Zeg cabrio en je denkt aan zon, wuivende palmen en St. Tropez. Onze eerste kennismaking met de Audi TT Roadster was wel in Zuid-Frankrijk, maar het regende dat het goot. Een goede test of hij ook Nederland-proof is.
Audi’s nieuwste Roadster lekt niet. Geloof mij nu maar, want ik kan het weten. De introductierit lijkt wel een rondvaart in een onderzeeër. De regendruppels zijn samengeklonterd tot stralen, die stralen zijn in elkaar overgegaan en vormen nu een gordijn van regen en met al die gordijnen om ons heen lijkt het wel alsof de Audi gezonken is. Dan is er ook nog eens mist. Na het verlaten van de luchthaven van Nice zijn we de bergen in gegaan en worden daar opgewacht door een dik dek laaghangende bewolking. Het zicht reikt niet verder dan het puntje van de motorkap en die is bij de TT niet echt lang.
We laten ons leiden door de pacenotes die de juffrouw van het perfecte satellietnavigatiesysteem voorleest. ‘Sla over 100 meter af naar rechts’. Was ze van vlees en bloed geweest, dan zou ik haar ten huwelijk vragen. Natuurlijk kun je er niet helemaal op blindvaren, lijkt de fotograaf duidelijk te willen maken. Ik kan niet helemaal wijs worden uit zijn benauwde gepiep. Ik meen te horen: ‘Kun je alsjeblieft op de weg kijken?!!’ terwijl hij ondertussen van de zenuwen op de kraag van zijn jas zit te kauwen. In ieder geval kunnen we ons testoordeel nu beter afstemmen op de thuissituatie. We zouden je kunnen vertellen hoe geweldig lekker de TT Roadster over de boulevard van Monaco zoeft, maar daar heb je helemaal niets aan als blijkt dat hij tijdens een maartse bui op de rondweg van je eigen Vinex-wijk belabberd presteert. Dat zou jammer zijn, want zelfs in Nederland is de vorige TT Roadster behoorlijk verkocht. Achter de wolken schijnt immers altijd de zon en dan is een cabrio verrekte lekker.
In de basis wijkt de Roadster niet zoveel af van de Coupé. Je hebt twee smaken: een geblazen tweeliter viercilinder met 200 pk en voorwielaandrijving en een 250-pk sterke 3,2-liter V6. Die krijgt zonder meerprijs vierwielaandrijving mee. Ook verder zijn er weinig verschillen, dus je houdt de keuze tussen een hakerige, maar toch wel lekker schakelende zesbak en de excellente S-tronic, alias DSG. Moeten we nog vertellen dat die een dubbele koppeling en schakelknoppen op het stuur heeft? Ook Audi’s magnetische dempercontrole staat op de optielijst. Kies die en je hebt wat te vertellen aan de bar. Naast de 17-inch velgen van het standaardmodel zijn ook alle andere wielopties gelijk.
Het grootste verschil is, dat moge duidelijk zijn, dat het vaste dak vervangen is door een stoffen exemplaar. Waar andere merken zijn geobsedeerd door inklapbare hardtops, koos Audi voor een flexibel dak dat keurig weggevouwen wordt in de ruimte vóór de bagageruimte. Het ziet er niet alleen verzorgd, maar ook nog eens heel degelijk uit. Dankzij het Z-vormige inklapmechanisme hoeft er niet al te lang gefröbeld te worden. Je hoeft maar een paar flapjes opzij te drukken en de kap vouwt zich op zonder dat er allemaal vettige stangen uitpriemen. Op de tweeliter is de handbediende kap standaard, tegen bijbetaling wordt de bediening elektrisch. Bij de 3.2 is de robotkap inclusief.
Er is helemaal niets mis met de handbediende kap, maar de elektrische opent in twaalf seconden en dat bij een snelheid tot zo’n vijftig kilometer per uur. De kap is lichter dan voorheen, maar voelt desondanks wel meer solide aan. Hij heeft prima geluidsisolatie en een glazen achterruit. Een elektrisch windscherm tussen de rollbars is standaard. Er is duidelijk veel aandacht besteed aan de constructie van de Z-vormig openende kap. Bovendien krijg je het niet op je heupen als hij zich opent of sluit. Ik bedoel: de eerste keer dat je alle 74 delen van een C70-dak ziet opkrullen ben je diep onder de indruk. Maar daarna ga je je afvragen wat er gebeurt als er halverwege het openen of sluiten maar één deeltje gaat dwarsliggen.
Natuurlijk moet dit kleine wondertje der techniek een plaatsje krijgen en dus heeft Audi de achterzittingen van de TT Roadster opgeofferd. Dat is niet zo’n groot probleem. In de coupé heb je er niets aan en in de Roadster is het een mooie opbergruimte. Toch zou ik liever een grotere kofferbak hebben gehad. Nu we het daar toch over hebben, eigenlijk is die bagageruimte best goed. Hij is even groot als die van de Coupé en is dus net zo bruikbaar. Er is zelfs een skiluikje waar je lange voorwerpen zoals, juist, ski’s doorheen kunt steken. Als je met zijn tweetjes bent, valt er met de Roadster prima te leven.
En het goede nieuws gaat maar door. De auto rijdt namelijk net zo goed als de Coupé. Nee, het is niet het toppunt van precisie, maar hij laat zich gewillig de bocht in dirigeren en gaat niet zijn eigen weg. De tweeliter turbomotor is de kwiekste van het stel en biedt waarschijnlijk het meeste plezier, de 3.2 doet het wat rustiger aan. Op heel slechte wegen tordeert de carrosserie ietsje, maar hij zit beter in elkaar dan ooit te voren. De wegligging is door de constant variërende afstelling van de magnetische schokdempers stevig maar toch comfortabel. Dat de Roadster net zo goed rijdt als de Coupé is mede te danken aan de Audi Space Frame-constructie die voor 58 procent uit aluminium bestaat en voor 42 procent uit staal. Was er geen lichtmetaal gebruikt, dan zou de koets zo’n 45 procent zwaarder zijn geweest. De Roadster weegt maar 1.295 kilo en dat is maar liefst 75 kilo lichter dan de oude TT. Bovendien is hij erg stijf. En dat zijn natuurlijk punten die voor een belangrijk deel het bochtgedrag van een auto bepalen.
Het is een fraaie cabrio met een eenvoudig te bedienen kap die ook nog eens heel bruikbaar is. En nee, het is niet het neusje van de zalm als het gaat om wegligging, maar wat voor weer het ook is, genieten zul je in deze nieuwe TT Roadster. In de Coupé zou ik kiezen voor de goedkopere tweeliter versie. Die is gretiger en bovendien kun je met alleen voorwielaandrijving lekker stoeien.
In de Roadster gaat mijn voorkeur uit naar de 3.2 V6. Die maakt zo’n mooi geluid en rijdt zó strak dat hij zijn kleine broertje in de schaduw zet als het je niet alleen om het sportieve aspect gaat. Maar ik heb een dure smaak. Want de 3.2 is met 59.930 euro heel wat meer aan de prijs dan de 2.0 TFSI die voor 48.625 euro in de lijsten staat. Maar welke je ook kiest, je zult nooit worden teleurgesteld.
Reacties