Als onecht kind van een Land Rover Defender en de duivel zelf, heeft deze QT Wildcat alles om voor een onbehouwen terreinauto door te gaan. En de garantie: een spoor van bloed.
 
Vandaag de dag is de kans dat je bij het stoplicht, of waar dan ook, naast een identieke auto als de QT Wildcat komt te staan, uiterst gering. Zeg maar minimaal. Ongeveer nul, om precies te zijn.
 
En dat is niet alleen omdat de onderhavige auto geparkeerd staat op een enge klif – alhoewel dat er, eerlijk gezegd, wel iets mee te maken zou kunnen hebben. Waar het om gaat, is dat vandaag de dag het straatbeeld wordt bepaald door auto’s met achttraps dsg-bakken en computergestuurde handigheidjes, een beeld waarin geen plaats is voor het geluid van een V8. Een beeld ook waarin de fysieke eisen en de synchroon vereiste bewegingen die echte auto’s aan een mens stellen uit een ver en duister verleden lijken te stammen.
 
We bevinden ons in het Zuid-Engelse Cornwall en zitten in de enige volledig op de openbare weg toegeruste QT Wildcat ter wereld. De auto is pikzwart, en stelt het zonder de stickers en logo’s van sponsors die je meestal wel ziet op dit soort woestijnmonsters. Om een auto die eruitziet zoals de duivel op een slechte dag door verkeer te loodsen waarin de Rover 25 met bejaarde bestuurders domineert, geeft een extreem gek gevoel. Een beetje alsof je een F-16 op de parkeerplaats van de buurtsuper neerzet.
 
Maar die ervaring neemt niet weg dat je gaandeweg verandert in een grijnzend doodshoofd achter het stuur, een grimas die de meest exotische supercars doorgaans niet op je gezicht weten te toveren. Dat komt omdat de Wildcat zich ophoudt in een verscholen hoek van autoland, daar waar geweld een gebruikelijke term is en waar rauw niet ‘brommerig’ betekent, maar gewoon nog ‘gutsend van het bloed’. Hoezo dat?
 
Omdat dit ding, deze ruwe, rauwe, asociale, pezige portie gekte, dit miniatuur slagschip uit Cornwall heel erg goed is in het afstoffen van al je nuffige, hautaine spinnenwebben. Dat blasé hoofd van je zal worden schoongeblazen alsof er een Dyson Airblade-handendroger in elk van je neusgaten wordt geramd. Zo vergaat het ons, in elk geval.
 
De QT Wildcat 300 STR op de openbare weg rondrijden, is zo’n moddervette overdrijving dat je je niet schaamt, maar dat je er meteen plezier in krijgt. De mensen staren naar je, waarna ze de controle verliezen over hun onderkaak en met open mond verder staren. Sommige mensen – de zwakkeren, waarschijnlijk wandelaars – beginnen angstig te schreeuwen en slaan op de vlucht.
 
De QT Wildcat brult in de bochten, terwijl ie er natuurlijk blijft uitzien alsof ie net is ontsnapt aan een instituut dat waarschuwingsborden voor gevaarlijke stoffen met containers tegelijk inkoopt. Hij helt en hangt in de bochten, maar op een even geheimzinnige als verontrustende wijze heb je daar geen last van wanneer je je in de bestuurderstoel bevindt.
 
Als je ‘m rijdt, voel je het reliëf van de banden onder je rollen als je rustig door een bocht gaat, knerpend alsof je over grind rijdt, waarna je de banden echt voelt gaan r-r-r-rollen en de auto een vreemd soort stabiliteit krijgt waarvan je denkt zoiets nog nooit eerder te hebben ervaren. Het is niet precies een moderne kilometervreter. Maar dat maakt allemaal niks uit.
 
Deze auto laat zich nergens toe dwingen – dit is geen auto die je bij z’n nekvel pakt, althans niet op de openbare weg – maar je duwt ‘m zo’n beetje met z’n neus de kant op die je op wilt, waarna ie het verder zo’n beetje zelf uitzoekt. Maar duw je ‘m te veel, dan merk je dat ie een gelimiteerd slipdifferentieel ontbeert, en dan vloeit alle kracht weg, ondanks de permanente vierwielaandrijving.

‘Het chassis lijkt in staat om een middelgrote nucleaire aanval te doorstaan’

 
Op dat moment slaak jij al kinderlijke kreten als ‘oeps’ en ‘hellepie’, je giechelt wat en vraagt je af waarom niet elke auto je zo weet op te winden. Het ‘hoort’ allemaal niet zo bij moderne auto’s – let wel: hij is uiteindelijk ook niet gebouwd om te functioneren zoals elke andere personenauto – maar hemeltjelief, wat is ie leuk.
 
De mogelijkheid bestaat dat je de QT Wildcat denkt te herkennen. Dat kan kloppen. Ruim achttien maanden geleden kocht de tamelijk bekende terreinrace-onderdelenleverancier QT Services de rechten op het merk Wildcat van het eveneens welbekende bedrijf Bowler Off-Road, waarna QT is begonnen op systematische wijze verbeteringen aan te brengen aan de basale terreinracewagen.
 
