Je zult de pech maar hebben dat je je nieuwe auto uitgerekend noemt naar de militaire code voor iemand die niet goed bij z’n hoofd is. Wat doe je dan? Simpel: dan zaag je dat hoofd er gewoon af.
 
Natuurlijk moest er van de beeldschone A5 een open versie komen. En natuurlijk moest die een stoffen kap hebben. Aldus Audi. Dat eerste begrijpen we nog. Maar waarom per se een stoffen kap? Is er iets mis met, we noemen maar wat, een BMW 3-serie Cabrio?
 
‘Nee hoor’, zegt een hoge Audi-man. ‘Maar ten eerste hebben we nu eenmaal ooit beloofd dat er nooit een Audi CC zou komen.’ Dat zegt ook niet alles, werpen we tegen. We hebben een grote Porsche-baas ook wel eens horen beweren dat er, read my lips, nóóit een Porsche met dieselmotor zou komen. ‘Ten tweede,’ gaat hij onverstoorbaar door, ‘hóórt een cabrio gewoon een stoffen dak te hebben. Dat is historisch verantwoord. Daar houden wij van. Ten derde is het lichter dan een stalen klapdak, dus beter voor de prestaties en voor het milieu. Ten vierde hou je zo veel meer kofferruimte over. Ten vijfde blijkt uit onderzoek dat het aantal messen dat in stoffen daken wordt gezet reuze meevalt, dus voor antivandalisme hoef je het ook niet te doen. Ten zesde: uit anti-diefstaloverwegingen ook niet, want je moet wel een bijzonder onpraktisch ingestelde snoodaard zijn als je een auto in wilt via het dak als je ook gewoon een ruit kunt intikken. En ten zevende: het is gewoon mooier. Die coupécabrio’s hebben allemaal lelijke naden door het dak lopen, en met een stoffen kap kun je ook nog eens wat aardigs met contrasterende kleuren doen. Duidelijk zo?’
 
Heel duidelijk. Wat een ontzettend stom idee eigenlijk zeg, zo’n stalen klapdak. Toegegeven: de A5 Cabrio is een schoonheid van een auto. De fraaie neus, subtiele welvingen in de flanken en de slanke achterkant, afgemaakt met de mataluminium raamstijlen en het chique chroomrandje op portierhoogte rond de hele auto: prachtig. Zelfs met de kap omhoog ziet hij er allersmakelijkst uit. Het is niet helemaal gelukt om de Cabrio de wonderschone daklijn van de A5 Coupé mee te geven, maar het komt behoorlijk in de buurt.
 
De kap zelf is trouwens een klein technisch hoogstandje: hij gaat binnen vijftien tellen open of dicht, en dat kun je ook rijdend tot 50 km/u doen. Of van een afstandje; de ware poseur loopt op z’n dichte auto af, drukt op het knopje en stapt in een open auto in. De isolatie is verbluffend: je hoort nauwelijks meer wind- of ander geruis dan in een gewone A5. Open rijden kan probleemloos tot uiterst kostbare snelheden. Zeker met het standaard bijgeleverde windschot kun je tot dik boven de 200 km/u zonder noemenswaardige stemverheffing praten over de genoegens van een rijbewijs – zolang je het nog hebt.
 
Dat laatste is eigenlijk het enige dat we kunnen aanmerken op de topversie waarin we reden, de S5 Cabrio. Hij presteert zo idioot makkelijk en gretig, met een dermate verslavend geluid dat het niet anders kan of iemand met een uniform en een kabouter-met-cameraploeg in z’n kielzog komt je binnen de kortste keren uitnodigen het zojuist van jou gemaakte filmpje even te komen bekijken. De S5 heeft opmerkelijk genoeg niet de 4,2-liter V8 van z’n dichte broer, maar een direct ingespoten drieliter V6 met compressor. Voor de prestaties maakt dat niet eens veel uit: hij levert 333 pk tegen de 354 van de Coupé, maar heeft evenveel koppel (440 Nm). Hij sprint een halve seconde langzamer naar de 100 (5,6 tegen 5,1 seconden), maar haalt ook 250 km/u. Daar staat tegenover dat-ie een stuk zuiniger is: gemiddeld drinkt-ie 9,7 liter per 100 kilometer, tegen de 12,1 van de dichte broer. Dat scheelt elke kilometer 64 gram CO2. Belangrijker is dat de V6 zo zalig aan het gas hangt en zo goed klinkt dat je de V8 geen moment mist.
 
Audi heeft weer eens haar uiterste best gedaan om een onderstel in elkaar te zetten dat zo’n motor recht doet, en is daar wederom met vlag en wimpel in geslaagd. Hoewel het vierwielaangedreven onderstel op zich al briljant is, nemen we de gelegenheid te baat de loftrompet te steken over het Drive Select-systeem. Hiermee kun je via de knopjes Comfort, Dynamic en Auto diverse parameters van de auto beïnvloeden: de vering, besturing, manier waarop de bak schakelt, esp-instellingen enzovoort. Het werkt verbluffend. Je kunt de S5 zo comfortabel laten rijden als een Mercedes, zo dynamisch als een BMW en met de ‘Auto’-stand heb je de typische ‘precies tussen die twee in’-stand van eh, een Audi. Inderdaad: die laatste stand bevalt nog het best. De besturing is dan zalig scherp en direct, de vering stevig zonder stoterig te worden en de elektronica laat een net ietsje hogere funfactor toe. Een zeventraps DSG-bak (pardon: S-Tronic, in Audi-taal) is standaard en we zeggen het nóg maar eens: beter wordt een versnellingsbak niet.
 
Er zijn nog aardig wat andere zaken bedacht om het alledaagse leven met een dakloze auto aangenamer te maken. Ze zijn geen van alle nieuw, wel bijna allemaal welkom. De ooit door Mercedes bedachte ‘airscarf’, een ventilatieopening hoog in de stoel die warme lucht in je nek blaast, is in deze open Audi te bestellen. Ook handig: de achterbank is in delen neerklapbaar, zodat de bagageruimte van minimaal 320 liter (is al niet weinig; een 3-serie moet het doen met 210 liter) uit te breiden is tot 750 liter. Voor de rest profiteert de Cabrio natuurlijk mee van alle dingen die je ook op een S5 Coupé kunt krijgen en die stuk voor stuk hebberig (MMI-navigatie, Bang & Olufsen-audio) en arm (respectievelijk 3.980 en 1.582 euro) maken.
 
We hebben ons best gedaan om nog wat mopperpunten te vinden, maar dat is met een auto als deze verdomd lastig. Je kunt zelfs nog vrij aardig achterin zitten, al moet je dan niet meteen naar Zuid-Frankrijk willen. Eén dingetje dan: door alle afgeronde hoeken is het op alle fronten raden waar de auto begint en ophoudt, en de verstevigde A-stijlen maken het zicht er ook niet beter op. O, en als de prijs al bekend zou zijn, dan hadden we daar waarschijnlijk wat over te mauwen, want goedkoop zal-ie worden. De instap-A5, de 2.0 TFSI, komt op 52.750 euro, dat weten we al wel – dat is bijna twaalf mille meer dan z’n dichte tegenhanger. De ‘gewone’ S5 kost dik 84.000 euro, maar die heeft wel weer een V8 en vast ook weer een heel andere uitrusting en zo. Weet je wat: we zien wel. Maar mocht het geld ons spontaan op de rug gaan groeien en we wilden een open vierzitter, dan zou het deze worden.

 

Reacties