De nieuwe Challenger is een beest. Iedere warmbloedige man wil er wel een. Waarom? Richard Hammond legt het uit.
 
Er zijn mensen die niet houden van muscle-cars, die niets begrijpen van hun aantrekkingskracht maar die er verward en verbaasd naar fronsen. Zij zullen de nieuwe Challenger maar niets vinden. We moeten medelijden hebben met deze mensen – medelijden maar geen angst, want zij zijn karakterloos en zonder ziel.
 
Als een auto een dynamische creatie is, als hij er is om je te brengen van waar je bent naar waar je wilt zijn en je ondertussen tintelingen bezorgt, dan is een muscle-car de ultieme vorm daarvan. Een muscle-car bestaat bij gratie van kracht; z’n motor is zijn bestaansrecht. Ja, er zijn nog andere vervelende dingetjes die de wielen op de weg houden, de ramen op en neer laten gaan en andere weggebruikers laten zien welke kant je opgaat, maar de motor is het warm kloppende hart van de auto.
 
In een muscle-car zijn het onderstel, de wielen, de bedrading, de elektronische trukendoos en jij, de bestuurder, er om te voldoen aan de behoeften van de motor. Om hem te voeden, te koesteren, te vleien en hem alles te geven wat hij nodig heeft voor zijn opdracht je naar de horizon af te schieten. Liefst zonder een uitslaande brand. Alles draait om kracht. En kracht – in welke vorm dan ook – spreekt misschien wel het meest tot onze verbeelding sinds het moment dat we uit onze oermoerassen kropen en een speer wierpen naar een mammoet.
‘Ze roemden de auto’s niet vanwege ‘een lichte neiging van vertrouwenwekkend lift-off overstuur’ of hun ‘opmerkelijke stabiliteit in bochten’’
 
Holbewoners roemden hun kracht en hun wapenfeiten met rotsschilderingen. Daarop zag je ze dan meestal niet gehuld in een netjes gestreken lendendoek in hun kruidentuintje aan het werk. Daarop zag je ze rennen, jagen, doden en hun wereld overmeesteren. We portretteren niet meer op rotsen, we portretteren nu op film. Films die over kracht gaan, die de muscle-car ervaring uitdragen, zijn de films die het oproer van de muscle-car roemden en die ons lieten zwelgen in stomme beestachtigheid, in de hoofd-naar-beneden vastberadenheid. Ze roemden de auto’s niet vanwege ‘een lichte neiging van vertrouwenwekkend lift-off overstuur’ of hun ‘opmerkelijke stabiliteit in bochten’.
 
Ze hebben de auto’s losgelaten om over de wereld te blazen, naar de horizon te ronken en de stenen uit te straat te rukken. De Mustang 390 GT uit Bullitt die wordt achternagezeten door zwarte Dodge Chargers, ‘Eleanor’, de Shelby Mustang die Nick Cage de stuipen op het lijf jaagt in Gone in Sixty Seconds en – natuurlijk – de Challenger die wordt achtervolgd door ‘Blue Meanies’ als hij aan de horizon dreigt te verdwijnen in Vanishing Point. De auto’s zijn legendarisch. Ze zijn hoofdrolspelers in mythen en legenden. Het zijn duivels. Toen zij over de wereld spookten, raakten ze ons in het hart, zelfs als we op weg naar school waren in een Austin Allegro.
 
Die originele muscle-cars, jazeker, de Amerikaanse, kwamen van meet af aan tot stand vanuit de wens mythen en legenden te creëren. Hun namen: Charger, Firebird, Challenger, Barracuda, Road Runner. Het zijn uiterst suggestieve en opwindende namen waar je een legende aan kunt koppelen. Zij hadden het niet over verbruik of handigheid, ze spraken met geen woord over gebruiksgemak of voorspelbaarheid. Het zijn namen om van te genieten, om over de tong te laten rollen en bij weg te dromen. En ze veranderden de wereld. Nou ja, een beetje dan.
 
