Gedurende één weekeinde per jaar wordt in een stoffig Australisch dorp de ute geëerd. Waarschuwing: dit artikel kan mankini’s bevatten. In 1933 schreef een boerenvrouw uit Gippsland, Australië een brief aan de vestiging van de Ford Motor Company in Melbourne. ze legde de autobouwer een dilemma voor. ‘Mijn man en ik hebben geen geld voor een auto én een truck’, zo begon ze, ‘dus kunt u geen voertuig bouwen waarmee we op zondag naar de kerk kunnen en waarin mijn man op maandag ook de varkens naar de markt kan brengen?’

De geboorte van utility vehicle

Vreemd genoeg vertoonde Ford Australië destijds al een dosis bereidwilligheid die bedrijven er tegenwoordig alleen op na houden als er een pr-ramp via social media dreigt. Ze gingen op het verzoek in. Ze haalden de knapste koppen in een zaaltje bij elkaar en dachten er eens uitgebreid over na.
En toen ging er ergens in een bovenkamer een lampje branden en viel er een kwartje. Waarom zouden ze eigenlijk niet het comfort van een auto samenvoegen met de praktische eigenschappen van een pick-up? Zo geschiedde, en het resultaat noemden ze een utility vehicle. Ofwel ute, want op het Zuidelijk Halfrond houden ze nogal van afkortingen. Eigenlijk was het een soort omgekeerde bakfiets: mensen voorin, goederen achterin. De utes vlogen meteen de showrooms uit. Nog altijd is één op de vijf verkochte auto’s in Australië een ute. En net als Vegemite en vloeken zijn ze onderdeel geworden van de lokale cultuur. Het gaat zelfs nog wat verder dan dat. De bewondering voor de iconische auto is aanbidding geworden. En dit weekeinde bevinden we ons in ute-Mekka.

Het festival voor boerenkinkels

Om daar te komen, ga je westwaarts vanuit Sydney – over de lommerrijke, rollende heuvels, voorbij het 15 meter hoge betonnen schaap in Goulburn en rijdt dan de horizon tegemoet. In een landschap waar het zo droog is dat je beeld trilt. Dan ben je, na uren, op een zeker moment halverwege.
Blijf zo’n acht uur rijden totdat je voorruit een krokant laagje vliegen heeft, voorbij de platgereden opossums en kangoeroes, en dan, vanuit het oranje niets, zie je ineens een ute. Hangend aan een enorme paal. Op het bord eronder staat: ‘Deniliquin, Ute capital of the world’. Je bent op de plaats van bestemming. Gedurende 362 dagen per jaar is Deniliquin is een rustig boerendorp. Maar in dat ene weekend verdrievoudigt het bevolkingsaantal, want dan rijden 20.000 mensen (sommigen van hen voor een uurtje of 50, vanaf de andere kant van Australië) naar het dorp voor de jaarlijkse bedevaart naar de Deni Ute Muster. Voor outsiders en persmuskieten is het een primitief, haast Neanderthal-achtig feest voor boerenkinkels in een afgelegen en droog gedeelte van Australië.

Houd je aan de dresscode

Maar voor de deelnemers zijn het een paar etmalen waarin ze het plattelandsleven en alle typisch Australische zaken vieren: ze ontspannen, kijken naar rodeo’s, luisteren naar countrymuziek, knallen met zwepen, gaan wat hout met kettingzagen te lijf, stoken dieselvuurtjes en wijzigen de chemische balans in hun lichamen door het innemen van copieuze hoeveelheden alcohol. Maar, het belangrijkst van alles: ze buigen diep voor het altaar van de ute.
Het is ons het feestje wel. Maar wij zijn, als quasi-hippe mediatypes uit het verre Europa, totale paria’s. We mogen dan met een antropologisch-etnografisch onderzoek bezig zijn naar het typische lokale verschijnsel van de autovormige pick-up, maar we maken een enigszins valse start. Kennelijk hebben we het memo met de kledingvoorschriften over het hoofd gezien. Cowboylaarzen, jeans en een Akubra-hoed zijn verplicht, terwijl een spiegelende zonnebril die alleen door speeddealers in slechte films wordt gedragen, een blauw onderhemd (Deni bezit het wereldrecord – gecertificeerd door Guinness – van de meeste blauwe hemden die tegelijkertijd worden gedragen) en een matje optioneel zijn, maar sterk worden aangemoedigd. Aangezien we dat allemaal niet bezitten of bij ons hebben, staren de ute-fans naar ons alsof we een stel cybergothics op een schoolfeestje zijn.

