De kou eigent zich alles toe: hij beneemt je de adem, ontfutselt je lichaam alle warmte en maakt je humor onderkoeld. Tijd om op te warmen in de Jeep Grand Cherokee.
Vingers en tenen zijn een makkelijke prooi. Ver afgelegen gebiedsdelen van het warmbloedige rijk van je hart, alsmede ander vlees dat niet in bont of textiel is gewikkeld. Ontelbare minuscule stalen haakjes klauwen zich in al je zenuwen, en onbedekte huid wordt binnen de kortste keren belaagd en overweldigd. Als bekend is het niet zozeer een probleem wanneer het pijn doet, maar juist wanneer het géén pijn meer doet, want bij ongeveer -40 graden Celsius heeft ieder zuchtje wind de verdovende werking van een bierpul wodka. En als de wind de temperatuur tot zo’n -45 graden laat dalen, houden je zenuwen het helemaal voor gezien en staken hun synaptische strijd, zodat je opperhuid het helemaal zelf mag uitzoeken. Bijtend rood wordt pijnlijk wit, pijnlijk wit wordt gevoelloos zwart, gevoelloos zwart… valt van je lichaam. Hopen dat de verwarming het in onze Jeep Grand Cherokee doet.
We zouden graag willen voorkomen dat we vandaag lichaamsdelen verliezen. Maar garanties daarvoor zijn er niet. We bevinden ons op dit moment in extreem noordelijke streken. De temperatuur is zo laag dat het kwik is gestold. Noordelijk, dat wil zeggen vijf vluchten en vele, vele uren van geestdodend wachten op vliegvelden. Tot je horloge versleten is van het vele kijken. Noordelijk, dat wil zeggen: in het noordwesten van Canada bij de Noordelijke IJszee, waar we met een Jeep over het water gaan rijden. Dat werpt een paar voor de hand liggende vragen op. Zoals: zijn we nu automobilisten of kapiteins? Hanteren we een stuur of een roer? Is dit nu – technisch gesproken althans – meer een boot dan een luxe-SUV?
En waarom doen we dit?
Het antwoord op dit alles klinkt misschien een beetje vreemd. We zijn hier om over een weg te rijden die iedere zomer verdwijnt en iedere winter zo’n vier maanden lang weer tot leven komt: de winterweg van Inuvik naar Tuktoyaktuk. Het ieder jaar weer verdwijnende en terugkerende allerlaatste stuk van de beroemde, 737 kilometer lange Dempster Highway. Het is niet bepaald onontgonnen gebied, want in deze streek werd het zwaar opgeklopte tv-programma Ice Road Truckers opgenomen (en wij zijn hier trouwens een jaar of tien geleden ook al eens geweest), maar we komen hier vandaag om een bijzondere reden.
We hebben namelijk iets te vieren én iets te betreuren: na deze winter zal er geen weg van ijs meer zijn. Later dit jaar zal een vierseizoenenweg van Inuvik naar Tuk worden voltooid, wat betekent dat de beroemde ijsweg overbodig zal zijn en binnenkort wordt gesloten. De magische ijsweg zal nog één keer de grote verdwijntruc doen, waarmee een tijdperk voor altijd ten einde gaat.
Er zijn natuurlijk meer plekken op de wereld waar je over bevroren meren of rivieren kunt rijden. Maar bij ons weten bestaat er nergens een officiële snelweg van ijs waar de politie controleert. En waar verkeersborden staan, die wordt onderhouden en als echte weg te boek staat. Al volgt hij dan de slingerende loop van een gestolde rivier en scheert hij langs de kust van een weidse oceaan. Een weg van zo’n anderhalve meter dik ijs die honderden kilometers lang is. Het vormt een vitale verbinding tussen verafgelegen woongebieden. De Tuk-winterweg is daarom iets heel bijzonders. En omdat het de allerlaatste keer is, willen we van deze ervaring genieten.
Wat is het vervoersmiddel?
Voor deze reis hebben we gekozen voor een auto die z’n wortels heeft op dit continent: de Jeep Grand Cherokee. En vanwege de extreme omstandigheden waarin we zullen rijden, hebben we een Trailhawk-versie weten te ritselen. De Trailhawk is in wezen de zware jongen van het Grand Cherokee-gamma, want hij is extra uitgerust voor offroad-gebruik. Daartoe is hij voorzien van het bij Jeep standaard geleverde Quadra-Drive II 4×4-systeem. Het heeft een elektronisch sperdifferentieel op de achteras. Een aangepaste versie van de luchtvering van de Jeep Grand Cherokee (zeer vindingrijk Quadra-Lift genoemd), dat de assen meer bewegingsvrijheid geeft en de carrosserie hoger op kan tillen dan de standaarduitvoering (tot ruim 27 centimeter van de grond), én slimme elektronische hulpmiddelen om hellingen te beklimmen en af te dalen.
