Vergeet het gazon. Dit is waar grasmaaiers echt voor gemaakt zijn.

Als Andy Green straks harder rijdt dan 1.600 km/u in zijn supersonische Bloodhound-auto weten we eigenlijk niet wat er zal gebeuren. Misschien creëert hij een soort zwart gat waarin al het leven op onze planeet zal worden weggezogen. Misschien gaat hij door de grens van tijd en plaats en reist hij naar het verleden. Of misschien rijdt hij gewoon door in de richting van de horizon en wordt hij de eerste mens die de grens van 1.600 km/u (1.000 mph) op vier wielen doorbreekt.

Als dappere schepsels die het onbekende tegemoet treden, hebben meneer Green en ik een en ander gemeenschappelijk. Want vandaag zal ook ik een onbekende en onzichtbare grens slechten om een snelheidsrecord op land te vestigen. Ik heb geen computermodellen die voorspellen hoe dit zou kunnen aflopen. Geen mens heeft ooit gedaan wat ik vandaag zal gaan doen.

Bovendien is de machine waarop ik zit goeddeels niet getest, zoals een prototype gevechtsvliegtuig dat z’n eerste proefvlucht gaat maken. Ook is het een grasmaaier. Misschien herinner je ‘m nog uit een eerder TopGear-verhaal, toen we ermee op een circuit in Frankrijk reden. Toen bleek al dat dit apparaat niet van het type is dat tevreden is het met scheren van cricket-pitches of het zetten van strepen op voetbalvelden. Met een VTR 1000-motor van een Honda-motorfiets met 115 pk, heeft ie een gewichts-vermogensratio van 821 pk per ton, en in theorie een topsnelheid van 210 km/u.

Dat wierp een vraag op. Zou ie echt zo hard kunnen? En, als we het zouden proberen, zouden de mensen van het Guinness World Records-boek dan langskomen? Het antwoord op de tweede vraag luidt ‘ja’. Al snel werd duidelijk dat de vorige snelste grasmaaier ter wereld maar 150 km/u reed. Daar zou onze Mean Mower korte metten mee maken, leek ons.

Dat is waarom ik hier onder de onbarmhartige zon sta op het Idiada-testcentrum in Noordoost-Spanje, met een ploeg techneuten en een man die eruitziet als een tennisscheidsrechter. Hij gaat de regels naleven.

Sinds we ‘m afgelopen zomer reden (of liever gezegd: bereden), heeft de Mean Mower – ook wel bekend als de Horrormaaier – een paar veranderingen ondergaan om deze nieuwe missie tot een goed einde te brengen. In de eerste plaats heeft ie dikke nieuwe banden om de krachten bij de snelheden die we willen halen te kunnen weerstaan. De carburateur is getuned en, jammer maar helaas, hij heeft nu een geluidsdemper zodat de omwonenden niet gestoord worden tijdens hun zaterdagse siësta.

Hij heeft nog wel een sequentiële zesbak. Hij heeft ook nog steeds een trimpaneel van onderen, want het is en blijft toch een grasmaaier. En om ’s werelds snelste grasmaaier te kunnen worden, is het een voorwaarde dat ie ook echt gras kan maaien. Maar dat gaan we later doen – al was het maar om te vermijden dat we tijdens de recordpoging ergens boven de 150 km/u ineens een zak grassprieten zien exploderen.

Hij heeft ook nog dezelfde zitting, die me verplicht te zitten in een houding die normaliter is voorbehouden aan vrouwen die bevallen. Dat wordt er niet makkelijker op gemaakt door het strakke leren pak dat ik dien te dragen, de stugge laarzen, rugbescherming en een nek-brace. Ik word op mijn plaats geperst door twee grote gasten die tegen mijn dijen duwen. Het leer piept door de wrijving, en het koude zweet loopt in straaltjes over mijn rug. In mijn helm komt mijn oortje tot leven en statische ruis van een radio blaast door mijn schedel. ‘Krstj. Hij komt naar buiten. Krtsj. Stand-by.’ Ik vraag me af of dit de laatste keer is dat ik een menselijke stem hoor.


