We rijden op de snelweg M25 bij Londen, de avondspits is voorbij en het verkeer rijdt lekker door. De motor van de Fiesta is schor, z’n prestaties verwaarloosbaar.

En hoe rijdt dat nou, zo een Ford Fiesta MK1?

Dat we 120 km/u zouden kunnen halen, is een verre droom. We kunnen het stuur een aantal centimeters naar beide kanten draaien zonder dat er enige verandering optreedt in onze rijrichting, wat betekent dat we er ook niets aan kunnen doen als ie af en toe wat over de weg zwalkt, waardoor het lijkt alsof we te lang in het café hebben gezeten. Ook is er een angstaanjagende interval tussen het moment dat we het rempedaal intrappen en het moment dat de onbekrachtigde remmen hun werk beginnen te doen. De carrosserie is zo stevig als een eierschaal. Oh, en we moeten morgenmiddag in Keulen zijn. Wat kan het ons schelen. We weten wel zeker dat het een leuke rit zal worden. Het is met oude auto’s nou eenmaal altijd zo dat ze in het begin stroperig aanvoelen, maar na een poosje pas je je aan. De eerste paar kilometer houden we onszelf voor dat de mensen in 1976 niet beter wisten, en de Fiesta een prima auto vonden. Z’n techniek was destijds net zo trendy als z’n oranje pied-de-poule-bekleding. Tot dat moment was de techniek van Ford altijd uiterst orthodox geweest, maar met de ­Fiesta sloeg het merk een nieuwe weg in: de motor werd dwarsgeplaatst en de auto kreeg voorwielaandrijving – net als een aantal andere supermini’s destijds. In het midden van de jaren zeventig gingen ook veel andere zaken op de schop, vooral in 1976, toen de punk opkwam en de Sex Pistols het stokje overnamen van de ‘Bohemian Rhapsody’-achtige rocksongs. De firma Apple begon computers te bouwen in een garage; de Concorde begon lijndiensten te vliegen.

Al zo lang geleden?

Ja, het is even geleden. De L-uitvoering werd geleverd zonder radio, zonder een spiegeltje aan de passagierskant, zonder hoofdsteunen en de ruitenwissersproeier bediende je door middel van een klein rubberen balletje op de vloer. Toen was 45 pk genoeg en vier versnellingen een overvloed. Op koude ochtenden trok je de choke uit, staarde stilletjes naar de hemel, draaide de sleutel in het contact om en hoopte op de wonderen die komen konden. Dat is dan ook de procedure die we volgen op de ochtend van de tweede dag van onze trip, als het vriest. De Fiesta twijfelt nauwelijks en begint wat klonterig stationair te lopen terwijl we het ijs van de ruiten schrapen. Er is er veel van (glas, niet ijs), en dat is een belangrijke karakteristiek van de auto. Hij geeft je een uiterst panoramische kijk op de buitenwereld, en al dat glas zorgt er ook voor dat het interieur ruimtelijk en groot aanvoelt. Maar het betekent ook dat de hoedenplank laag ligt en dat daardoor de kofferbak niet groot genoeg is voor al onze spullen. En omringd zijn door glas geeft je wel een beetje een kwetsbaar gevoel.

Maar wel mooi toch?

Toch is het ook dat glas, samen met de eenvoudige materialen binnenin, waardoor de Fiesta mooi wordt, verfijnd eigenlijk. Het design kwam van Tom Tjaarda, en aangezien hij ook verantwoordelijk was voor de De Tomaso Pantera en de Fiat 124 Spider, is het zeker ook goed genoeg voor ons. Dat de Fiesta lichtjes naar voren neigde in z’n vormgeving was in die tijd in de mode, en werd later vergeten doordat Ford telkens weer met andere facelifts kwam, maar het is een mooie herinnering aan een tijd dat aerodynamica nog niet alles voor het zeggen had en de wigvorm nog niet nodig was om naar de melkboer te rijden. We zetten onze weg voort, nu over de stille wegen en weggetjes van Normandië. Na de Engelse snelwegen van gisteren is het prettig om de kleine auto nu zijn eigen gangetje te laten gaan. Dat eigen gangetje gaat niet hard. Hij heeft natuurlijk geen toerenteller, dus je schakelt op je gevoel en op het motorgeluid. In z’n derde versnelling begint ie bij 60 km/u al te kermen, maar wonder boven wonder kan ie bergop veel meer hebben. Overigens: bij 100 km/u in z’n vier klinkt ie net zo. De snelheidsmeter blijkt verrassend accuraat, ook na al die jaren. Het stuur gedraagt zich dan wel vaag als je rechtdoor wilt rijden, maar eigenlijk stuurt de Fiesta vrij prettig, een beetje zwaar, alsof je aan een katrol trekt. Hij is levendig en expressief zoals dat oudere auto’s dat vaak zijn: hij geeft je een intieme band met de mechanica. Je voelt precies wat de banden doen en exact hoeveel grip ze hebben. Zelfs toen was er niemand die beweerde dat de Fiesta leuk was om te rijden – daarvoor moest je een Fiat 127 kopen – maar hij is heel voorspelbaar en dat maakt z’n onderstuur prima op te vangen. De versnellingspook maakt lange slagen, maar je voelt de stangen bewegen en de tandwielen in elkaar grijpen.
Het heeft geen zin om de Fiesta te onderwerpen aan de autoroute als de n-wegen richting België zo vlak en verlaten zijn. Na een zoet ontbijtje in Saint-Omer gaan we verder oostwaarts. In een klein dorpje passeren we een verlaten pompstationnetje, vol spinnenwebben en vergeelde uithangborden. We denken dat het wel leuk is voor een foto en keren om, om er vervolgens achter te komen dat het nog altijd bemand wordt. En aangezien we om benzine verlegen zitten, tanken we er. Het wordt gerund door een heuse madame, minstens 80 jaar oud, die haar contanten in de lade van een antieke kassa bewaart – omgebouwd om met euro’s om te gaan. Haar zoon runt de werkplaats ernaast, en we beseffen meteen dat als de Fiesta een mankement had gehad – en auto’s uit deze periode mankeerden nogal eens wat – we op de juiste plaats zouden zijn geweest.

