Was jij als kind ook zo dol op radiografisch bestuurbare auto’s? Bereid je voor om de achtjarige in je nieuw leven in te blazen: dit is de Tamiya Wild One Max, herboren als elektrische offroad-buggy, maar dan levensgroot. Oh jongens, dit wordt leuk. Het klinkt bijna als een raadsel, als je erover nadenkt: een van de productiefste automakers op deze planeet heeft eigenlijk niet één echte auto.
Het heeft een aantal van de meest iconische vormen gereproduceerd, eigen concepten gemaakt, gedurende de 77 jaar dat het bestaat op de golven van de mode en technologie meegesurft en is verantwoordelijk voor meer plezier dan meetbaar is. Tamiya is op een kleine, kalme manier een legendarische autobouwer. Een autobouwer die enkel maar speelgoed maakt.
Maar als je Tamiya’s producten zou omschrijven als ‘maar speelgoed’, dan zou je het punt grotelijks (op schaal, dan) missen. Om erachter te komen waarom deze verzamelingetjes van plastic en metaal zo onweerstaanbaar zijn, moeten we weten waar het allemaal begon. Dus, bij deze, een stukje geschiedenis van de Kunst der Kleine Dingen.
Het verhaal achter Tamiya
De man aan wie we alles te danken hebben, Yoshio Tamiya, richtte in 1946 het gelijknamige bedrijf op in Oshika, Shizuoka City, Japan. Destijds was het een timmerwerkplaats en houtzagerij die Tamiya Shoji & Co heette en op een gegeven moment, in 1948, houten modelauto’s begon te maken als zijdelingse bron van inkomsten.
De ‘bijvangst’ bleek die rol echter al snel te ontstijgen. Nog geen vijf jaar later sloot de houtzagerij en specialiseerde Tamiya zich in het maken van houten modellen, waarmee het de jaren ’50 doorkwam. Het zou tot 1960 duren voordat de wereld hun eerste model zou zien dat geheel van plastic was gemaakt, waarbij de voordelen die dat nieuwe materiaal bood maximaal werden uitgebuit: een Yamato-oorlogsschip, schaal 1:800.
‘De Max heeft echt de proporties en het uiterlijk van de speelgoedvariant’
Twee jaar later kwam het eerste gemotoriseerde model, een Panther-tank in schaal 1:35. Het waren kleine stapjes op weg naar reuzensprongen. En zo ging het verder – Tamiya verbeterde stukje bij beetje de productieprocessen, innoveerde en creëerde steeds meer stukjes kleine perfectie.
En toen, in 1976, maakte Tamiya een Porsche 934 Kremer Turbo, schaal 1:12, waarmee het radiografisch bestuurbare autootjes tot een ding maakte en haar eigen plekje in de Galerij der Onsterfelijken veiligstelde. Als namen als Sand Scorcher, Wild Willy, Avante, Hornet, Luchbox, Rough Rider of Wild One je iets zeggen, dan ben je een Tamiya-kind.
Waarom speelgoed zo belangrijk voor de mens is
Een Tamiya is ‘maar speelgoed’ in de zin dat een bankkluis ‘maar een stuk metaal’ is. Want spelen kan heel serieus zijn, en het opent allerlei deuren. Spelen is leren, experimenteren, interactie. De eerste stap is meestal iets als Lego of Duplo.
Kijk naar een peuter die met kleurrijke blokken aan het rotzooien is, en je ziet in real-time een nog ongevormd ingenieursbrein dat gevoed wordt met de kennis van hoe fysieke objecten zich tot elkaar verhouden. Wat past waar en met wat, hoe zou dit Ding precies met dat Ding kunnen samenwerken. Maar er komt een punt waarop er meer nodig is – en dat is het punt waarop Tamiya aan de horizon verschijnt.
Wat doet Tamiya anders dan andere RC-bedrijven?
Natuurlijk, er zijn zat fabrikanten van radiografisch bestuurbare schaalmodellen, maar er zijn er maar weinig die zo’n magische klank hebben bij mensen van een zekere leeftijd. Het is een bedrijf met een catalogus die een bijbel werd, met producten die een haast religieuze betekenis kregen.
Het bladeren door die glimmende pagina’s vol willekeurige – en soms briljante – creaties van echte en niet zo echte auto’s werd een hobby op zich, en ze waren allemaal des te leuker omdat ze geen statische objecten waren. Ze bewogen. Ze waren opwindend en een klein beetje gevaarlijk. Jij had de controle.
Maar meer dan dat: een Tamiya vereiste – en vereist nog steeds – een investering. Zowel fysiek als emotioneel. Je zult moeten betalen om te spelen, in de zin van tijd, moeite én geld. Een Tamiya dwingt je hem te begrijpen voordat je hem stukmaakt door hem van een muurtje te laten springen. Zeggen ze.
Een Tamiya moet je behandelen als een echte auto
Dempers moeten worden gevuld met olie, er moeten veren worden gemonteerd, de besturing moet worden uitgelijnd. Elektromotoren moeten worden aangesloten, ontvangers gesynchroniseerd. En dan is er de proto-paintshop, waarin slecht aangebrachte stickers en spuitbusongelukjes in menig garage voortleven als silhouetjes op de muur, omringd door verfspatten.
Dit is het prototype – bij de echte straatlegale auto zullen er nog spatborden over de wielen moeten komen | Foto: © TopGear / Lee Brimble
Upgrades en aanpassingen worden niet alleen aangemoedigd, maar zijn haast verplicht. De set-up wordt belangrijk, de balans en finesse van het weggedrag zijn allemaal onderdeel van het verhaal. En het is allemaal, min of meer, precies zoals het bij een echte auto gaat.