Met mijn linkerlaars trap ik op de koppeling, duw op de knop op het stuur voor de eerste versnelling en trap het gaspedaal in met mijn rechterlaars. De maaier is ongeduldig en vliegt naar voren. Ik buig voorover en stuur naar de startstreep – aan het uiteinde van een anderhalve kilometer lange baan. Ik houd het midden van de baan maar aan, zodat ik aan beide kanten manoeuvreerruimte heb als er iets knapt.

Rechtervoet hard naar beneden. Een duik naar voren. Er is nog geen seconde tijd om te denken of de motor zit al op z’n maximum van 9.200 toeren per minuut. Koppeling in, duim op de knop voor de tweede versnelling. Rechtervoet weer hard naar beneden. Een opgewonden standje, dit ding. Niet veel tijd om te denken aan wat-als-situaties. Derde versnelling. Vierde. Vijfde? Ik verlies de tel. Maar ik zie de eerste tijdmeter. Nu moet ik ‘m recht en rustig houden tot ik de tweede tijdmeting passeer, slechts 100 meter verderop.

Hou ‘m recht en hou ‘m stabiel. Maak jezelf klein. Dwing je voet zo ver mogelijk naar beneden op het gaspedaal en vervloek die stugge laarzen. Je ziet dat de flitser afgaat bij de tweede tijdmeting en je kunt rustig uitdrijven. Er is geen snelheidsmeter, dus ik heb geen idee welke snelheid ik heb gehaald.

Het voelde snel. Snel als op de snelweg, zo snel. Maar er is geen tijd om te pauzeren en te denken, want het is tijd voor de tweede manche – de wereldrecordmensen zullen me geen glimmend certificaat geven als ik geen gemiddelde snelheid heb neergezet, in twee runs tussen een afgebakende afstand. Dat zijn de regels.

Dus, terwijl de wind aanwakkert, sta ik bij de startstreep aan de andere kant van de baan, en ga terug naar waar ik vandaan kom. Rechterlaars naar beneden. Mezelf klein maken. Wegwezen. Dit keer stuur ik wat meer, om niet recht tegen de wind in te rijden maar de wind juist een beetje in de rug te krijgen. Ik voel hoe de wind aan mijn helm rukt, die weliswaar heel strak zit, maar ik voel mijn kinbandje trekken. Ik neem een Donkey Kong-pose aan om maximaal gebruik te maken van de luchtstromen. Door de eerste tijdmeting. Door de tweede. Van het gas af, laat de motor kalmeren. Ik sta aan het uiteinde van het rechte stuk, helemaal alleen, terwijl de lauwe wind mijn gezicht verkoelt.

Het gaat een paar minuten duren voordat de resultaten er zijn. Dus ik heb weinig anders te doen dan wat te zonnebaden terwijl de maaier als een bozige leeuwenwelp staat te brommen. Ik kijk om me heen. Er zijn geen zwarte gaten. En voor zover ik het kan vertellen, lijkt het nog steeds 2014 te zijn. De banden zien er onbeschadigd uit, en ik ook.

Dan komt de radio weer tot leven. ‘Krtsj. We zien een gemiddelde van 187,57 km/u. Je hebt het record gebroken.’ Klus geklaard. Maar de scheidsrechter is niet tevreden tot ik bewijs dat dit, nog steeds, een grasmaaier is. Dus rijd ik van het asfalt af, laat de trimmer zakken, en maai wat gras van het veld dat naast de baan ligt. De maaier hobbelt over de grond, en ik hobbel bovenop mee. Het was veel comfortabeler om 187 km/u te rijden. Maar vers gemaaid gras rook nog nooit zo lekker.

 

Reacties

Meer van TopGear