Fiats legendarische Abarth-schildje is terug – compleet met schorpioen – op de uitzinnige Punto. En dat is alleen nog maar het begin. Fords eigen pretmodel Fiesta ST dient als maatstaf.
Dit soort auto’s – de Punto Abarth en de Fiesta ST die we naar Turijn hebben meegenomen om ze met elkaar te kunnen meten – wordt in de media vaak afgedaan als ‘warme hatchback’. Alsof het lichte en luchtige popmuziek is of onnodig weeë chili, van die producten die mensen kopen die het hete en heftige werk niet aandurven.
Gelul. Stel dat je de gevraagde 22.000 euro (de daadwerkelijke prijs van de Fiesta en de door ons geschatte prijs voor de Punto Abarth) die deze auto’s kosten bij elkaar hebt gesprokkeld. Komt er een journalist – die altijd gratis rijdt – vertellen dat je beter de Cooper S van dik 30.000 euro kunt kopen, of de Clio F1 Sport van 32.500 euro. Treiterig is dat. Dan moet je nog maar zien wat je krijgt voor die extra tien mille. Of stel dat we een Golf GTI zouden gaan aanprijzen. Dan zit je nog een paar duizend euro hoger. Nee, een echt gewilde hatchback is een andere categorie – net zo onbereikbaar als die oranje Lamborghini waar die bolle Clarkson op televisie over staat te juichen.
Deze twee auto’s hebben heel wat te bewijzen en ze verdienen onze aandacht. Ze hebben trouwens allebei een stamboom om trots op te zijn. Fiat Abarth: dat is een complete manie samengevat in twee woorden. De schorpioen op het schildje verraadt alles want de beste Abarths waren altijd klein, maar met de prikkracht van iets veel groters. Overigens, even voor de duidelijkheid én om de allesomvattendheid van de manie te beschrijven: de Punto Abarth is op kenteken ook echt een Abarth en géén Fiat. Maar goed, ook de snelle Fords hebben een volvette geschiedenis met de XR en alle andere rallywinnaars en wegpiraten die ze in de afgelopen eeuw hebben voortgebracht.
Het zijn verrukkelijke auto’s, want ze vertegenwoordigen de triomf van een technische ontwikkeling. De technische vereisten zijn trouwens hopeloosmakend vanwege de vele tegenstrijdigheden die ze bevatten. Een ‘hete’ supermini moet volwassen genoeg zijn om nuttig en veilig te zijn, maar ook weer niet zo volwassen dat de prijs omhoog moet – en hij moet ook zo onbeschroomd brutaal blijven als een baby.
Zo beschouwd heeft de ST heel wat in te halen in deze vergelijking, want de Fiesta loopt op zijn laatste benen. Volgend jaar wordt hij vervangen, dus op dit moment kun je hem rustig een supermini van de oudere generatie noemen. Hij is dus ook lang zo volwassen niet, met slechts vijf versnellingen en een enorme herrieproductie op de snelweg. Zijn binnenwerk is ondanks een recente facelift goedkoop en zo onaantrekkelijk als een diepvriespizza van anderhalve euro. Dan is hij ook nog helemaal niet brutaal of kek. Het uiterlijk is aan de saaie kant en de sportelementen die in en om de cabine zijn aangebracht komen halfslachtig over.
Dat is bij de Abarth heel anders. Die oogt heel volwassen, want dat zijn de supermini’s van nu per slot van rekening. Hij is groot, in z’n zes rijdt hij stilletjes en van EuroNCAP krijgt hij meer sterren. Maar hij is ook beter uitgedost voor een rondje toeren. Maar die rode spiegels en die schorpioenen achter de deurgrepen: dat krijgt alleen een Italiaan voor elkaar. De raamkozijnen zijn zwart afgewerkt, de remklauwen zijn rood en de velgen zijn exact goed. Het stuur is afgewerkt met verschillende stoffen en schitterend rood stiksel en die stoelen, die vind je echt nergens anders. Jammer dat je er verkrampte schouders van krijgt als je niet van elastiek bent.
‘Er zijn nu eenmaal fans van snelle Fords die alleen door de knieën gaan voor de nazaten van heilige Henry. Er zijn Italiaanse autovereerders wier kruistochten altijd weer naar Turijn voeren’
Een goede stamboom is trouwens iets anders dan retro. Want al is hij dan tot aan de achterkant van de uitlaat (verchroomd uiteraard) voorzien van klassieke pimp-elementen, de Punto Abarth is volstrekt modern uitgevoerd. Wil je een ouderwetse Abarth in retrostijl, dan moet je een maandje of twee wachten op de 500 Abarth.
Voor het vermogen heeft de Fiesta ST een eerbiedwaardig recept uit de keuken van de hete supermini’s getrokken. Men neme een van levenskracht blozende motor. Met z’n twee liter stamt hij vrijwel direct af van de Mondeo, dus met het koppel zit het wel goed, maar met zijn 150 pk levert hij nauwelijks vermogen en dat merk je aan zijn weerzin om boven de 6.000 toeren door te trekken. Dat is gewoon iets wat je enthousiasme tempert, net als het kabaal dat hij maakt en de halfslachtige prestaties van de vijfbak. Toch is van nul naar honderd in 8,4 seconden afdoende.
De Abarth heeft een 1,4-liter turbomotor met 155 pk. Voordat je nu angstige beelden voor ogen krijgt van een Renault 5 Turbo met een morsige carburateur en een turbo ter grootte van een Dyson-stofzuiger, kan ik je vertellen dat de motor van de temperamentvolle Italiaan net zo modern is als de rest. Dat alles in het kader van een nieuwe trend van schaalverkleining – vervang de grote slurpmotor door een kleinere turbo. Fiat noemt dat de T-Jet en dat is een treffend voorbeeld. Hij trekt als een pak-‘m-beet tweeliter diesel, maar dan zonder dat schudden en bulderen. Hij klinkt zelfs sprankelend en helemaal ‘Fiatterig’ tot aan de 6.500 toeren.