Hij heeft ook heuse skidplates. Dan niet van die kek uitziende pseudo-bepantsering met de stevigheid van chocoladereepfolie. Er is een laag op de motorkap aangebracht tegen schittering. Niet helemaal duidelijk of je er wat aan hebt, maar het ziet er indrukwekkend uit. Wat hij ook heeft zijn rode, vast aangebrachte sleepogen aan de voor- en achterkant, en met kevlar verstevigde banden. Die hebben we uiteraard verruild voor winterbanden. Hij is ook voorzien van een hele zooi havikachtig emblemen. De sportstoelen uit het exclusieve SRT-model zitten hier ook in, en het touchscreen biedt extra gegevens over de vierwielaandrijving.
Het is koud, enorm koud
Maar wat ons op dit moment meer interesseert, is of de verwarming goed functioneert. De camera’s zijn stijf bevroren en weigeren dienst, de neus van videocameraman Brooks heeft een verontrustende witte tint aangenomen en fotograaf Riccioni in de passagiersstoel probeert zijn voeten te reanimeren door er met zijn net zo gevoelloze handen tegenaan te slaan. Onze gidsen, Kylik en Danny, zijn bezig met acrobatische toeren op een klein snow-/skateboard en laten ons lachend weten dat het ‘niet echt heel koud’ is. We vinden ze even niet zo aardig.
Redt de Jeep Grand Cherokee zich een beetje op het ijs
Behalve wij is alles hier hemelsblauw of wit van kleur, en de rode Jeep lijkt een plas vers bloed in de sneeuw. We hebben de brede delta van de Mackenzie-rivier, die het eerste traject van de weg langs Inuvik vormt – het stuk waar de schepen nu roerloos liggen, gevangen in een kille omarming van dik ijs – achter ons gelaten en gaan nu de kale toendra op. Behalve dan dat het geen toendra is. Het is de oceaan. Alles hier is adembenemend, en niet alleen maar vanwege de extreme temperatuur.
We houden een behoorlijke snelheid aan – het wegdek is verbazingwekkend egaal, het is niet druk en het zicht is goed – en het dunne sneeuwlaagje stuift op als poedersuiker in grote, witte wolken. Bochten nemen is hier een verheven vorm van driften, waarbij de vierwielaandrijving van de Jeep zo snel als maar kan het koppel tussen de twee assen heen en weer slingert. Iedere keer dat we stoppen, ruiken we de geur van licht smeulende koppelingsplaten, ten teken dat hij hard heeft gewerkt. Maar als je lekker gerieflijk in de auto zit, met de verwarmde stoelen en het stuur op de grillstand, dan kun je genieten van de meedogenloze schoonheid om je heen zonder dat je vingers of tenen van je lijf vriezen.
Valt er nog wat te beleven?
Op het eerste gezicht zie je niet alles in deze witte wereld; op een gegeven moment laten we een poolvos die langs de kant van de weg ligt te slapen, uit zijn slaap opschrikken. En voor we het weten, zijn we met een snelheid van zo’n 30 km/u verwikkeld in een wedstrijdje tegen het kleine roofdier. We zien de gouden vacht door de sneeuw vliegen. We komen mensen tegen op snowbikes met daarachter een toboggan vol stevig ingepakte spullen, enorme vrachtwagens met materiaal voor de mijnbouw en boringen (er is hier veel mijnbouw) dat te zwaar of te volumineus is om per vliegtuig vervoerd te worden. De hemel is de omlijsting en het uitzicht is het schilderij. De lucht is helder, tintelend en heerlijk. En dan opeens doemt Tuk op.
