De Aston Martin Lagonda Vignale Concept werd in 1993 gepresenteerd op de autosalon van Genève, naast een model dat de DB7 zou worden, en werd gemaakt door carrosseriebouwer Ghia. Een huwelijk tussen twee historische designhuizen dus.

De naam is afgeleid van Alfredo Vignale, heel vroeger een voorname Italiaanse carrosseriebouwer. In 1973 kocht Ford zijn bedrijf, tezamen met Carrozzeria Ghia. Beide namen, Vignale en Ghia, kom je dan ook al dertig jaar tegen op de topmodellen van Ford.

Wat was het doel van de Aston Martin Lagonda Vignale?

De Vignale was een poging van Aston om te peilen of er interesse bij het publiek was voor een nieuw vierdeurs model – met de legendarische Lagonda-badge. Kijk naar die eindeloos aflopende kofferklep en de lichtmetalen velgen van het model paella-pan: stijlelementen van een toen al vervlogen tijd.

Binnenin vind je hoogpolig tapijt, duur leer en veel hout, alsof je in een herensociëteit bent beland. Maar dan zonder sigaarwalmen. Alleen: die hele stijl ademde oubolligheid, zoals later ook over de matige Jaguar S-type zou worden uitgesmeerd. Mogelijk dat Vignale-ontwerper Moray Callum z’n broer Ian, die onder andere die S-type ontwierp, ermee aangestoken heeft.

De Aston Martin Lagonda Vignale was een taxi

Ook het onderstel was toen al niet modern te noemen: dat was van een verlengde Lincoln Town Car, van Fords Panther-platform, en stamt uit 1979. Grappig genoeg zijn ook de Ford Crown Victoria (die je beter kent als New Yorkse taxi), Amerikaanse politieauto’s én de presidentiële limo van George Bush uit 1989 erop gebouwd.

Er werd lang gedacht dat er twee Vignales zijn gebouwd, want er waren een blauwe en een grijze bekend – van zowel Genève als van latere promotionele activiteiten rondom het model. De blauwe werd in 2002 geveild voor rond de 400.000 dollar nadat ie een jaar of tien in Fords hoofdkantoor in de opslag stond te verstoffen, de grijze werd in 1993 vernietigd. Maar zoals wel vaker met unieke exemplaren dook er ineens nóg eentje op.

De derde Vignale had een V12

Deze had de kleur burgundy, een soort wijnrood, en een V12 in plaats van V8 zoals bij de twee andere. En
in plaats van een bank achterin zaten er twee dikke fauteuils met armleuningen achterin en had ie een iets andere grille. Deze werd uiteindelijk in 1995 verkocht aan iemand met heel diepe zakken: de Sultan van Brunei, die er 1,3 miljoen pond voor aftikte.

Moray Cullums creatie vond dus een stille dood, terwijl de DB7 van de hand van z’n broer Ian op veel applaus kon rekenen. Dat zal een lekkere Kerst zijn geweest in huize Cullum destijds, temeer omdat toenmalig Aston-eigenaar Ford steeds nerveuzer werd over de financiële resultaten van Aston, helemaal als het om vierdeurs-modellen ging. Want eerdere pogingen waren weinig succesvol, met de hoekige, futuristische Lagonda die van 1976 tot 1990 verkocht werd, en de Rapide (een naam die Aston overigens gejat heeft, maar dat is een ander verhaal) uit de jaren zestig.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)