Waarom we de Jeep Wayout testen? De Apocalyps komt. Als je op het internet af mag gaan – en we zullen in dit tijdsgewricht wel moeten – is het geen kwestie van óf, of van wanneer, maar het zal gewoon gebeuren, dat staat simpelweg vast. De Dag des Oordeels zit er met rasse schreden aan te komen. Wij zijn levende doden, vrolijk mopperend onze ondergang tegemoet wandelend, fietsend en rijdend. Hoe dan? Er wordt druk digitaal over gespeculeerd: een biologische aanval, een vuile kernbom, het nog gemenere broertje van corona, een invasie door buitenaardse wezens, een meteorietinslag en/of een massale hersenspoeling door reality-tv. Maar één optie steekt er met kop en schouders bovenuit – en lijkt bovendien het waarschijnlijkst te zijn – en dat is een totale ineenstorting van de maatschappij doordat de aandelenmarkten in elkaar donderen, in combinatie met een technologische giga-meltdown. Alles stopt met werken, punt – we worden zodoende allemaal knettergek. Logisch. De reacties variëren al evenzeer als de aanleiding. Sommige mensen beschrijven tot in detail wat ze willen gaan doen tijdens hun laatste dagen (veel drugs, seks en variaties op zelfmoord door middel van cholesterol), anderen bekeren zich tot een religie. Er zijn kennelijk kliekjes miljardairs die zich op eilanden gaan verschansen, maar ook normale mensen met kelders vol mondvoorraad en toiletpapier. Weer anderen zorgen ervoor een voertuig te hebben met een volle tank en winterbanden. Het internet: je kunt er best een aantal weken quarantaine mee doorkomen.

‘Alles stopt met werken, punt – we worden zodoende allemaal knettergek. Logisch’

Tussen al deze handige instructies – van hoe maak ik een waterfilter tot de wijze waarop een nieuwe wereldorde moet worden gevormd – bevindt zich een wat minder angstaanjagende stroming. Daar gaat het wat minder over zombies en wat meer over ‘off-grid’ gaan; de opzettelijke keuze om een digitale detox te ondergaan en iets meer zelfvoorzienend te worden. Chic kamperen in de wildernis, met andere woorden. Iets waarmee je je danig voorbereidt op het einde van alles en ondertussen toch aardig wat punten weet te scoren op Instagram. Dat werpt een vraag op – een vraag die almaar wordt herhaald door de zogeheten preppers op het web die hun browsergeschiedenis hebben verstopt tot het einde der dagen – en wel de vraag welk voertuig het meest geschikt is om ons mee weg te scheren. Ik denk dat ik het antwoord heb: de Jeep Wayout. En, dat treft: die bestaat niet echt. Uitleg: het subtiele monster op de foto’s is een echte, bestaande Jeep Gladiator, maar het setje modificaties van de fabriek maken ’m technisch gesproken tot een conceptcar, een van de designpareltjes voor de Jeep Moab Easter Safari. De Wayout is zodoende een mogelijkheid, geen productiemodel, en de mensen van Jeep hebben nog nooit iemand toegestaan om een echt avontuur te beleven in een Jeep-concept. Tot op heden, dan.
Om eerlijk te zijn, ben ik niet direct ongerust over de hardware. De Wayout is simpelweg een Gladiator-plus, al voorzien van volledig sperrende differen­tiëlen, lage gearing en vierwielaandrijving, en een 3,6-liter, zo’n 280 pk sterke Pentastar V6-benzinemotor gekoppeld aan een achttraps automaat. Wat ’m leuk maakt, zijn de 37-inch modder-terreinbanden die onder de (met 5 centimeter verhoogde) ophanging zitten, plus de speciale kampeeruitrusting. En hij heeft veel mooi geïntegreerde overland-achtige modificaties. Perfect om mee te ontsnappen aan het alledaagse. Ik zou een natuurramp in gang moeten zetten, en dan aantonen dat je met dit voertuig je huis en stad achter je kunt laten en kunt ontsnappen aan gewelddadige bendes vol gemuteerd schorriemorrie. Maar geen paniek: we houden het gezellig.