Welke route nemen jullie?

België doorkruisen we over de snelwegen, en aangezien die nogal eens omzoomd zijn door snelheidscamera’s die flitsen boven de 120 km/u, houdt de Fiesta het overige verkeer prima bij. Zoals altijd in een oude auto zijn we echter alert op vreemde geluiden of gekke trillingen, of andere onheilspellende zaken. ‘Ik ruik een brandlucht’, zegt de fotograaf op een zeker moment. We checken meteen de temperatuurmeter (normaal) en kijken in de achteruitkijkspiegel (geen zichtbare rook). Een minuut later halen we een Ford Sierra in met duidelijke zuigerveerproblemen – een sliert blauwe rook komt uit z’n uitlaat. De geur verdwijnt daarna meteen. In Duitsland tanken we opnieuw, waardoor we de hobbelige straatjes van Aken even kunnen bezoeken en een worst kunnen eten op de plaatselijke kerstmarkt. En dan, slik, de Autobahn. Voorzichtig tasten we af wat dit ouwetje nog kan. We voelen ons een beetje een indringer, zelfs op de rechterbaan, en we hebben geen trek in een bende BMW’s aan onze bumper die zo graag 250 km/u willen rijden, maar na verloop van tijd gaat het eigenlijk best goed en weet de Fiesta inderdaad 137 km/u te halen, exact de top die de fabriek ooit opgaf. De eer is gered, en we doen het weer rustig aan. Want, en zo is het, de Fiesta is bij die snelheid lawaaierig en voelt zich er duidelijk niet prettig bij. Deze trip heeft bewezen wat een eerste-generatie supermini vermag, maar we hebben het wel een beetje overdreven ten koste van enig comfort. Vooral vanwege z’n kleine motor. Hij was zeker competitief ten opzichte van z’n rivalen toen ie nieuw was, en van die rivalen waren er destijds maar vier: de Fiat 127, de VW Polo, de Renault 5 en de Peugeot 104. Allemaal eveneens van de eerste generatie. Iedereen wist dat ze niet waren gemaakt voor lange reizen. In die tijd had je voor een trip door Europa, als je die wilde maken met enige snelheid en in enig comfort, een dure auto nodig. Het concept van een Gran Turismo deed opgeld. Toen kwam de volgende generatie supermini’s, met de Peugeot 205 voorop, en plotseling kon je ook met een kleine auto grote reizen maken. We bevinden ons nu op een punt dat de wegen zo vol zijn, dat er zoveel wordt gecontroleerd, dat de auto’s zo stil zijn geworden en dat een volle tank in een dieselende supermini je op een dag 1.200 kilometer verder brengt, en je dus niks anders – niets méér – nodig hebt.
En daarin komt de nieuwe Fiesta je tegemoet. De auto van morgen en misschien wel overmorgen – vol elektronica, wifi, waarschuwingssystemen. Aan het eind van onze trip ontmoeten we die Fiesta in de fabriek in Keulen, daar waar ie zal worden gebouwd. Maar dat betekent niet dat we de Fiesta van eergisteren niet graag mogen. Hij heeft de longen uit z’n lijf voor ons gereden, dus waarom zouden we ‘m niet dankbaar zijn?

Ford Fiesta 950 L (1976)


Motor
957 cc
viercilinder
45 pk @ 6.000 tpm
65 Nm @ 3.000 tpm
Aandrijving
voorwielen
4v handbak
Prestaties
0-100 km/u in 17,6 s
top 137 km/u
Verbruik (gemiddeld)
7,5 l/100 km
CO2-uitstoot n.b.
Afmetingen
3.650 x 1.570 x 1.310 mm (l x b x h)
2.286 mm (wielbasis)
715 kg
34 l (benzine)
200 / 999 l (bagage)
Prijzen (1976)
€ 7.221 (NL)
n.b. (B)

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)

Meer van TopGear