Er zijn hele hordes bijzonder serieuze ingenieurs en industrieel ontwerpers die hun vormende jaren te danken hebben aan de bijverdienste van een Japanse houtbewerker. ‘Maar speelgoed’, dus. Speelgoed dat vermaakt, inspireert en leert. En als je verder leest, zul je het recentste resultaat zien van waar ‘geïnspireerd door Tamiya’ tegenwoordig toe kan leiden…
Over naar het spul waarvoor we hier zijn gekomen
Het spreekwoord wil dat kinderen nooit echt opgroeien, maar dat alleen hun speelgoed groter wordt. Het wordt alleen niet altijd letterlijk bedoeld. Toch is dat precies wat hier is gebeurd. Dit is de Tamiya Wild One Max van de Little Car Company: een straatlegale tweepersoons uitvoering op soort-van-ware grootte van de legendarische radiografisch bestuurbare auto uit 1985. Behalve dat ie a) niet radiografisch bestuurbaar is en b) geen auto.
Het is overduidelijk een kloon van de befaamde Tamiya Wild One, maar dan neergezet op een solide spaceframe waarop twee personen – relatief – comfortabel kunnen plaatsnemen. Hij voldoet aan de voorschriften van een ‘vierwielig elektrisch voertuig’ die ook gelden voor bijvoorbeeld de Opel Rocks en Citroën Ami, en is voorzien van een waslijst aan uitmuntende onderdelen.
De stoelen en vierpunts gordels komen van Cobra, de veren van Eibach en de instelbare dempers van Bilstein. De banden zijn van Maxxis, het 5-inch digitale display van Würth. Alle knoppen en schakelaars binnenin zijn van marinekwaliteit, wat wil zeggen dat je rustig de tuinslang kunt zetten op wat ze een interieur noemen, als dat nodig mocht zijn. Om het in- en uitstappen te vereenvoudigen, kan het stuur los worden geklikt. Hij heeft zelfs een enorme metalen splitpen die het plastic aan de voorkant bij elkaar houdt. Alleen daarvoor al is hij een gouden Aandacht voor Detail-medaille waard.
Specificaties van de echte Tamiya Wild One Max
Maar nog mooier: hij heeft een 14,4-kWh accupakket dat verdeeld is in acht verwijderbare secties ter grootte van een koffertje, die afzonderlijk of als geheel kunnen worden opgeladen met een apart laadpakket.
De achterin geplaatste motor levert 40 pk aan de achterwielen, goed voor een topsnelheid van 100 km/u en een bereik van zo’n 200 kilometer op gewone wegen (als je kalm aan doet) of 110 kilometer in het terrein (als je lol maakt). En daar gaat het hier om – hij is niet serieus en niet bijzonder snel. Wat ie wel is: een grijns van oor tot oor op wielen.
Hij is ook beslist niet zomaar in elkaar geflanst; het netjes gelaste frame is waarschijnlijk sterker dan dat van een echte beach buggy uit de jaren ’80. Het is sowieso niet aan te raden om ergens hard tegenaan te rijden: de gordels zullen je blauwe plekken opleveren die je aan een schaalmodelletje nooit zult overhouden, en de consequenties zijn van een blijvender aard.
Maar de lol is dat de Max echt de proporties en het uiterlijk heeft van de speelgoedversie. En hij wordt geleverd met een echt, levensgroot vel met stickers, wat alleen maar meer mogelijkheden biedt voor een woeste eigen livery.
Hoeveel kost zo’n offroader?
Natuurlijk mag hij ook wel een beetje fatsoenlijk in elkaar zitten, voor de dikke 40.000 euro (zonder belastingen en transportkosten) die de Launch Edition moet kosten, zelfs als die eerste 100 auto’s zijn uitgerust met fijne extra’s als een koolstofvezel dashboard en een limited-edition versie van de originele kleine Wild One.
Aan de andere kant: de bouwer, de Little Car Company, heeft inmiddels een naam opgebouwd als maker van kleine, maar zeer geraffineerde reïncarnaties van klassiekers – je kunt je wellicht nog hun kleine Aston DB5 of Bugatti Type 35 herinneren, of de ‘Testarossa J’-versie van de Ferrari 250 Testa Rossa – en die dingen zijn bijna drie keer zo duur als de Wild One Max. En je mag er niet eens de straat mee op. Waarmee dit bijna een koopje lijkt… Bijna.
Niet zomaar speelgoed
Over een tijdje zal er een goedkopere versie komen, waarschijnlijk zonder een aantal van de zaken die hem straatlegaal maken, zoals de verlichting, ruitenwissers en kentekenplaten en dergelijke. En die zal minstens net zo leuk zijn als je de beschikking hebt over wat terrein om lekker in rond te rossen.
Maar de droom voelt het compleetst als je naar de kroeg of naar kantoor gaat terwijl je net doet alsof je Ray Lynch bent (het halve plastic mannetje dat in de originele Wild One zat). Dan zijn alle dagdromen uit je jeugd in één keer werkelijkheid geworden. Het enige dat we nu nog nodig hebben, is een Avante met die centrale rijpositie en een grote vleugel achterop waarop ‘Being Nuts is Neat!’ staat. Nee hoor, daar hoef je je helemaal niet voor te schamen. Het is tenslotte ‘maar speelgoed’.
Reacties