Het heeft zeventien jaar geduurd, maar nu heeft Jaguar een auto ontwikkeld die sneller is dan de XJ220. En het is nog een sedan ook.
‘Ik reed achter mijn vader aan in de achtervolgende auto en zag hem uitbreken bij een snelheid van 320 km/u. De auto ging dwars, het enige wat ik zag was een zilveren flits toen de zon er op viel.’ John Gentilozzi vertelt het op een toon alsof het dagelijkse kost is om zijn pa uit z’n dak te zien gaan in een Jaguar met 320 km/u alsof hij een schuivertje maakt op een kronkelweggetje. ‘Maar ik heb hem in heftigere situaties gezien, dus wist ik dat hij ‘m zou houden.’
Johns vader is Paul Gentilozzi, en die laatste was in het zicht van zijn zoon druk bezig om z’n Jaguar XFR in het rechte spoor te houden op de zoutvlakte van Bonneville. Hij maakte er zodoende meteen ook de snelste Jaguar ooit van, op de weg: in dezelfde poging met de gigantische glijpartij haalde hij even later een snelheid van 363,111 km/u. Dat is niet alles. Dit was geen uitgeklede en opgevoerde racer, het is de identieke XFR die in de loop van dit jaar al op je oprit kan staan.
Nou ja, bíjna identiek. Hij heeft een spoiler zoals dragracers die hebben en wat extra gewicht in de kofferbak om te voorkomen dat hij te veel zou gaan slingeren. De snelheidsbegrenzer is verwijderd (en ergens in de woestijn gemikt) en de grote V8 werd bevrijd van luchtfilters, katalysator en uitlaat om ‘m makkelijker naar lucht te laten happen. De motorelektronica en de supercharger zijn anders afgesteld. De banden zijn standaard Michelin Pilotsports, en al het overige bestaat uit originele onderdelen. Dus al stijgt het vermogen van 510 pk naar 600 pk, het is nog altijd een legitieme productieauto.
Hoe dat allemaal zo is gekomen? Paul legt uit: ‘Ik was vorig jaar in Le Mans en dronk een glas wijn met Mike O’Driscoll, de Managing Director van Jaguar. Hij vertelde dat hij iets bijzonders wilde doen met de XFR, dus stelde ik Bonneville voor. Ik had daar nog nooit gereden en ik ben er altijd nieuwsgierig naar geweest. Dat was dat, het stond hem aan, dus gingen we.’
Simpel. Op 7 november, na een paar proefrondjes op een ovaal circuit in Michigan, gingen Gentilozzi en zijn team naar de zoutvlakte en waren klaar om te starten. De volgende dag realiseerden ze hun doel.
Het was natuurlijk niet de eerste keer dat een productie-Jaguar door de grens van 200 mijl per uur (322 km/u) is gebroken. Denk maar terug aan de XJ220. Die was bedacht door de Saturday Club, een groepje pioniers dat was samengesteld uit gewone werknemers die in hun vrije tijd een vette supercar ontwikkelden en daarmee lieten zien dat er bij Jaguar nog echte liefhebbers rondlopen met het hart op de juiste plaats.
Oké, misschien was het dit keer iets bedrijfsmatiger dan destijds. Het geheel werd op film vastgelegd voor een ondersteunende commercial bij de presentatie van de XFR op de autoshow van Detroit. Dat is fijn, want de video is erg tof. Bekijk hem maar ergens op topgear.nl met hoog volume en boven de soundtrack van Oasis uit zul je een agressieve V8 een goede imitatie horen geven van een overkomende Spitfire. Erg Brits.
En het laat zien hoever de ontwikkelingen zijn gevorderd sinds de XJ220. Dat was een serieuze supercar met een serieus prijskaartje (omgerekend circa 600.000 euro exclusief belastingen). In 1992 haalde Martin Brundle er op het circuit van Nardo 350 km/u mee, waarmee het toen de snelste auto ter wereld werd. De XFR is een alledaagse sedan van pakweg anderhalve euroton. Toch ging hij met gemak nog harder.
