Porsche Boxster (986) en Porsche 911 (996)

Porsche ging in 1992 bijna over de kop. De koers van de Duitse Mark was hoog, dus de prijzen in showrooms in andere landen stegen flink. Mensen lieten de 911 staan en de Porsche 928 en 968 konden de kopers niet overtuigen. De drie modellen deelden weinig onderdelen, waardoor de kosten hoog waren. Porsche stelde Wendelin Wiedeking aan als de nieuwe baas, een waar productiespecialist. Het merk introduceerde de nieuwe Boxster en een 911 met een watergekoelde motor. De twee deelden veel onderdelen, wat veel kosten bespaarde. Puristen moesten aanvankelijk weinig hebben van de watergekoelde 911, maar met de komst van nieuwe motoriseringen groeiden de verkopen. De heftig bekritiseerde koplampen waren een goed voorbeeld van een andere manier om kosten te besparen. Het was één unit, en dus goedkoper te produceren dan losse koplampen en losse knippers. Het geld wat Porsche verdiende met de 996 en 986 staken ze weer in de eerste Cayenne, die het bedrijf toekomstbestendig maakte. Bij de volgende generatie 911 en Boxster werden de spiegelei-koplampen snel weer veranderd naar ronde units.

Peugeot 205

In de jaren zeventig had Peugeot een flinke expansiedrift. Ze kochten Citroën in 1975 en vormden PSA, dat vervolgens in 1978 de Europese tak van Chrysler overnam. Wat destijds een goed idee leek, zorgde uiteindelijk voor financiële problemen bij Peugeot. Om te overleven, moest Peugeot groots denken. Daarom kwamen ze in 1985 met de stijlvolle, leuke Peugeot 205 – een hatchback van hoge kwaliteit. Het was direct een groot succes. De veelzijdigheid van de 205 trok kopers over de streep. Hij was er als driedeurs, vijfdeurs en als cabriolet. Speciale uitvoeringen als de GTI hielpen het imago een handje. Oh, en het succes van de Groep B-rallyauto zal ongetwijfeld meegespeeld hebben.

Austin Metro

Autobouwer British Leyland was een nationale schande in 1980. Om de haverklap legde het personeel het werk neer voor een staking, het management schoot te kort en het aanbod van auto’s was onsamenhangend. Omdat het bedrijf grotendeels in handen was van de Britse overheid, wilde premier Margaret Thatcher de boel sluiten. Jaren probeerden ze een vervanger van de Mini te produceren, maar het lukte niet om een geschikte Golf te bouwen voor hun Kever. Toen was daar ineens de Metro, die verkocht als een tierelier. Een televisie-advertentie waarbij Austin mensen aanspoorde de invasie van buitenlandse auto’s te stoppen, zwengelde het chauvinisme aan en de showrooms stroomden vol.

BMW 700

Ooit gehoord over de tijd dat BMW bijna failliet ging? Nu lastig voor te stellen, maar een serie slechtverkopende modellen (de 501, 503, 507 en de Isetta) dwong BMW tot de afgrond in de late jaren vijftig. De BMW 700 redde het bedrijf. Hij werd op de IAA van 1959 onthuld en het was de eerste BMW met een monocoque. Achter in de BMW 700 lag een 697-cc tweecilinder die van de motorfietsentak kwam. Hij werd aangeboden als coupé, sedan en als cabriolet. Ze verkochten uiteindelijk 188.000 exemplaren voordat de productie in 1965 stopte. Zonder de BMW 700 had het merk waarschijnlijk het loodje gelegd.

Aston Martin DB7

Slechte financiën bij Aston Martin gaan als een rode draad door de geschiedenis van het merk. In 1980 liep het niet zo lekker en dat was het moment dat Ford toesloeg. De Amerikanen kochten Aston in 1987 en zetten Ian Callum aan het werk om de DB7 te tekenen. Hij stond op het platform van de Jaguar XJS (Ford was ook eigenaar van Jaguar) en leende wat onderdelen van Ford, Mazda en Citroën. Een 3,2-liter V6 zorgde voor de aandrijving. De relatief gunstig geprijsde Aston Martin werd meer dan 7.000 keer verkocht.

Reacties

  • Jon heeft op 15 mei 2020 geschreven:

    De 205 werd in februari 1983 geïntroduceerd en niet pas in 1985.

    Reageer
  • Thijmen heeft op 14 mei 2020 geschreven:

    Aston Martin v6? Lijn6 supercharged (Jaguar) was het geval.

    Reageer

Laat een antwoord achter aan Jon Reactie annuleren

(verplicht)

Meer van TopGear