Met de CTS-V Coupé heeft Cadillac de gevestigde Europese orde van sportlimo’s op de korrel. Nu nog kopers vinden die niet malen om goedkoop plastic. Als Don Quichot anno 2010 in de autohandel had gezeten, was hij vast en zeker Cadillac-verkoper geweest. Zoals hij vocht tegen windmolens, probeert het…
Met de CTS-V Coupé heeft Cadillac de gevestigde Europese orde van sportlimo’s op de korrel. Nu nog kopers vinden die niet malen om goedkoop plastic.
Als Don Quichot anno 2010 in de autohandel had gezeten, was hij vast en zeker Cadillac-verkoper geweest. Zoals hij vocht tegen windmolens, probeert het luxe GM-merk voet aan de grond te krijgen in Europa. Het wil maar niet lukken. In Nederland werden er in 2009 slechts 26 stuks op kenteken gezet, waarvan het merendeel voor een ramsjprijs uit het faillissement van Kroymans werd geplukt. Ook grijs geïmporteerde Escalades hebben hun steentje bijgedragen.
Nu belooft Cadillac voor de zoveelste keer een comeback. Er is een nieuwe importeur die maar liefst veertig autodealers zo gek heeft gekregen om het Cadillac-schild aan de gevel te spijkeren. Let wel: die veertig zijn verdeeld over heel Europa.
De smaakmaker van de terugkeer is de CTS-V Coupé. Wie zijn wij om dit nieuwste wapenfeit geen podium te geven bij TopGear? Als we Cadillac moeten geloven, verpulvert dit model de complete Europese concurrentie.
We kregen een eerste voorproefje tijdens de rit van Las Vegas naar San Francisco die we vorig jaar maakten. Als vervoer hadden we het neusje van de zalm van de klasse der sportlimo’s meegenomen. De Duitse eredivisie werd vertegenwoordigd door veteraan Mercedes CLS63 AMG en de superspits BMW M5. Als meedogenloze aanvaller uit het Britse kamp kwam de Jaguar XF-R mee. Uit de VS haalden we de vlammende CTS-V sedan. De gevestigde orde moest rennen voor zijn leven om de Yank voor te blijven. Het gaf ons in ieder geval het idee dat Cadillac op het juiste spoor zat.
Na een rit in de CTS-V Coupé hebben we dat idee laten varen. We weten het nu namelijk zeker. We geven grif toe dat ie eruit ziet alsof de ontwerper met een broodmes de lijnen heeft gemodelleerd, de luchthapper onder de voorbumper laat een Peugeot-neus verbleken en het derde remlicht kan voor een rode megaboemerang doorgaan. Is dat erg? Auto’s in deze klasse moeten opvallen en daar heb je dit soort zaken voor nodig. Wat dat aangaat is de Coupé helemaal zoals het hoort.
Uiteraard is de techniek nauw verwant aan die van de sedan, maar de vormgeving is uniek. Er zijn niet zomaar twee deuren dichtgelast, maar de overhang onder de opgetrokken kont werd danig ingekort en dat staat ‘m erg goed. In wezen is de auto vanaf de a-stijl helemaal nieuw. De lengte is met zo’n vijf centimeter ingekort, de spoorbreedte achter groeide met vijf centimeter. Omdat de daklijn ook nog eens vijf centimeter zakte, is het voorkomen van de CTS-V Coupé een stuk agressiever. Hij ziet er uit alsof ie 40 km/u sneller is dan z’n vierdeurs broer en dan hebben we nog geen meter gereden.
Dat is slechts illusie, want zoals gezegd, de techniek van motor en onderstel is rechtstreeks overgenomen. Wel is de coupé dertien kilo lichter, ook zou de carrosserie stijver moeten zijn vanwege het ontbreken van twee achterdeuren.
Voor de rest is het bekende kost. Dat is een goede zaak, want de enige kritiek die we tijdens de vorige kennismaking hadden, betrof de versnellingsbak. Ook deze keer kunnen we niets anders vinden dan dat. Wat er mis is, lees je verderop. Op dit moment is het slechts ter illustratie van het feit dat het een geweldige auto is waar weinig aan mankeert. Het referentiekader is daarbij groter dan andere Amerikaanse auto’s, in vergelijking met elke tegenstrever is het een prima apparaat. De CTS-V Coupé is er om serieus te worden genomen en niet om te worden weggezet als weer eens zo’n Amerikaans (lees: slap) aftreksel van de Europeanen. Alleen de genoemde automaat en een verkeerde manier van denken staan aansluiting met de top in de weg.
De aanjager van al dit moois is een oude bekende. De geblazen 6,2-liter V8 kenden we al uit de imposante Corvette ZR1. Voor toepassing in de Cadillac werd hij licht aangepast. Dat doet niets af aan het geweld onder de kap. Als je het gaspedaal intrapt, knal je als een sloopkogel vooruit. Ondertussen flitst de film over GM’s zestigjarige ervaring met musclecars aan je voorbij.
