al succesvolle tests zijn gedaan.
De Aquaglide levert vooral op meren indrukwekkende prestaties, helemaal als het water bevroren is. Piloten moeten echter wel een vijfde zintuig hebben voor bomen, waterskiërs, rendieren, windsurfers en ander volk wat je op een al dan niet bevroren piste kunt tegenkomen.
Een meer overtuigend concept voor de ekranoplan is een snel en vooral groot vrachttoestel. Boeing heeft tekeningen van de Pelican, een concept met vier turboprops en een spanwijdte van 152 meter. Voor de goede orde: dat is twee keer zo groot als een Boeing 747. Volgens Boeing zou dit toestel een vracht tot 1.100 ton kunnen vervoeren en een actieradius van ruim 17.000 kilometer hebben, bij een maximale vlieghoogte van vijftien meter. De Pelican zou ook over moerasland kunnen vliegen, al heeft dat wel consequenties voor de actieradius.
Laten we dit eens vergelijken met het grootste vliegtuig dat er op dit moment rondvliegt, de Antonov 225. Een fruitvlieg vergeleken met de Boeing, met een spanwijdte die nog niet de helft is, en een vijf keer zo klein laadvermogen.
Specificaties: Monster van de Kaspische Zee
Doel: vervoer van troepen en lading
Eerste vlucht: 1987
Laatste vlucht: eind jaren negentig (officieel)
Aantal gebouwd: 1
Motor: acht Kuznetsov NK-87-straalmotoren
Bewapening: zes raketwerpers en vier schietkoepels
Totale stuwkracht: 228.800 pond
Topsnelheid: 890 km/u
Max. vlieghoogte: 7 meter
Max. gewicht: 380.000 kilo
Actieradius: 2.000 km
Afmetingen: lengte 73,8 m;
spanwijdte: 44 m; hoogte 19,2 m
Reacties