‘Als je vertrouwen hebt in de auto en je eigen kwaliteiten om te reageren op een ongeluk, dan is 320 km/u doorbreken helemaal niet zo bijzonder’
Dus leek het me een goed idee om aan Brundle zelf te vragen wat hij ervan vindt. Hebben supercars hun langste tijd gehad? ‘Nee, helemaal niet, ik vind het geweldig’, zei hij. ‘De grenzen zijn verlegd, de XJ220 was gewoon het snelst op dat moment, in de tijd’.
Hij weet wat het is om door de grens van 320 km/u te breken en heeft dat gedaan in de XJ en in Jaguar Groep C-sportklasse auto’s op Le Mans. ‘Er is niet enorm veel vaardigheid vereist om zo hard te gaan. Durf, ja, maar het draait vooral om de techniek. Als je vertrouwen hebt in de auto en je eigen kwaliteiten om te reageren op een ongeluk, dan is 320 km/u doorbreken helemaal niet zo bijzonder.’
Gentilozzi vertrouwt op zijn team. Het zijn tenslotte zijn eigen zoons en ze hebben samen met Jaguars geracet in Trans Am en in de 24-uurs van Daytona als Rocketsports Racing. ‘Tony was verantwoordelijk voor de motor en John was hoofdmonteur’, vertelt Paul. ‘Ze stelden de auto zo veilig mogelijk af, dus hoefde ik me nergens zorgen over te maken. Ik ben 58, maar ik heb meer geleefd dan de meeste 100-jarigen. Ik denk niet na over de dood. Het ergste van een crash zou zijn dat ik Jaguar zou moeten bellen om het te vertellen.’
Vergeet hij niet dat dit zijn allereerste rit was op Bonneville? Was hij dan niet nerveus? ‘Nee. Als coureur ben je of te zelfverzekerd, of je bent een angsthaas’, zegt hij. ‘Ik had die snelheid al een keer gehaald op Mulsanne in Le Mans, en het was niet zozeer de snelheid waardoor ik een beetje ging driften, maar het gebrek aan grip.’
O ja, die schuiver. Het kwam allemaal door die chicane, die je niet echt verwacht op zoutvlaktes. Het had geregend voordat het team arriveerde, dus was de vlakte een grote modderpoel. Op de eerste dag zorgde de wind ervoor dat de meeste troep werd weggeblazen, maar dat was weer over het traject teruggewaaid toen Gentilozzi de volgende ochtend terugkeerde. Zijn oplossing? Hij zou er gewoon omheen rijden. ‘We hadden die ochtend maar één poging’, legt hij uit. ‘Als we nog een half uur hadden gewacht, zou het hele traject nat zijn, dus hebben we het gewoon om de plassen heen getrokken. Ik draaide de bocht in met 320 km/u, met de tractiecontrole uitgeschakeld, en de achterwielen verloren grip. Ik liet even het gas los en gaf toen weer volgas. Dat kostte me anderhalve kilometer topsnelheid. Het was alleen maar onwennig omdat het met meer dan 320 kilometer per uur ging.’
‘Het moeilijkst was het om de randen van het traject te bepalen. Om de 500 meter stond een pylon, maar die werden door de snelheid van 320 kilometer per uur weggeblazen. Als je drift, is het vervolgens lastig om de rechte lijn weer te gaan rijden. Ik koos daarom een punt aan de horizon en paste mijn koers aan op grond van waar dat heen bewoog.’
Waarschijnlijk heeft hij gewoon geluk gehad. Door alle regen was de zoute korst zacht geworden en werd de onderlaag van klei zichtbaar. Bij de schuiver had een wiel daarin kunnen duiken, zich zijwaarts in kunnen graven, en hem over de kop laten slaan – waarschijnlijk een wisse dood tegemoet. Gelukkig groeven de banden zich niet in, en kreeg Gentilozzi ‘m weer op het rechte spoor. Drie kilometer verderop reed hij 363,111 km/u. Indrukwekkend, zeker gezien het feit dat hij het alleen maar probeerde omdat het hem een cool idee leek. Maar welke reden zou belangrijker kunnen zijn? Vraag wie dan ook bij Jaguar waarom ze met de XFR naar Bonneville zijn gegaan, dan krijg je hetzelfde antwoord als George Mallory gaf op de vraag waarom hij de Everest beklom: ‘Omdat hij er is’.
Reacties