Nissan GT-R JRM GT23: racer voor de openbare weg

Een echte raceauto voor op de openbare weg. Dat is iets dat we in de afgelopen jaren nogal vaak hebben gehoord. Maar hoe veel fabrikanten slagen er echt in om het comfort van de alledaagse auto’s te combineren met geweldige circuittijden? Nou, dat is hier ook niet gelukt, want als je comfort ook maar een beetje belangrijk vindt, is dit waarschijnlijk niet echt iets voor jou. Als je op zoek bent naar de gaafste Nissan GT-R die je ooit op de parkeerplaats van een supermarkt hebt gezien, dan ben je wel aan het juiste adres. Dit is de Nissan GT-R JRM GT23.

De Nissan GT-R JRM GT23 hebben we te danken aan een Brits bedrijf genaamd JRM. Ze hebben een rijk verleden op het circuit, vooral in het produceren van GT3-versies van de Nissan GT-R voor hun coureur-klanten. Maar ze wonnen ook het FIA GT1 Drivers’ World Championship in 2011. Ze hebben dus meer dan genoeg kennis van Nissans huzarenstuk. Nu zijn ze bezig om dat pronkstuk de openbare weg op te krijgen. Er komen 23 speciale versies van de auto die je hierboven ziet.

De Nissan GT-R JRM GT23: wordt een stuk lichter

De GT23 heeft natuurlijk enorme spoilers aan zowel de voor- als de achterkant, voor een perfecte race-uitstraling. De JRM GT23 houdt de 3,8-liter V6 met dubbele turbo van de GT-R, maar in dit geval gaat de 660 pk enkel naar de achterwielen. En de auto krijgt een nieuwe sequentiële bak met zes versnellingen en een verstelbare ophanging. Maar niet alleen het exterieur is aangepast. Alles dat niet zit vastgespijkerd, wordt eraf gehaald. De GT23 gaat blijkbaar 1.375 kilogram wegen.

Je kunt de auto vanaf nu reserveren en de productie gaat volgend jaar lente van start.  Elke GT23 gaat omgerekend zo’n 450.000 euro kosten, wat je al wel een idee geeft van hoeveel werk er zit in één exemplaar. JRM gaat blijkbaar alle hoofdsystemen in de auto nog een keer nakijken en zal alle nodige details aanpassen om betere rondetijden te krijgen. Of je dat nou nodig hebt als je de openbare weg op wil met deze auto, is de vraag. Maar ach…