Het WK voetbal in Zuid-Afrika begon op 11 juni, maar TopGear vertrok al eerder, om de weg te verkennen, het pad te effenen en de kansen van Oranje te schatten.
 
De wegen zijn lang, de wegen zijn recht, en de wegen voeren ons langs de drie speelsteden waar Oranje in de eerste ronde tijdens het WK voetbal in Zuid-Afrika zou spelen: Johannesburg, Durban en Kaapstad.
 
We gaan de weg op met een Kia Sorento, een auto die gemaakt lijkt te zijn voor de wegen van Zuid-Afrika (en die gemaakt is door de hoofdsponsor van het WK, dat ook). Hoog, stevig op zijn wielen, vlot, robuust – dit zou best eens de auto kunnen zijn die je wilt rijden als je een rit gaat maken zoals wij, een rit van ruim 4.000 kilometer over de belangrijkste wegen van dat grote, verre en door velen zo gevreesde land.
 
Maar eerst: wat betekent autorijden in Zuid-Afrika?
 
1. Dat betekent links rijden;
 
2. Dat betekent geen voorrangskruisingen;
 
3. Dat betekent dat we te maken krijgen met bakkies, zoals pick-upjes in Zuid-Afrika worden genoemd, waarvan de laadruimte steevast vol zit met werklui;
 
4. Dat betekent dat we te maken krijgen met taxi’s, zoals passagiersbusjes worden genoemd, die steevast remmen, optrekken en inhalen als dat niet kan;
 
5. Dat betekent aangehouden worden door de politie en je er vervolgens uit bluffen (‘Mijn Nederlandse rijbewijs is echt wel geldig in Zuid-Afrika’) omdat je te lui bent geweest een internationaal rijbewijs te kopen;
 
6. Dat betekent dat een navigatiesysteem van pas komt, want de naamsveranderingen van straten en namen is in Zuid-Afrika epidemisch. Sinds het ANC het land regeert, worden de namen van Boeren en Britse leiders uitgewist en vervangen door namen van zwarte leiders.
 
Dat is de verkeersituatie, maar er liggen andere gevaren op de loer: in kranten en op televisie wordt geschreven en gepraat over Zuid-Afrika als een levensgevaarlijk land. Roofovervallen, verkrachtingen en moorden zijn er de orde van de dag, en dus is het fijn als je weet dat je wordt opgehaald van het vliegveld.
 
Aankomen op O.R. Tambo International Airport, zoals het vliegveld heet, is zoiets als landen op de Maan, maar dan anders. Je weet waar je bent, je hebt instructies, maar tegelijkertijd voel je je aan je lot overgelaten, alleen, ver van huis en hulpeloos.
 
We slapen in The Westcliff in Johannesburg, waarschijnlijk het beste hotel van de stad – en een chauffeur van het hotel staat, met een pet op zijn hoofd, op ons te wachten op het vliegveld (zie onderaan dit artikel voor andere adressen die in deze zelfde, even handige als noodzakelijke service voorzien). The Westcliff biedt een breed panorama over de stad, van het grootste door mensen aangelegde park ter wereld tot de telecomtoren die uitsteekt boven de gevaarlijkste buurt van Joburg, Hillbrow, in het oude centrum. De stad Joburg is letterlijk zo uitgestrekt als de provincie Utrecht, en dan tellen we de voorsteden, waaronder het drie miljoen inwoners tellende Soweto, nog niet mee.
 
De volgende ochtend staat onze Kia klaar op de parkeerplaats, de sleutel ligt bij de conciërge. De Sorento (kenteken YCX 278 GP, voor de preciezen onder de lezers), is glimmend grijs, heeft zeven zitplaatsen, heet XTR en bezit een dieselmotor van 2,2 liter die een wat magere 147 pk levert, maar wel een koppel heeft van 436 Nm – bij maar 1.800 toeren. In Zuid-Afrika staat ie voor dik 400.000 rand op de prijslijst (een kleine 40.000 euro), in Nederland en België kost een vergelijkbaar model zo’n 5.000 tot 10.000 euro meer.
 
Het WK voetbal is op 11 juni begonnen en eindigt precies een maand later. In die maand is het in Zuid-Afrika winter. Een Zuid-Afrikaanse winter is enigszins anders dan een Nederlandse winter (je winterbanden kun je thuislaten), maar nu wij er zijn, is het zomer. Al regent het pijpenstelen.

‘We rijden de Sorento naar Durban. Dat is een kilometer of 570, maar dat beschouwen Zuid-Afrikanen als een middagje rijden’

 
We draaien de Sorento in de richting van de oude, verlaten binnenstad van Joburg, die een jaar of vijftien geleden uitstierf toen criminelen er regeerden. Nog altijd is het geen goed idee om je er na zonsondergang, alleen, als westerling te begeven, maar onze gids-van-vandaag bezweert dat het overdag prima te doen is. Dat blijkt. We parkeren de Sorento ’s ochtends op straat, we wandelen uren rond, en ver na de lunch blijken zowel wij als de Sorento nog altijd in optimale conditie.
 