Kom je zintuigen prikkelen

Toch lukt het ons, samen met een demonische clown en twee mannen van middelbare leeftijd die pogoën in kangoeroekostuums, om de ‘ute paddock’ binnen te komen. Dat deel is berucht als het ruigste en vuigste deel van de festivalcamping. Misschien is het dus wel de meest woeste camping ter wereld. Stel je de mentaliteit voor van het Wilde Westen, de achtergrond van Mad Max en de kostuums van Borat, daar komt het nog het dichtst bij in de buurt. Of misschien een groot vluchtelingenkamp waar iedereen ladderzat rondbanjert in kringloopkleding.
Plus: een plek waar je constant ergens een motor in het rode-toeren­gebied hoort gieren. Eaar zwepen knallen en mensen liederen aanheffen en brullen, onder invloed van iedere soort alcohol die maar voorradig is. De lucht is dik van rook en dieseldampen, overal staan eindeloze rijen utes met krakkemikkige, beige tentjes ernaast. De sfeer is wild en lijkt elektrisch geladen, op het randje van chaos, en her en der net eroverheen. Maar wat je er ook van wilt vinden: je zintuigen worden bepaald geprikkeld en je levenslust gestimuleerd. We zien meer mankini’s en opblaaspoppen dan op een gemiddeld vrijgezellenfeestje op de Amsterdamse Wallen. Dus onze ogen krijgen flink de kost. En toch zijn het, al met al, de auto’s die de show stelen. Voor ons ‘euro’s’ zijn utes vreemde en bizarre voertuigen. Ze bestaan op onze wegen eigenlijk niet, afgezien van een handvol geïmporteerde, oude Amerikanen.

Maak het zo gek als je wilt

De filosofie met twee zitplaatsen, een grote motor voorin en veel ruimte daarachter is eigenlijk zo logisch als wat. Precies waar de boerenvrouw uit Gippsland om vroeg. En omdat ze laag en lang zijn, met een dikke V8 onder de kap, zijn de proporties gewoonweg fantastisch. Vooral als er niet te zuinig is omgegaan met de modificaties.
Overal waar we gaan of staan, worden we aangesproken door trotse eigenaren; constant moeten we foto’s nemen van hun voertuigen. Zeggen we een keer nee, dan worden we keihard uitgelachen omdat onze hoofden verbrand zijn door de zon, dat schijnt hier niet als heel mannelijk te worden beschouwd. Ons wordt in ieder geval duidelijk dat er vele manieren zijn om je geestesleven en je zielenroerselen te delen via het uiterlijk van je ute. Hijs er een vlag op, bijvoorbeeld; of, waarom niet, zes vlaggen, een persoonlijke nummerplaat, een scala aan uitgesproken stickers, een krankzinnig grote bull-bar of, zoals de meeste mensen hier, al die zaken tegelijk.

Sorry, we don’t speak Ute

Omdat we de taal op Planeet Ute niet spreken, roepen we de hulp in van Simon Thompson, een bijna twee meter lange hulk die ons kan beschermen tegen het verbale geweld van de lokale inlanders en die bovendien een prima vertaler is. Hij is, eigenlijk nodeloos om te zeggen, een Deni Ute-veteraan.
Zijn ouders waren betrokken bij het opzetten van het evenement, twintig jaar geleden, in een poging mensen te verleiden naar dit gebied te komen en zo de plaatselijke economie te stimu­leren. Hij heeft het feest sindsdien elk jaar bijgewoond. In zijn jeugd feestte hij driftig mee, nu geeft hij leiding vanuit de paddock. ‘Het is allemaal onschuldig’, zegt hij met een bulderende lach. ‘Het zijn gewoon kinderen die plezier maken. Sommige van hen heb ik wellicht zelf wel verwekt, dat zou best eens kunnen. Weet ik veel.’

De Ute-guru

Simon leidt ons rond; hij blijkt een bierdrinkende encyclopedie die de duizenden aanwezige utes precies weet te identificeren. Simon kent ieder model en alle specificaties en hoeft daartoe vaak alleen maar het geluid uit de uitlaten te horen. Hij is een soort wandelende, twee meter hoge ­Shazam-app voor utes.
‘Dat klopt niet’, zegt hij, zijn vinger zwaaiend naar een verhoogde Nissan Patrol die een hoop onverbrande diesel uit z’n pijpen braakt. ‘Ik weet nog dat hier alleen maar echte utes kwamen.’ Dat er een paar jaar geleden een einde kwam aan de autoproductie in Australië, betekende meteen de dood van de ware ute. De jongere generaties worden zodoende gedwongen te rijden in esthetisch modernere en cultureel gezien minderwaardige pick-ups. En dat betekent uiteraard dat de oude auto’s populairder zijn dan ooit.

