Als jij een van die jaarlijks ongeveer tien mazzelpikken bent die hun 420.000 euro kostende Volvo P1800 Cyan afgeleverd krijgen, mogen we dan een suggestie doen? Gooi er wat kleingeld tegenaan en koop er een originele P1800 uit de jaren zestig bij. Pas dan zul je werkelijk begrijpen hoe ongelooflijk veel Cyan Racing heeft gedaan om dit toppunt van restomod-perfectie te bereiken.
Hoewel de klassieker op allerlei manieren geweldig is – viereneenhalve meter welvingen, glooiingen en zwierigheden op moon disc-wieldeksels – is Cyans herschepping beter. Hij neemt alle delicate rijeigenschappen van de P1800 en voegt er op precies de goede plekken kracht aan toe. Tegelijk worden ook de proporties op een nieuw peil gebracht (de wielen worden iets naar voren verplaats, zodat hij meer cab-back oogt), en dat alles met een haast forensische aandacht voor detail die onvermijdelijk doet denken aan een zekere gelijkgestemde firma in Californië. Wat Singer doet met oude 911’s, heeft Cyan gedaan met een oude Volvo.
Wat er overbleef van de P1800
Als je er een uit elkaar zou halen, zou je merken dat de enige spullen die ooit op een echte (een exemplaar uit 1964, in dit geval) P1800 hebben gezeten de 50 kilo staal van de kooiconstructie, de bevestiging van de motorkap, de fly-off handrem en de ruitenwissers zijn. Een historisch correcte replica? Echt niet. Veel eerder het resultaat van een uit de hand gelopen fantasie over hoe een P1800 vol met moderne racetechnologie eruit zou kunnen zien. En hij ziet er fan-tas-tisch uit.
Cyan Racing, voor de oningewijden, is het team dat voorheen bekendstond als Polestar, voordat Volvo besloot die naam naar zijn elektrische tak over te hevelen. Hoe dan ook, ze zijn de huidige koningen in de World Touring Car Cup, dus je kunt rustig stellen dat ze niet onbekend zijn met het omtoveren van doodgewone Volvo’s in circuitkampioenen. Dit project is volgens Hans Bååth, algemeen directeur van Cyan Racing, in het leven geroepen om de WTCC-overwinning in 2017 luister bij te zetten – toevallig ook het jaar dat Volvo 90 jaar bestond – waarmee het een viering werd van alles wat bij Volvo met autosport te maken heeft.
Inclusief de motor – een 2,0-liter viercilinder turbo, uit de S60 TCI-racewagen die de titel binnensleepte. Hij levert 420 pk en 455 Nm, de rode lijn van de toerenteller staat bij 7.700 tpm. De auto heeft, uiteraard, achterwielaandrijving. Er is een handmatige vijfbak van Holinger, een sperdifferentieel, de ophanging is helemaal nieuw (met racewaardige dubbele wishbones en verstelbare dempers) en alles wat van koolstofvezel kán zijn, is dat ook. En dus weegt ie maar 990 kilo – minder dan een Ford Fiesta. Oh, en er zijn géén elektronische hulpjes; geen tractiecontrole, niet eens ABS. Je staat er alleen voor, vriend.
De details an de Volvo P1800 Cyan
De ervaring begint al voordat je het kleine sleuteltje omdraait. Als je aan komt lopen, strek je je nek al om hem vanuit elke hoek te kunnen bekijken, je knielt om de centrale uitlaat te bewonderen, gaat met je vinger langs die welvende heuplijn, verkneukelt je als je ziet hoeveel moeite men zich getroost heeft om alle vouwen ook terug te laten komen in de aangezette wielkasten. De kleur: niet alleen Polestar-blauw (Volvo heeft trouwens, heel netjes, beloofd deze kleur het komende decennium niet te gebruiken, om verwarring te voorkomen), maar ook een hint naar de nationale racekleuren van Zweden. De gele streep over de motorkap is trouwens het Gul Yellow van de 850 T-5R.