De tijd die hij nodig heeft om tot honderd op te trekken is ietsje minder dan 8,2 seconde. Hij voelt altijd levendig doordat hij meer koppel geeft dan de Fiesta, meer dan de voorwielen bij dit weer aankunnen en nog meer als je de sportknop op het dashboard indrukt.
Aangezien de Fiesta een Ford is, mag je verwachten dat de ST dan wel zal moeten inleveren qua chassis. Maar nee hoor, dat is uitstekend. Je bedient het door middel van een spichtig stuurwieltje dat niet valt te verstellen, maar het stuurt prima. Het gewicht is wel zo’n beetje oké en als je de bocht instuurt, krijg je de indruk dat hij dat lekker vindt. Superscherp is hij niet, maar hij is vooruitstrevend en nauwkeurig en hij heeft er zin an. De controle is goed en hij bezorgt je zeker geen vervelend overstuur. Dat is prima, zolang je geen testparcours hebt waarop je hem flink kunt uitproberen. Dan merk je dat hij de neiging heeft om te gaan sporen, maar daar staat dan weer tegenover dat hij als kleine auto niet veel van de breedte van de weg in beslag neemt. Die springerigheid past trouwens bij het terriërachtige karakter van de kleine hatchback.
De vorige keer dat ik in een Fiesta ST reed, was ik helemaal vol van de wegligging. Nu niet. Gedurende de hele proefrit heeft hij geschokt. Nou ja, behalve toen het even sneeuwde. Nu kan ik je dus vertellen hoe verrassend veel tractie hij verliest als de weg nat wordt; aan het stuur kun je goed voelen wanneer je wegligging minder wordt.
De Abarth heeft elektrische stuurbekrachtiging en de eerste paar kilometers had ik het gevoel dat ik daar nooit mee overweg zou kunnen. Er zit een merkwaardige springerigheid in het systeem van zoeken naar een middenkoers als je rechtuit rijdt. Misschien is dat bedoeld om torque steer – het naar links en rechts wegtrekken van je stuur als je flink gas geeft – weg te moffelen. Je kunt het wel ietsje verminderen door de sportknop in te drukken, maar helemaal weg krijg je het niet. Je gevoel met de weg – heel waardevol als je het kleinste beetje wegligging wilt benutten dat op deze gladde wegen voorhanden is – is daarentegen vrij goed.
Je kunt met de Abarth evenmin als met de Ford uit flauwe bochten schieten, want hij heeft een stabiliteitssysteem dat je niet uit kunt zetten. Je hebt normaliter niet door dat het er zit – het duikt pas op als je het nodig hebt en zo hoort het ook. Je begrijpt wel waar het heen gaat. De Ford heeft een strakker chassis dankzij beter stuurwerk en rijdt vloeiender, maar meer niet. Op alle andere belangrijke punten wint de Abarth. Die is domweg aantrekkelijker.
Maar alles wat ik hier beweer is aan dovemansoren gericht. Deze automerken zijn gevoelig voor loyaliteiten die zo diep zitten dat ze bijna erfelijk overdraagbaar zijn. Er zijn nu eenmaal fans van snelle Fords die alleen door de knieën gaan voor de nazaten van heilige Henry. Er zijn Italiaanse autovereerders wier kruistochten altijd weer naar Turijn voeren. Ik kan schrijven wat ik wil, maar van mijn evangelie zullen ze zich niets aantrekken.
Nu een belangrijke PS. Door een hoogst ongeloofwaardig toeval zijn zowel de Abarth als de ST net aan een nieuw hoofdstuk in hun pikante geschiedenisboek begonnen. Ford en Fiat leveren pakketten voor beide auto’s die het vermogen tot boven de 185 pk opvoeren en die ook de schokdemping en de remkracht verbeteren.
De motortuning van de Fiesta is het resultaat van een samenwerkingsverband tussen Fords Team RS en Mountune, een bedrijf dat al eeuwen Fords opvoert. Motorpakket 2 levert 185 pk dankzij nieuwe nokkenassen, een pittigere motorchip en een flinke sportuitlaat. Hij heeft ook een verlaagd onderstel. Samen kost dat zo’n 4.000 pond oftewel 6.000 euro – althans, als het pakket überhaupt in Nederland op de markt wordt gebracht.
Het Abarth esseesse – dat is Italiaans voor SS en staat voor Super Sport – pakket biedt 180 pk en 272 Nm koppel. Daarnaast krijg je grotere remschijven, 18-inch wielen en straffere schokdempers. Onze eigen redacteur werd dolenthousiast van een rondje in het prototype. En reken maar dat hij niet zomaar om was, want in die tijd reed hij privé in de briljante Clio F1 Sport. Wat het SS-pakket zal gaan kosten is nog niet bekend, maar we vermoeden dat het goedkoper is dan de opvoerset van Mountune.
Maar goed, beide pakketten passen dus naadloos bij deze twee modellen. Het zijn allebei uitstekende auto’s, pretpakketjes die met alle plezier de pocherige ambities van veel duurdere auto’s onderuit halen. Maar als je een beetje centen om handen hebt, kun je ze nog een graadje pittiger maken. In warme vorm zijn ze geweldig. Moet je nagaan hoe ze zullen zijn als je ze ‘hot’ weet te krijgen.
Reacties