De Circle Work-kampioenschap

‘Fair bloody dinkum, mate!’ schreeuwt een stoffige, dronken en met dreadlocks behangen zombie-achtige landkrab ons toe. ‘Check de ­sooters op dat ding!’ Hij wijst naar een roestige Holden Kingswood. Voordat we de kans krijgen op te zoeken wat dat allemaal mag betekenen, trekt hij een van zijn cowboylaarzen uit, vult die met bier en proost op de gulden zonsondergang. ‘Die ute is flitsender dan een rat met een gouden tand’, zegt hij. Waarna hij z’n maat 45 met Victoria Bitter leegdrinkt en terugvalt in een catatonische staat.
Het hoogtepunt van het evenement voor de utes is het jaarlijkse Circle Work-kampioenschap. Beschouw het als een landbouwkundige, automobiele Olympiade die drie rijdisciplines omvat: Barrel Racing, Go to Wo en Circle Work. Ieder jaar komen de topcoureurs van het land samen in de hoop gekroond te worden tot koning of koningin. Om mee te doen, zijn twee zaken vereist: geen enkel ontzag voor mechanica en een gezonde honger naar stof. ‘Ik wil er alleen niet uitzien als een domoor’, zegt Bradley uit Bordertown ietwat nerveus – nadat hij de blaastest heeft ondergaan voor zijn laatste race. Een serie vee-oormerken bungelt aan de rand van zijn hoed. Hij grijpt het stuur stevig vast en knijpt zijn ogen samen. ‘CLEAR PROP!’ brult hij, waarna hij z’n 5,7-liter V8 start en die naar de rode lijn jaagt.

Natte aarde zien branden? Ga er langs.

Hij gaat in de 60 seconden daarna geen moment van het gas, draait voor duizenden toeschouwers pirouettes in de arena terwijl zijn vlaggen door de lucht klieven en zijn banden modder tegen het publiek aan smijten. De soundtrack – en dit is geen grap – is het liedje van Men at Work: Down Under.
Helaas blijkt dat allemaal niet genoeg om Reece Haggerty te verslaan, die met de eer gaat strijken in zijn controversiële Commodore V6. We bevinden ons hier immers wel op een continent waar de V8 nog altijd in het hoogste aanzien staat. Maar het publiek wordt helemaal gek als hij natte aarde, een substantie die normaliter toch niet bekendstaat om zijn ontvlambare eigenschappen, weet te laten ontbranden door het rubber vastberaden van zijn velgen te rijden in de moeder aller burnouts. Terug in het kampeerkamp worden we verwelkomd met de meest Australische handdruk: met een sleutelbeen-vermorzelende rugbytackle gooit een man met de bouw van een D-batterij ons op de grond. Het blijkt onze eigen schuld te zijn. We liepen precies in het pad van twee mannen die in tegengestelde richting renden, en met elkaar verbonden waren door een industrieel stuk kraanriem om hun middel.

Drink, zonder mate

Ze sprinten vanuit het midden bij elkaar vandaan, zodat de riem zich op een zeker moment aanspant en ze plotseling tot stilstand komen, waarbij hun organen zich een weg naar buiten proberen te banen. Althans, dat zou zijn gebeurd als wij niet dwars door hun spel waren gebanjerd. Waarom ze dit doen? Er is geen reden – gewoon, lol trappen.
Dit blijkt toch wel de rode draad van Deni. Drank levert duidelijk een bijdrage aan het geheel, maar iedereen mag meedoen. Ook vrouwen proberen hun milt doormidden te scheuren; mensen in rolstoelen ­grijpen hun kans. Het is een rauw soort joie de vivre en die overduidelijk uiterst besmettelijk is. Maar er is meer. Dit is ook een feest van gezamenlijkheid, een feest van een gemeenschap – mensen komen hier tot elkaar. Australië is niet bepaald een klein land, en het kan erg eenzaam zijn in de afgelegen, droge, agrarische gebieden. De hoogste zelfmoordpercentages in Australië vind je onder boeren – ze plegen twee keer zo vaak zelfmoord als mensen in stedelijke gebieden. En hoewel het binden van een kraanriem rond je middel en heel hard bij je mate vandaan sprinten niet per se een gezonde remedie mag lijken: als het tot meer verbondenheid leidt, is dat alleen maar mooi.

Allemaal dankzij de ute

We kwamen naar dit deel van de wereld met de verwachting er vrijwel niets aan te treffen, maar werden getrakteerd op een weekend van tastbare gekte, wild enthousiasme en een gezonde hoeveelheid ongebreideld plezier. En we hebben dingen gezien waarvan we nooit verwachtten dat ze bestonden.
We zagen een gemeenschap, een vorm van autosport die hoegenaamd nog onontdekt was, en ook zagen we een man die leek op Action Bronson met een zelfmoordgordel vol bierblikken die eindeloos bleef klappen met een zweep. Dat gebeurde allemaal dankzij één ding: de ute. Zonder de ute hadden we dit allemaal nooit meegemaakt. Om precies te zijn: we zouden het allemaal nooit hebben meegemaakt als een boerenvrouw uit Gippsland geen brief aan Ford zou hebben geschreven met een goed idee. Dus schenk een drankje in en hef je glas – of je volle laars – op haar.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)