Vanuit de vijftig verdiepingen hoge Carlton Tower – bijgenaamd Top of Africa – zien we Ellis Park Stadium liggen (dat in werkelijkheid inmiddels het Coca-Cola Park heet maar dat mag de Fifa niet weten). Het Carlton was ooit een no-go-gebouw waar rovers en dieven het voor het zeggen hadden, maar we drinken er een glaasje Windhoek-pils en niemand valt ons lastig.
 
Met excuus voor deze dommige overgang: wél lastig is de hoogte waarop Joburg ligt. Niet zozeer voor de Oranje-spelers, die redden zich. Maar wel voor jou. De stad ligt bijna 1.800 meter hoog en dat zorgt voor een beetje kortademigheid, een onbestemd gevoel en gekke duizelingen.
 
Zonder dralen rijden we de Sorento de volgende dag naar Durban. Dat is een kilometer of 570, maar dat beschouwen Zuid-Afrikanen, en in Zuid-Afrika doen wij als de Zuid-Afrikanen, als een middagje rijden. We doen er iets langer over (een volle dag), want we stoppen onderweg een paar keer om bij neringdoenden langs de weg de lokale lekkernijen als biltong (gedroogd rundvlees of wild) en droëwors (gedroogde worst) te kopen en op te eten.
 
Niet schrikken als je iemand treft die met zijn ouwe Datsun-bakkie half op de vluchtstrook rijdt. Dat is vriendelijkheid, dat is het teken dat hij of zij erop rekent ingehaald te worden door vlotte types als de Sorento. Het Zuid-Afrikaanse bedankje bestaat eruit dat je je alarmlichten twee keer laat knipperen als je ‘m eenmaal hebt ingehaald.
 
Guesthouse Goble Palms staat op de hoek van Windermere Road en Goble Road, alleen hebben die beide straten, net als vrijwel alle andere straten in Durban, nieuwe namen gekregen: de Windermere- en Goble-kruising heette nu de kruising van Lilian Ngoyi Road en Smiso Nkwanyana Road. De bordjes met de oude namen op een witte achtergrond zijn met rood doorgestreept, eronder hangen de nieuwe bordjes: zwarte letters op een gele achtergrond. Een jong land, en in beweging bovendien. Zuid-Afrika is nog niet af – althans niet op de Europese wijze.
 
Durban is vanzelfsprekend de stad waar Oranje haar tweede wedstrijd speelde, tegen Japan op zaterdag 19 juni. Maar de stad is er wat wedstrijden betreft iets bekaaid afgekomen. Waar de andere grote steden negen of tien wedstrijden kregen toebedeeld, worden in het Durbanse Moses Mabhida-stadion maar zes wedstrijden gespeeld. Aan het stadion kan het niet liggen, dat ligt pal aan de Indische oceaan en het ziet er, met ruimte voor 70.000 mensen en een elliptische boog die honderd meter boven het veld hangt, spectaculair en erg fraai uit.
 
De wedstrijd tegen Japan moet een broeierig potje geweest zijn. ’s Zomers lijdt Durban onder een smeltende, vochtige hitte. We vinden het er met 35 graden en een luchtvochtigheid van nagenoeg 100 procent nogal klam, maar later, tijdens dat winterse WK, zou het er lekker zijn: 20 tot 25 graden en een zwoel oceaanbriesje.
 
In Durban voetbalt men graag en redelijk goed. De eredivisieclubs Amazulu, Golden Arrows en Thanda Royal Zulu spelen er. Volgens een Indische taxichauffeur genaamd Morgan is golf echter een veel betere sport. ‘Voetbal, dat is saai, dat moet u toch weten als u uit Nederland komt?’ Al die ophef om dat voetbal, nou nou, vindt Morgan. Golf is een veel betere sport. Golft hij zelf? Jazeker, al heeft hij maar één golfstok. ‘Ik spaar voor een tweede, ik denk dat ik dan beter ga spelen.’
 
Durban is de stad van Indiërs en Zoeloes. Er zijn markten waar apenhersens, bavianenvoeten en slangentestosteron worden verkocht naast verlengsnoeren, slippers, stekkerdozen, siervelgen, dvd’s, vruchten, besteksets, kruiden (waaronder het hoog opgetaste Killing Powder: Mother-in-Law Exterminator), petjes, sokken, band en garen, springbokhuiden, en heel veel hangsloten. Zo veel hangsloten dat we in de verleiding kwamen: een goed hangslot, komt dat niet altijd van pas?
 