Incluis, hier voor het eerst te zien, de introductie van een variant voor de openbare weg, deze QT 300 STR – een nauwelijks getemde versie van de auto die Richard Hammond ooit tot krankzinnige emoties dreef, waarna hij ten overstaan van een televisiecamera begon te gillen: ‘Ik ben een rijdende God!’ Dat leek destijds nogal debiel en eigenaardig, maar vandaag beginnen we langzamerhand toch wel te begrijpen wat Hammond toen bezielde.
 
Opvallend genoeg is de QT Wildcat nogal klein. Hij is prachtig op het onderstel gezet, en eerlijk technisch vakwerk is te zien als je in de diverse luchtin- en uitlaten loert.
 
Het chassis zelf lijkt in staat om een middelgrote nucleaire aanval te doorstaan. De zwarte 300 STR die vandaag voor ons staat, lijkt overigens wel een beetje op een nucleaire lanceerinstallatie. Of zoiets. Dreigend.
 
Als je bedenkt dat dit de terreinvariant is van de Porsche 911 GT3 RS, dan weet je dat de ontwerpers eerst naar functionaliteit hebben gekeken alvorens te bedenken dat zo’n machine door een mens moet worden bediend, en dat de persoon in kwestie dus in die auto moet zitten, en er dus in moet kunnen stappen. Dat is ternauwernood gelukt. Hoewel dit de Wildcat is die voor de openbare weg bedoeld is, en in theorie dus de meest geciviliseerde uitvoering moet zijn, is de instap in principe niet anders dan die van de Wildcats die de Dakar-rally rijden. Dat betekent dat je jezelf door een badkamerachtig raampje moet wurmen, dat zich bovendien een meter boven de grond bevindt. Er moet, zoals altijd, een truc zijn om dat zonder kleerscheuren te volbrengen.
 
Maar wij konden die truc niet zo snel vinden, zodat de TopGear-verslaggevers die in en uit de Wildcat stapten (lees ook: vielen, stommelden, plopten) eruitzagen als veel te dikke slangenmensen. Binnenin is het meer van datzelfde: de 300 STR mag dan de auto zijn die van de Wildcats de meest beschaafde is, maar een iPod-aansluiting, speakers, wat opbergvakken, airconditioning en een op koolstofvezel lijkend spulletje op het dashboard willen nog niet zeggen dat je nou meteen in een in Maybach-achtig comfort kunt gaan liggen loungen.
 
Echter! Als je ‘m start, begin je pas echt te begrijpen wat de opgewonden Richard Hammond destijds bedoelde. De auto die we vandaag rijden is naar de specifieke wensen van een Oegandese klant gebouwd die – lach niet, dit is de waarheid – ‘m wil gebruiken als golfkarretje. Serieus.
 
De Oegandees heeft alle huis-, tuin- en keuken-supercars al in zijn bezit gehad en nu wil hij voor het clubhuis van de golfvereniging een auto parkeren die echt niemand anders heeft. Zodoende heeft hij een golftaskofferbak laten installeren onder de achterklep, liet hij het interieur uitrusten zoals we hierboven beschreven en liet hij de makkelijk te repareren Rover 4,0-liter V8 onder de kap leggen – waar je de Wildcat ook kunt laten leveren met de Jaguar 4,0 of 4,4-motoren, met 300 of 400 pk en een sequentiële versnellingsbak. In elk van die gevallen zul je sneller zijn dan de meeste golfkarretjes, die op elektriciteit maximaal 9 km/u halen.

‘Door de bescheiden buitenafmetingen is het een makkie ‘m langs obstakels te manoeuvreren (inclusief stadsverkeer)’

 
Deze motor mag dan slechts 280 pk weten op te hoesten, maar daar staat tegenover dat de Wildcat kan worden voortbewogen met een zodanig lage gearing dat je de auto door vette klei kunt rijden, en hij kan nog best aardig meekomen wat betreft de snelheid. Hij maakt een leuk grommend geluid en de bereidwilligheid van de ophanging om bij elke manoeuvre van de bestuurder leuk mee te doen, is een heerlijkheid. Het is geen auto van nuances. Dit is woest en luid. Hij doet niet aan middelmatig grijs, en zelfs niet aan wit, hij doet alleen aan zwart.
 
De cabine is in deze versie extra tegen geluid geïsoleerd – al mag de Heer weten waar dat isolatiemateriaal dan zit, we zien er niks van – een digitaal dashboard van SPA, vierpuntsgordels en, nou, en verder niks eigenlijk. En hoewel de STR de schokdempers van de raceversies – de ongelooflijke 60 millimeter Donerre fast-rebound lithium schokdempers (die een paar duizend euro per stuk kosten) heeft verruild voor de veel gewonere schokdempers op stikstof, is ie toch alleen echt heel erg lekker als je ‘m in het terrein rijdt.
 