De reis in de Jeep Wayout start in Detroit

We beginnen in Detroit; ongeveer zo dicht bij een rauw, stads decor als je kunt komen zonder meteen overhoop te worden gestoken. We hebben allemaal de documentaires gezien, de verhalen gelezen en inderdaad staan er veel verlaten autofabrieken in de buitenwijken – plekken waar Bruce Springsteen dol op zou zijn en een liedje over zou kunnen schrijven. Daar zie je dat het economische radarwerk tot stilstand is gekomen, maar in de stad zelf is van alles aan de gang, spiegelen de wolkenkrabbers en zien we volop bedrijvigheid. Het is lang niet zo eng als sommige media je willen doen geloven. In Detroit is geïnvesteerd, en daarop is groei gestoeld. Voormalige tetanuswaardige buurten zijn via gentrificatie heel leefbaar geworden, de buurt van de Eastern Market is opgekalefaterd met de beste graffiti en street art die ik in mijn leven heb gezien. En als je er oog voor hebt, is de architectuur van de stad, nieuw bovenop oud, ook bepaald de moeite. Detroit is dus nog altijd echt een stad. De Jeep Wayout voelt er op een vriendelijke manier reusachtig aan, en ik voel me een idioot, langs hippe nachtclubs rijdend in een glimmend en ongebruikt gevaarte dat duidelijk bedoeld is voor de wildernis. Een sterk gevoel van misplaatstheid maakt zich van me meester, hoewel de Wayout daar op zichzelf geen aanleiding toe geeft. Sommige van de huidige generatie campers met vierwielaandrijving dragen het adagium ‘meer is beter’ iets te hoog in het vaandel, met extra sets verstralers, rekken en imperialen, zonnepanelen en hele ingebouwde keukens – alsof ze gehuld in secondelijm door de Praxis zijn gereden.
Voor mij is het idee van kamperen altijd wat bescheidener geweest, enigszins in harmonie met de plek waar je kampeert, en niet simpelweg zo veel mogelijk spullen meezeulen zodat je alle moderne gemakken van thuis ook in het wild hebt. Voor mij is vrij kamperen meer dan de gemakken van 12-volt stopcontacten. Of eigenlijk minder, dus. De Wayout heeft extra blikken benzine ingebouwd in z’n achterspatborden, makkelijk in gebruik en duidelijk zichtbaar, en een subtiel ontworpen rek op z’n laadbak, inclusief een ladder die leidt naar een capabel maar simpel tentje op het dak. Er is een 270 graden omspannende luifel aan een kant, een handige – want afsluitbare – opbergruimte, een woeste, sterke Warn-lier (5.400 kilo) en een imperiaal waaraan je vast kunt sjorren wat je ook maar vast wilt sjorren. Er zijn zware sleepogen, sterke maar dunne treeplanken annex dorpelbeschermers, een makkelijk bereikbare, op een spatbord gemonteerde compressor om de banden op te pompen en de gereedschappen te gebruiken. Er zijn lichten met laag wattage her en der – allemaal zaken die heel praktisch zijn tijdens het betere kamperen. En er is een snorkel, en zoals iedereen weet, is alles in het leven beter met een snorkel. Ik ben zelfs wel te porren voor de Gator-groene zandkleur, afgewerkt met een laklaag die tegen het ruigere terreinwerk bestand is.
Binnenin vind je stoelen bekleed met zadelleer waarin topografische kaarten van Moab zijn gegraveerd, en zien we een dashboard dat bedekt is met stickers van de favoriete wilde plekken van de ontwerper. Verder is het een standaard Gladiator-interieur. Maar hoewel hij niet overdadig in terreinparafernalia is gehesen, slaat hij in de stad toch een beetje een modderfiguur. En zo, zonder verdere voorbereiding, beeld ik me de volgende ochtend in dat de maatschappij is opgehouden te bestaan en rijd ik de stad uit, noordwaarts. Naar het Upper Peninsula, het noordelijkste gedeelte van de staat Michigan. Dat valt allemaal niet tegen, in die zin dat de wegen niet zijn geblokkeerd door zombies op zoek naar voedsel. Ik rijd in de Jeep Wayout over de I-75 voorbij Flint en passeer vervolgens Saginaw, Gaylord, Wolverine (ja, echt) en Cheboygan tot ik de grens bereik van het Upper Peninsula, een grens die wordt gevormd door de Mackinaw Bridge.
Tol betalen, een blik op het smalste kanaal tussen Lake Huron en Lake Michigan, en we rijden de wildernis binnen. Ogenblikkelijk verandert het landschap – we zien bomen. Heel, heel erg veel bomen. Huizen en hoeves zijn eerder stevig dan pittoresk, de zorgen van de grote stad uren, maar gevoelsmatig lichtjaren van ons verwijderd. De dorpen hebben prachtige namen. We passeren Fibre en rijden langs Dick. Hier heb je bewegingsvrijheid, hier kun je vrijuit ademen. Als je tenminste van de lucht van dennenbossen houdt, afgemaakt met een fikse vleug natuurlijke compost.