‘Heel belangrijk is dat de CTS-V ook een prettige auto is als je eens niet de aso wilt uithangen’
Hij zuipt als een tempelier als je het uiterste vergt (ruim 1 op 5), maar ook dat is op hetzelfde niveau als de uitdagers. Maar dan heb je ook wel een motor van jewelste. Met 556 pk en 760 Nm wordt er iets nuttigs gedaan met de verstookte peut. Het is de investering waard.
Die prachtige cijfers zijn ook nog eens heel bruikbaar. Je hoeft de motor niet tot het uiterste te tergen om maximaal te genieten. De jankende V10 van de M5 moet je tot maximum van zijn toerenbereik jagen om de opgegeven prestatiecijfers te bereiken. De Amerikanen laten zien hoe je zonder elektronische liflafjes verbluffende prestaties uit een motor kunt halen. Het enige hulpmiddel is een fluisterstille supercharger. Snelle nokkenassen en een enorme motorinhoud doen de rest. Ouderwets als wat, maar wel effectief.
Het maximale koppel komt midden in het toerenbereik beschikbaar, dus je kunt heerlijk aanklooien in het modderbad dat vermogen heet. Sturen is overbodig, met je gaspedaal dirigeer je dit brok onvervalste Amerikaanse techniek in de juiste richting. Als je Cadillacs stabiliteitswaakhond StabiliTrak uitschakelt, hoef je nog niet eens onbeschoft hard te rijden om lekker dwars gaan. Dit is het ideale gereedschap voor een fijn potje donuts draaien.
Heel belangrijk is dat de CTS-V ook een prettige auto is als je eens niet de aso wilt uithangen. De Michelin Pilot Sport 2 banden voldoen perfect, zowel om tijdens de normale ritten de kracht te beteugelen als om lekker te gummen. Dat dubbele karakter is mede te danken aan de instelbare schokdempers, dat Cadillac Magnetic Ride Control doopte. De instellingen variëren van hard als beton tot fluweelzacht. Heerlijk om je rug een rustpauze te gunnen als je bent uitgespeeld.
Het interieur weerspiegelt die twee gezichten. De optionele Recaro’s zorgen dat jij op je plaats blijft als de centrifugaalkrachten je eigenlijk de andere kant op duwen. Aan de andere kant is er ook een overvloed aan suède, en een groot, eenvoudig te bedienen in-car entertainment-systeem met navigatie. Ook andere zaken die je in een auto van dit kaliber mag verwachten, zitten erop. Al hoort die geur van goedkoop plastic daar niet bij.
Het enig echte probleem dat afbreuk doet aan de coupé is de versnellingsbak. De zestraps automaat is een lui ding. Met zo veel vermogen voorhanden kiest de bak op z’n dooie akkertje de juiste versnelling uit. Als je het de eerste keer voelt, denk je dat er iets mis is met het gaspedaal of de brandstoftoevoer. De torpedoachtige acceleratie wordt tijdens het opschakelen telkens onderbroken. Omdat we het euvel in de sedanversie ook al hadden ervaren, wisten we dat het probleem bij de versnellingsbak lag.
Je raakt er aan gewend en hebt er vrede mee. De gretige motor compenseert het. Maar meer dan een snelle rit in een Jaguar, Mercedes of BMW heb je niet nodig om erachter te komen dat het niet goed zit. Vreemd en bovendien een smet op het blazoen van Cadillac.
Zonder deze onhebbelijkheid zou de CTS-V een veel prettiger auto zijn. Er is ook een zestraps handbak. Die hebben we nog niet geprobeerd, maar of dat nu zo’n goede oplossing is, valt te betwijfelen. Auto’s in deze klasse moeten anno 2010 een hypermoderne (semi-)automaat hebben, een handbak is niet van deze tijd.
Maar waar hebben we het eigenlijk over? Want hoeveel Nederlanders en Belgen zullen straks daadwerkelijk warm lopen voor een Cadillac, laat staan voor de CTS-V Coupé? Als ze al geïnteresseerd zijn, is de dealerorganisatie natuurlijk maar heel beperkt.
Niet alleen in Europa probeert Cadillac weer op te krabbelen, ook in de VS maakt het merk bokkensprongen om weer in de gratie van het volk te komen. Voor de zoveelste keer zijn reclamejongens aan het werk gezet om een nieuwe slogan te verzinnen. Ze zijn op de proppen gekomen met ‘The new standard for the world’. Tamelijk pretentieus en bovendien: over welke wereld hebben we het eigenlijk? Is het grootheidwaanzin, zoals de World Series-baseball, waarin alleen Noord-Amerikaanse teams mogen meedoen? Als dat het geval is, dan zou Cadillac wel een kansje maken om benchmark voor de luxeklasse te worden. Maar als wij meetellen in het wereldbeeld, dan moeten we Cadillac toch teleurstellen. Hun CTS-V is een machtige auto, maar er is nog wel wat werk aan de winkel.
Reacties