Open de deur, stap over de rolkooi en daal af in een wereld van zwart leer, kriebelig ogend maar Scandinavisch-cool grijs textiel, chroomomrande meters en knopjes met Zweedse teksten. Als het regent, heb je een kans van één op zes dat je de ruitenwisserbediening weet te vinden. Start de motor en er klinkt een blaffend maar monotoon stationairgeluid. Geef hem wat toeren en er detoneert af en toe wat als ze weer wegzakken. Sorry, maar dit is een auto die van buiten beter klinkt dan binnenin – voorbijgangers, jullie gaan wat beleven. Trap de koppeling in, grijp de dunne maar stevige versnellingspook, pas even op bij het hoge aangrijpingspunt en daar ga je. Hij vraagt niet méér van zijn bestuurder dan een diesel-XC40… Tenzij je besluit om ’m wat te gaan porren met een stok, of in dit geval: met een afgetrapt gympie in maat 44.
Oef, hij gaat er hard tegenaan… Zonder twijfel een turbo, maar de boost komt er niet in één keer in, maar vrij geleidelijk, waardoor het ook zin heeft dat rode-toerengebied af te jagen. Hou de versnellingen echter vast en je schakelt al netjes en fijn tegen de tijd dat je de dogleg-pook naar beneden beweegt om hem in z’n drie te leggen. We zijn ons er constant van bewust dat het wegoppervlak vochtig is, er geen elektronische engeltjes zijn om ons gebrek aan talent te maskeren, een gemiddeld vrijstaand huis minder kost en er op dit moment maar één auto als deze bestaat op de wereld. Maar hou vol en je zult zien dat de P1800 je begint te omarmen, je vertrouwen in de bekrachtigde besturing groeit, je merkt dat de remmen graag stevig behandeld willen worden en dat ie een beetje glijden hier en daar alleen maar leuk vindt. Cyan noemt het ‘een authentieke achterwielaandrijverservaring’, wij noemen het een pensioengerechtigde met bionische heupen en een genereus herhalingsrecept voor adrenaline.
Het gaat om pure lol
Dit had natuurlijk heel makkelijk een raceauto met een kentekenplaat en een nostalgische hoed op kunnen worden – het neerzetten van rondetijden is tenslotte een specialiteit van het huis. Maar Bååth zegt dat hij er hard voor heeft geknokt om gewoon de pure lol de boventoon te laten voeren. Wat je krijgt, is een haast perfect compromis: zacht genoeg om je op de openbare weg te kunnen vermaken, snel en interactief genoeg om ook de snelste handjes op het circuit bezig en blij te houden. Je kunt de stopwatch gewoon vergeten en ervan genieten hoe je het natuurlijke bewegen van de auto in je billen kunt voelen, hoe old-school analoog rijden aanvoelt ondanks (of misschien wel dankzij) die nieuwerwetse tolerantie voor een tikkeltje misbruik.
Toen we de eerste foto’s van deze auto zagen, gingen we er allemaal van uit dat ie wel elektrisch zou zijn. Toen we erachter kwamen dat ie dat helemaal niet was, trok er een bescheiden gejuich door de TopGear-burelen. Niet omdat we EV’s niks vinden, maar omdat een auto die eer betoont aan het verleden, het verdient dat te doen in al zijn benzineverslindende glorie. ‘En hij zou dan minstens 1.500 kilo hebben gewogen’, zegt Bååth. ‘Dit is een tijdcapsule van alles tot nu toe – daarna komt elektriciteit.’
Wat ons betreft is dit het kenmerk van een echt goed gerecht: een paar simpele ingrediënten die samen een meesterwerk worden. We hebben ooit in Zuid-Afrika gegrilde sla met een geheimzinnig sausje gegeten: een bijna transcentendale ervaring. Dit is een tweezits koolstofvezel coupé met een viercilinder turbo in zijn griezelig schone motorruimte. De specificaties zijn niets bijzonders, maar het geheel is dat wel degelijk. Neem dan het achterliggende verhaal mee, de moed van het idee, de duizenden manuren die het gekost heeft om hem te bouwen, het haast maniakale perfectionisme waarmee dat gebeurd is, de enorme hoeveelheid karakter die zich meer en meer blootgeeft naarmate je meer met hem rijdt, en de liefde die er haast uitgutst, en je hebt iets werkelijk heel bijzonders. Chris Harris sloeg de spijker op de kop toen hij zei: ‘Restomods laten je weer weten waarom je rijden ook alweer zo leuk vond, en hoe een echt begeerlijke auto er ook alweer uitziet.’ Oh, we zijn dol op moderne supercars en rijden ze maar wat graag, maar als het ons geld was? Doe ons dan een garage met dit soort jongens.
Reacties