In Europa worstelden we om een direct antwoord te geven op die simpele, krachtige Amerikaanse bruten, maar we probeerden tenminste wat. De Ford Capri, de Opel Manta, dat waren onze eigen bescheiden varianten van muscle-cars. Ze kwamen misschien wat vermogen te kort, maar ze brachten de styling, de passie en betaalbaarheid van een muscle-car naar een Europees publiek. Benzineprijzen, milieuoverwegingen en de steeds hogere prijzen van de auto’s zelf maakten er uiteindelijk een eind aan. Het weerhield ons er niet van om er gek op te zijn.
‘Ik koester hem meer dan mijn eigen benen, ondanks het feit dat hij onlangs vergat dat hij remmen zou moeten hebben en me deponeerde in een veld tegenover mijn oprit’
 
Om mijn steentje bij te dragen kocht ik een appelgroene Dodge Charger. Die was groter dan het dorp waarin ik ermee wilde rijden en paste niet – in technische zin dan – in welke van onze grote steden dan ook. Nog betaal ik de benzine af voor de periode van twaalf maanden dat hij in mijn bezit was. Ik aanbad hem en aanbid hem nog. Als je er mee reed, leek alles behalve de motor transparant en onzichtbaar, dat hij domweg was gereduceerd tot een massieve V8 die ronkend doordendert over de wegen. Ik was ondergeschikt aan de motor en was dat graag. Ik ruilde de Charger in op een Mustang. Het is een 390 GT, van het zelfde bouwjaar en model als die in Bullitt en aanvankelijk in dezelfde kleur groen. Ik koester hem meer dan mijn eigen benen, ondanks het feit dat hij onlangs vergat dat hij remmen zou moeten hebben en me deponeerde in een veld tegenover mijn oprit. Met de komst van de Challenger, kan een nieuwe generatie de muscle-car in het hart sluiten en genieten van de kracht.
 
Chrysler heeft het goed gedaan. De Challenger maakt gebruik van het platform van de 300C. Niet verkeerd om daar een muscle-car op te baseren, maar wat zou het uiteindelijk ook? Voorin heeft hij een indrukwekkende 6,1-liter Hemi V8 en die levert net als het origineel 425 pk. Het vermogen komt bij de achterwielen door een vijftraps automaat en een sperdifferentieel dat de noodzaak van een stuurwiel weg zou kunnen nemen.
 
Mijn Mustang heeft een sperdifferentieel en ik parkeer hem in door loodrecht op een parkeerplek af te rijden en dan veel gas te geven zodat de kont begint te glijden en bandensporen trekkend in het vak terechtkomt. Er zijn wat verdacht geavanceerde onderdelen toegepast: onafhankelijke achterwielophanging in plaats van de meer gebruikelijke starre achteras, en gasgedempte schroefveren voor. Die passen strikt genomen niet in de traditie van de muscle-car. Ze rieken meer naar poeslief rondrijden zonder uit de bocht te vliegen dan naar het café te rijden om mensen een klap voor de kop te geven. Maar eigenaren hoeven niets tegen hun vrienden te zeggen over die dingen, ze kunnen een goed bewaard geheim blijven.
 
Wat ze niet kunnen verbergen, is het uiterlijk. Dat is recht in de roos. Hoe een moderne autofabrikant er in geslaagd is om zo een lange, lage, scherpe en sinistere vorm te creëren en toch te voldoen aan de veiligheidseisen voor voetgangers is mij een raadsel. Géén superzachte motorkap op anderhalve meter hoogte, geen bumpers als afvalcontainers die voor en achter zijn bevestigd. Ik hoef het niet te weten; hoe raadselachtiger, hoe beter.
 
Het interieur is verschrikkelijk en zo hoort het ook. Ik hoop dat ze zo verstandig zijn dat ze met een optioneel zwart vinyl dashboard komen. Het enige dat ik wil hebben is een superbrede achteruitkijkspiegel voor die scènes uit Vanishing Point van landschap dat je achterlaat. Waarschijnlijk is er plek voor passagiers achterin, maar wat zou het? Hij heeft een bagageruimte waar je dingen in kwijt kan, nou en? Volgend jaar komt hij met een 3,5-liter V6. Voor idioten, want waarom zou je die kopen? Dat is als op zoek gaan naar een Dobermann en thuiskomen met een poedel. In de VS gaat hij 37.995 dollar kosten. Hij komt toch wel naar Europa, dus toch zul je hem overal zien verschijnen. Mag ik hopen.

Reacties