Durban is veel exotischer, veel minder Europees dan Joburg of Kaapstad. Durban is veel verder van ons huis verwijderd. Omdat de stad netjes is neergelegd op een Engels stratenplan kun je je op het eerste gezicht vergissen, maar hier is een Aziatisch-Afrikaanse dynamiek aan het werk.
 
We eten in de voor Zuid-Afrikaanse begrippen berengezellige Florida Road. Aan die straat zitten allerhande eet- en drinkgelegenheden; wij kozen Society, een restaurant zo hip dat we verwachtten dat Nelson Rolihlahla Mandela elk moment kon binnenstappen.
 
De tweede dag in Durban rijden we nog eens naar de Golden Mile – die ruim vier kilometer lang is, en waar het voetbalstadion staat. Die mijl ligt aan de oceaan, aan de strandkant is een toeristische snuisterijenmarkt gaande met honderd kraampjes, honderden meters lang. De Golden Mile wordt door politie beveiligd alsof de goudvoorraad van heel Zuid-Afrika er ligt; agenten patrouilleren in auto’s, per fiets en te voet, ze staan aan de straat en zitten in politiecontainers. Durban, zo wordt ons duidelijk, wil het niet laten gebeuren dat toeristen aan zee worden overvallen.

‘1.444 kilometer dwars door het land. Heb je wel eens een gelukkige auto gezien? De Sorento is het’

 
Op een terras eten we de plaatselijke specialiteit: een uitgehold, half casinobrood gevuld met rundercurry, een bunny chow. Het is laf en klef. Onze gids zegt later: ‘Die was niet representatief. Ik heb een keer een heel lekkere bunny chow gegeten.’
 
‘En die was wel representatief?’
 
‘Nee, maar dat bewijst wel dat de jouwe het niet was.’
 
Bij de kroeg op de hoek van ons guesthouse is de deur op slot. Waarom zitten er dan allemaal mensen binnen? We kloppen aan, een klant doet open. Is dat deurbeleid of misdaadpreventie?
 
Aan de kopse kant van de bar zit een oudere, gelooide man. Kort en krachtig, ondanks zijn leeftijd, het voorkomen van een buitenmens. Hij is gedurende zijn werkzame leven paramilitair geweest, als scherpschutter was hij ingezet bij rellen in de townships, vertelt hij vol trots. Hij is pessimistisch over het huidige Zuid-Afrika. ‘We gaan eraan, tot 1990 was alles duidelijk en overzichtelijk. We hadden het goed. Zuid-Afrika was een mooi land, wat het buitenland ook van ons vond. Er was geen criminaliteit. Moet je nu zien hoe we afglijden. We waren een stukje Europa in Afrika, en nu zijn we een stukje Afrika in Afrika.’
 
Na nog een glas bier geniet hij op luide toon na van zijn eertijdse kundigheid, de scherpschutterij. Dat waren nog eens tijden geweest! Hij vertelt hoe prachtig het was om ‘die kaffer’ met slechts één kogel om te kunnen leggen. ‘Recht door het hoofd,’ zei hij, ‘pijnloos.’ Tja.
 
Het is 1.773 kilometer naar Kaapstad, simpelweg over de N2, rechtdoor tot je er bent. Best ver. De Kia laat geen steek vallen, maakt zijn hele koppel waar bij inhaalacties (zodat je geen last hebt van pk-gebrek), en geeft ons het overzicht op de weg dat met name na een paar honderd kilometer best comfortabel is. De zogeheten Tuinroute (al zien we nergens een tuin), doen we in een vloek en een zucht, en her en der een wegopbreking.
 
Kaapstad is Kaapstad, de stad aan de voet van de Tafelberg is in schoonheid onvergelijkbaar met welke andere wereldstad ook. Kaapstad ligt kalmpjes naast die prachtige berg; op een onverstoorbare manier – een beetje zoals New York City altijd New York City is, of zoals zelfs Amsterdam altijd Amsterdam blijft: zelfverzekerd.
 
Als je ze nog niet in Joburg of Durban bent tegengekomen – hetgeen onwaarschijnlijk is – dan tref je ze hier: mensen die dienen als parkeerautomaten. Je geeft ze een paar rand (vijf, bijvoorbeeld, een kleine 50 eurocent) en ze zorgen voor twee dingen: dat je auto er nog staat als je ‘m komt halen, en dat de politie je geen parkeerbon geeft.
 
Maar ’s nachts staat de Sorento eenzaam en alleen op de parkeerplaats van ons hotel. Een onverlaat rijdt tegen de bumper (nemen we aan), en dat levert een lelijke deuk in het harde plastic op. Het is weliswaar de enige vorm van narigheid die we gedurende deze drie Kia-weken beleven, leuk is het niet.
 