Verdwalen in de wildernis

We raken behoorlijk de weg kwijt in het Hiawatha National Forest, nadat we hebben getankt bij een prachtig pompstation waar je zelf noteert hoeveel benzine je hebt getankt, en dit vervolgens goudeerlijk bij de caissière meldt. We kopen daar ook de correcte vignetten voor ORV’s (Off-Road Vehicles) die toegang geven tot de paden en trails, en rijden urenlang in de rondte zonder precies te weten waar we zijn. Amerika: het is best groot. Uiteindelijk bereiken we Paradise, een klein stadje aan de Whitefish Bay, dat een aftakking is van Lake Superior – het grootste van de Great Lakes. Het is een plaats die groter wil zijn dan ze is, maar toch van belang is omdat het de marktplaats is, de enige in de verre omtrek. Een micropolis. Het is mooi op een praktische manier, met veel prefab- en blokhutachtige huizen die eerder lijken te zijn gegroeid dan gebouwd langs de hoofdstraat; plus, verderop, wat industriële bebouwing. De lucht is grijs en hangt laag. De mensen zijn superaardig, ze zijn trots op de semi-afzondering waarin ze leven. Dit zijn mensen zoals je die overal op aarde op het platteland treft: gul, capabel, handig, authentiek. Ze kunnen vast geen frappé latte voor je maken, maar staat er een barre winter voor de deur, dan heb ik liever een houthakker dan een barista als buurman. We hebben genoeg gereden voor vandaag, en gaan op zoek naar een plek om te kamperen.
Dat betekent dat we landweggetjes nemen. Daar zijn er veel van, allemaal onverhard. Ze zijn goed te berijden, behalve dan dat je er steeds de weg kwijtraakt omdat er geen enkele vorm van telefoon- of GPS-ontvangst is (en dus geen navigatie), en mijn kaartleeskunsten blijken de afgelopen jaren te zijn geërodeerd tot het nulpunt. De Wayout heerst hier. Ineens is hij in zijn element, we dringen verder door in de bossen over sporen die nog het best te omschrijven zijn als uitvergrote geitenpaadjes. De Jeep Wayout schuurt langs bomen en werkt zich door het struweel, ragt en maalt door het fijne zand en laat meer dan een uur lang zien waarvoor hij is gebouwd. Ik merk dat mijn reisgenoot er alle vertrouwen in heeft omdat hij denkt dat ik een echte kampeerder ben. Ik navigeer op de stand van de zon. Maar ik weet niets van terreinrijden, de zon is onzichtbaar en een haas vellen is ook niet echt mijn specialiteit. Ik weet dat ik een lege huls ben in deze uitgestrekte wouden. Dan bereiken we een strand en valt mijn mond wijd open. We hebben zojuist de perfectie gevonden.