Hoe sneller je gaat, hoe beter ie wordt – want des te meer kans heb je dat de ophanging zijn werk met verve kan doen – maar zelfs bij bescheiden snelheden en in deze beschaafde uitvoering, is de Wildcat zo dol op modder dat een varken er met verbazing naar zou kijken. Hij werpt klompen klei op die groter zijn dan een mannenvuist en ragt door terrein waarin je te voet niet erg ver zou weten te komen. De besturing is verbazingwekkend gemakkelijk en accuraat, en de excellente remmen worden alleen wat gehinderd door dat reliëfrijke loopvlak van de banden. De vijfbak is lang en rauw, en functioneert enigszins als die van een vrachtwagen. Maar alles past precies bij alles, alles zit op de juiste plaats, alles klopt.
 
Door de bescheiden buitenafmetingen is het een makkie ‘m langs obstakels te manoeuvreren (inclusief stadsverkeer), en de verhoudingsgewijs erg lange wielbasis houdt ‘m stabiel in elke situatie – tenzij je ‘m daadwerkelijk van een klif rijdt. Wat iemand, en dit is wederom geen grap, per ongeluk presteerde in een Wildcat, en het overleefde zonder zelfs maar zwaargewond te zijn.
 
In feite voelt ie aan alsof je zandduinen van honderd meter hoogte met ‘m kunt nemen, alsof je ‘m de flikflak kunt laten doen en tegen een muur kunt rijden en dat je daarna de schade even snel zou kunnen herstellen door ‘m weer op z’n wielen te zetten en met een voorhamer uit te deuken.
 
Naar achteren zie je geen klap, maar als je het echt wilt, wil QT best een achteruitrijdcamera installeren zodat je makkelijker kunt fileparkeren. Onze redacteuren meenden dat fileparkeren een beetje van de zotten zou zijn met de Wildcat, en opperden dat het aardig zou zijn om ‘m gewoon neer te zetten waar je wilt, aangezien iedereen die deze auto ziet toch een rolberoerte krijgt en parkeerwachters zodoende spontaan zullen vergeten om je een bon te geven.
 
Ze bedachten ook hoe de Wildcat zich zou houden met normale SUV-banden en normale schokdempers. Nou, dan zou ie nog steeds erg eigenaardig zijn, een soort bizarre SuperMotard-achtige verschijning waarmee je werkelijk helemaal niets kunt. Deze auto rijden moet zoiets zijn als in vroeger tijden een harnas dragen. Je voelt je onaantastbaar.
 
Dus ondanks de bewering dat dit een best wel een normale versie van de QT Wildcat is – het persbericht van QT vertelt ons dat de 300 zich ‘evengoed thuis voelt in de straten van Londen als in de Marokkaanse woestijn’, hetgeen echt volslagen nonsens is – is de QT 300 STR gewoon een racewagen zonder het vermogen, een wedstrijdauto die wat heel basaal comfort heeft meegekregen.
 
Precies zoals de eerder genoemde Porsche 911 GT3 RS. Als je een auto als de Porsche GT3 RS begrijpt, dan zul je de QT Wildcat ook begrijpen. Hij voldoet nauwelijks aan de eisen die wie dan ook aan een auto stelt, hij valt zeker niet in ieders smaak, en in 99 procent van alle situaties is ie belachelijk.
 
Maar wel gaat ie met je zintuigen aan de haal, wel laat ie je trommelvliezen springen en wel laat ie je gillen als een jochie van acht. Als je die 1 procent van de situaties vindt waar tijd, plaats en gelegenheid wel bijeen komen, en je zit toevallig in de QT Wildcat, dan pas kun je meepraten over de ware betekenis van het woord perfectie.


 
Wat eronder zit
 
Hij mag eruitzien als een Land Rover. Hij mag Land Rover-onderdelen hebben. Het is geen Land Rover.
 
Het gamma van QT voorziet in twee raceversies die boven de 300 STR in de hiërarchie staan: de 400 NSR en de volvette 500 DKR. Beide zijn ze echte, onversneden en pure terreinracers die zich vanuit de fabriek zo aan Parijs-Dakar zouden kunnen wagen.
 
QT heeft als uitgangspunt de oorspronkelijke Wildcat van Bowler genomen en is die verder gaan ontwikkelen. Hij is nu leverbaar met verschillende versnellingsbakken – inclusief een briljante, sequentiële zesbak – en is onvoorstelbaar betrouwbaar. De ophanging is beter gemaakt en er is een hele reeks motoren beschikbaar, waaronder de Jaguar 4,0-liter V8 en de uitstekende V6 twinturbo-diesel uit de nieuwe Discovery
 
De onderliggende structuur is bij alle drie de auto’s eender: een spaceframe dat door de FIA is goedgekeurd, dat is afgewerkt met plastic panelen die doen denken aan een Land Rover – als die althans zou zijn gesmolten en daarna zelf weer was gaan groeien tot iets heel nieuws. De enig herkenbare delen van de Defender zie je aan de voorkant, maar daar stopt de vergelijking met de Wildcat eigenlijk wel.

Reacties