De Sorento trekt zich er niks van aan, hij blijft lekker rijden, ook als we ’s ochtends vroeg naar het Groenpunt-stadion rijden (tevens Green Point Stadium en Cape Town Stadium geheten). Dat ligt magnifiek, aan de Atlantische Oceaan, met zicht op de Tafelberg, de stad en op Robbeneiland, waar Mandela zoveel tijd doorbracht. Het stadion op zich is voor een voetbalstadion van een wonderlijke schoonheid – het past de zogeheten Moederstad als een handschoen. Nederland speelde er op donderdag 24 juni ’s avonds haar laatste groepswedstrijd tegen Kameroen.
 
Hoe mooi, levendig, ontspannen en prettig Kaapstad ook is: de Kia moet terug naar zijn baas in Jozi, zoals Joburg liefkozend wordt genoemd. We nemen de N1: 1.444 kilometer dwars door het land, door de halfwoestijn Karoo. Heb je wel eens een gelukkige auto gezien? De Sorento is het, zijn deuk kan ‘m niks schelen. En voor we ‘m terugbrengen, hebben we nog een missie van gewicht te volbrengen.
 
Velen zullen verrast zijn te vernemen dat het belangrijkste stadion van het komende WK, Soccer City, in de miljoenen inwoners tellende township Soweto ligt. Dus niet in de stad. Of er zelfs maar vlakbij. Er staan geen krotten omheen (nu nog wel, maar slechts een tiental), dat niet, en er moeten straks moderne bussen heenrijden (Braziliaanse bussen, over de Soweto Highway, we zagen ze nog niet).
 
In Soccer City, dat we na twee afmattende dagen bereiken, zou Oranje haar eerste wedstrijd spelen, op maandagmiddag 14 juni tegen Denemarken. Het is een stadion waarvan we even stil vallen (ook onze trouwe Kia valt een beetje in het niet). Voetbalstadions zijn doorgaans lelijke blokken beton, maar deze uitvergrote kalebas – de kom waaruit traditioneel Afrikaans bier wordt gedronken – is prachtig, bijna natuurlijk, zoiets als een deel van het landschap. Ook niet onaardig is dat de kalebas een beetje oranje licht lijkt te geven – een goed voorteken.
 
Dan hebben we de binnenkant van het Soccer City-stadion nog niet gezien. Het is een giller. De stoeltjes zijn knaloranje. We zeggen wat iedere Nederlander zou zeggen bij deze aanblik: ‘Als Oranje het hier niet wint, dan nergens.’ Kortom, die eerste wedstrijd was al gewonnen. En de laatste ook: de finale. Op 11 juli aanstaande, half negen. TopGear ziet het helemaal zitten. Oranje wint in oranje.
 
Van TopGear-redacteur Dylan van Eijkeren, de schrijver van dit artikel, verscheen recent Ik zag een aap. Reisbrieven uit het nieuwste Zuid-Afrika (uitgeverij De Geus).
Wil je een van de vijf exemplaren die wij ter beschikking stellen? Mail je naam en adres naar
redactie@topgearmagazine.nl onder vermelding van ‘Zuid-Afrika’ en de eerste vijf inzenders ontvangen het boek.
 

 

Waar slaap ik?
 
 
Johannesburg
Klein en chique: 93 on Jan Smuts, Jan Smutslaan 93, Saxonwold, Johannesburg / +27-11-646.5016 / www.93onjansmuts.co.za
 
Luxe en individueel: The Westcliff, Jan Smuts-laan 67, Westcliff, Johannesburg / +27-11-481.6000 / www.westcliff.co.za
 
Groot en middenin Sandton: Intercontinental Sandton Sun, Vijfde straat, Sandton, Johannesburg / +27-11-780.5000 / www.southernsun.com
 
Bed and breakfast-achtig, mini-luxehotel: Clico Guest House, 27 Sturdee Avenue, Rosebank, Johannesburg / +27-11-252.3300 / www.clicoguesthouse.com
 
Gezellig onder Nederlanders: Villa Schreiner, 2 Saffier Street, Jukskei Park, Johannesburg / + 27-11-462.2885 / www.villaschreiner.com
 
Durban
Goble Palms Guest House, 120 Goble Road, Morningside, Durban / +27-31-312.2598 / www.goblepalms.co.za
 
Kaapstad
Historisch, geweldig uitzicht, prachtig: Mount Nelson Hotel, Oranjestraat 76, Kaapstad / +27-21-483.1000 / www.mountnelson.co.za
 
Van appartement via caravan tot hotel, centraal:
 
Goedkoper, simpel, rugzakachtig: Hotel The Fritz, 1 Faure Street, Gardens, Kaapstad / +27-21-480.9000 / www.fritzhotel.co.za
 
Algemene, betrouwbare slaapinfo

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)

Meer van TopGear