‘Ineens is de auto in zijn element, we dringen verder door in de bossen over sporen die nog het best te omschrijven zijn als uitvergrote geitenpaadjes’

Terwijl het donker wordt, maken we ons kamp op aan Lake Superior. De tent opzetten is een fluitje van een cent, de zonneluifel uitrollen ook, en we klappen de cocktailbar uit (een van de weinige, zo niet de enige, zaken aan de Wayout die ietwat overdreven zijn). Ik was mezelf in het meer, schenk een drankje in en slaak een zucht.

Geen geluiden, niets

In de verte zien we een vuurtoren op een landengte staan. De wind is niet meer dan een lichte bries. Het uitzicht is zo mooi dat je het niet in één blik kunt bevatten, waardoor je een soort uitzichtstress ervaart: je weet niet waar je moet kijken. Dan komt de geest tot rust. Dit is wat het is om ver weg van alles te zijn. Geen geluiden, geen telefoon, geen digitaal gedoe. De Jeep Wayout is ­misschien wat te veel van het goede, maar hij geeft je wel vertrouwen – je bent niet helemaal aan je lot overgelaten. Het traagschuimmatras is zacht, het licht gedimd. En zo, liggend en kijkend over het meer, word ik overvallen door een gevoel van vreedzaamheid zoals ik dat al jaren niet heb gehad. Je slaapt beter wanneer je hoofd niet vol zit met to-do-lijstjes.
De volgende ochtend ontdek ik dat je van de aandoening die reislust heet in een klap kunt worden genezen – en wel door paardenvliegen. En muggen. De paardenvliegen zijn het ergst, ter grootte van echte paarden, en storten zich op alles wat eetbaar is, waaronder mijn lichaam. Ineens wil je naar een Hilton en naar een plastic ontbijtbuffet – alles om van deze monsters verlost te worden. Maar we pakken in en gaan weer op weg, om nog een paar dagen rond te rijden op het Upper Peninsula, waar we de Pictured Rocks National Lakeshore en Munising bezoeken. Dan gaan we zuidwaarts – door nog veel meer bos – naar Rapid River en Ensign.

‘Het uitzicht is zo mooi dat je het niet ineens kunt bevatten, waardoor je een soort van uitzichtstress ervaart’

We blijven zoveel mogelijk weg van het asfalt en gebruiken de onverharde landweggetjes. We voelen ons bevrijd, los van alles, het bos en de meren worden onze reisgenoten. Ik ‘kook’ onderweg door zakjes vreselijk smerige noodles op te warmen in een eenvoudige stalen doos die zich boven het uitlaatspruitstuk van de auto bevindt – je legt ze er ’s middags in, en als je ’s avonds ergens stopt, heb je een perfect opgewarmde plak deeg met de smaak van een chemische fabriek. Ik slaap waar ik wil. Ik geniet van het idee compleet onbereikbaar te zijn.
Maar dan moeten we terug naar de zogeheten beschaving. De Mackinaw Bridge is de fysieke scheiding, en het punt waar je telefoon ineens weer tot leven komt. Dat doet toch een beetje pijn, je krijgt meteen heimwee naar de verlatenheid. Het is niet anders: of de wereld nou is vergaan of niet, het is goed voor de ziel om het bos in te trekken. Auto’s als deze Jeep Wayout zijn daarbij glorieuze helpers, en de wetenschap dat je beschikt over een voertuig dat ongeveer 50 procent meer kan dan zelfs de meest extreme avonturiers ooit nodig zouden kunnen hebben, geeft je het nodige vertrouwen om op pad te gaan. Jeep is de belichaming van de vrijheid die Amerika biedt, zoals een Land Rover dat doet in het VK en een fiets in Amsterdam. Auto’s als deze maken het mogelijk om je af te zonderen in de wildernis, en toch een zekere mate van comfort te hebben. Ze bieden je vrijheid en onafhankelijkheid, ze maken je zelfvoorzienend en ondernemend. Ik sluit graag af met een welgemeend advies: wacht niet tot het einde van de wereld om erop uit te gaan en de weg kwijt te raken. Daar is de wereld te mooi voor.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)