Alles in Tuktoyaktuk is praktisch. Het is een verafgelegen, voornamelijk door Inuvikezen bewoonde plaats die minder dan 1.000 zielen telt. Het ligt aan de Kugmallit-baai in de Beaufortzee. Je vindt er een benzinestation, een supermarkt en een schooltje. Een paar radarkoepels die tijdens de Koude Oorlog onderdeel waren van een waarschuwingssysteem voor het geval de Russen iets hoogst explosiefs over het topje van de wereld zouden katapulteren, zien we ook staan. De meeste bewoners stropen, jagen en vissen nog steeds. Alhoewel het grootste deel van de inkomsten inmiddels uit het toerisme en de transportbranche komt. De olie- en gasindustrie hoopt dat ze de natuurlijke bronnen in de Beaufortzee kunnen aanspreken. Het is geen echt mooie plaats, gebouwd volgens wat je ‘overleef de kou’-architectuur zou kunnen noemen. Maar het zijn de bewoners die het hem doen.
Wat maakt die bewoners dan zo bijzonder?
De mensen hier zijn in één woord geweldig. Gastvrij, vol humor en vriendelijk op een wijze die wij stedelingen niet meer lijken te kennen. Open en hartelijk en in harmonie met hun omgeving. Ze hebben iets sereens over zich, dit is hun thuis. Je hebt Merv, die de nieuwe vierseizoenenweg heeft ontworpen en Tuk en Aklavik op die manier voorspoed hoopt te brengen. En Duggie, die het grootste deel van de tijd buiten is en jaagt en stroopt; zijn leven zou niet veel veranderen als alles op aarde opeens stil bleef staan, behalve dan dat hij geen benzine meer zou kunnen krijgen voor zijn sneeuwscooter.
Billy is een man die met zijn ene oog levendiger kijkt dan anderen met twee ogen. Hij heeft het grootste deel van zijn leven in deze streek gewoond. Billy kan meer verhalen vertellen dan je tijdens één kort bezoek kunt verwerken. Kylik is gepassioneerd door de inheemse manier van leven. Hij zorgt ervoor dat je onmiddellijk wilt leren hoe je een traditionele kano maakt. Of hoe je met een speer moet jagen. Danny is een kerel die hier nog niet zo lang woont. Zijn liefde voor de natuur is zó aanstekelijk dat je verliefd wordt op een plek waar je nog maar drie dagen hebt doorgebracht.
Wat krijgen we te eten?
En dan heb je nog Clara, de geweldige Clara. Een oudere vrouw die ons rendierstoofschotel en muktuk serveert (walvisvlees – de bewoners van Inuvik mogen nog altijd in beperkte mate op beluga vissen). Ze vertelt ons verhalen over het leven hier, over de scholen in de buurt. Dat je alles de lege natuur in kunt schreeuwen zonder dat iemand denkt dat je niet goed snik bent. Het zijn bijzondere mensen, op een heel bijzondere plek. Het zijn zeker niet alleen de ijswegen die deze plek iets magisch geven.
Onder de plaatselijke bevolking lopen de meningen uiteen wat betreft het verdwijnen van de ijssnelweg. Sommigen zijn ervan overtuigd dat het met elkaar verbinden van de verre woonkernen alleen maar voordelen heeft, zoals lagere prijzen voor huizen en gebruiksgoederen, en meer werk en toekomstmogelijkheden zal bieden. Anderen zijn bang dat een directe verbinding zal zorgen voor problemen met drugs en alcohol in wat nu toe een oase van sociale onschuld is gebleven. Om nog maar te zwijgen van de komst van horden toeristen die alles met hun enorme campers zullen overspoelen. In beide redeneringen zal een kern van waarheid zitten. Maar hopelijk zal het niet de mentaliteit van de plaatselijke bevolking veranderen – we hebben zelden aardiger mensen ontmoet.
Wat een prachtige reis
En dan is het alweer tijd om het ijs op te gaan voor de reis terug naar Inuvik. De hemel heeft een alles absorberende, doffe grijze tint die een hevige storm aankondigt, en terwijl de wolken steeds meer aanzwellen, beginnen er grote, lome sneeuwvlokken neer te dwarrelen, als flinters titanium. We laten Tuk achter ons, en voor het laatst rijdt er een Jeep over de ijsweg. De banden zoemen en trommelen en naar alle kanten is het uitzicht weids. Het is een terugreis vol melancholie. De ijssnelweg was een praktische oplossing die een romantisch tintje kreeg omdat hij uniek was. Er zijn nog meer ijswegen op de wereld, maar deze is onvergelijkbaar, durven we te beweren.
En ja, het leven in Tuk zal veranderen, maar we hopen dat het op een bepaalde manier altijd hetzelfde zal blijven. En er zal een dag komen waarop we er terugkeren om te zien of dat het geval is. Het is dan misschien het einde van een tijdperk, maar het is niet het einde van het verhaal.
Reacties