Jeremy Clarkson raakt een beetje in de war van de nieuwe Lamborghini Gallardo Superleggera. Heeft hij dan misschien toch weer de verkeerde auto aangeschaft?
 
Supercars zijn stomme dingen. Ze zijn vreselijk oncomfortabel, volstrekt ongeschikt voor een weekendje weg, allesbehalve zuinig, hopeloos duur in de aanschaf, nog duurder in onderhoud, kwetsbaarder dan een bevroren bloemblad en zo vermoeiend voor de chauffeur dat je na elk ritje behoefte hebt aan twee weken vakantie. Ze zijn natuurlijk ook buitengewoon snel, maar dat heeft alleen maar tot gevolg dat de korte stukjes weg waarop ze tot hun recht komen snel zijn opgebruikt. Een supercar een kilometers lang stuk zonovergoten verlaten snelweg voorzetten, is vergelijkbaar met een vetzak een Ethiopisch ontbijt serveren. Het verdwijnt ongemerkt en bevredigt niemand.
 
Bovendien zijn supercars schaars. Maar ook weer niet zo schaars dat je er wat aan overhoudt. Niet zo schaars dat je ze na een paar jaar met winst kunt laten veilen. Integendeel eigenlijk. Ze kosten je nu driehonderdduizend euro en aanstaande dinsdag is de helft daarvan vervlogen. En toch…
 
En toch blijven supercars onweerstaanbaar omdat er diep in ons binnenste een klein jochie woont. Ze zijn juist zo aantrekkelijk omdat ze dwaas en koddig zijn, clownssloffen dragen en een vlinderdas die als propeller dienst doet. En de meest doldwaze van het hele stel kun je herkennen aan het Lamborghini-schildje op zijn achterwerk. Daarom ben ik dus een tikje in de war van de nieuwe Gallardo Superleggera. Deze Lamborghini is wat overgewicht kwijtgeraakt, heeft wat aan kracht gewonnen en het interieur uitgerust met allerlei raceparafernalia en ik durf er wel op te vertrouwen dat hij elk circuit een paar tienden seconden sneller aflegt dan het gewone model.
 
Dat is natuurlijk geweldig. Het is belangrijk dat ingenieurs worden gestimuleerd om hun auto’s steeds sneller te maken. Zolang ze tenminste voor Ferrari werken. Ferrari domineert tegenwoordig de Formule 1 weer. Het leunt zwaar op techniek en maakt auto’s die je echt versteld doen staan. De F430 en de 599 lijken uit de toekomst tot ons te komen. Het zijn dermate briljante auto’s dat je geneigd bent als chauffeur een ernstig gezicht te trekken. Je weet je in een technisch topstuk en dan moet je ook waardigheid en vertrouwen uitstralen. Een beetje alsof je bij de koningin op audiëntie gaat.
 
Maar het punt is dus dat ze er te veel bovenop zitten. Ze begrijpen de essentie van de supercar niet: dat je niet moet streven naar een verantwoord volwassen uiterlijk, maar moet kietelen onder het haarloze, onvolgroeide scrotum waarmee ons aller alter ego’s zijn uitgerust (op Al Gore na, want die is oud geboren). In een Ferrari voel je je miljonair. Maar het gevoel dat je erin moet krijgen is dat je tien bent.
 
En dat brengt me terug bij de Gallardo. Het standaardmodel rijdt minder bevredigend dan een F430 – hij is minder subtiel en ook minder behendig als je hem op zijn falie geeft. Maar hij ziet er beter uit, hij maakt meer herrie en je kunt hem limoengroen laten spuiten met stoelen in de kleuren van een bavianenkont. En dus is er meer pret aan te beleven. En daar gaat het om bij supercars. Daarom heb ik er net weer eentje gekocht. Ja, die heeft een grijs dak en hij is grijs gespoten en de wielen zijn grijs, maar ik heb hem wel van oranje stoelen laten voorzien en je moet eens horen hoe die klinkt zodra je boven de 3.500 toeren komt! Je gaat er acuut van glimlachen. En als je glimlacht, vergeet je helemaal dat de kofferbak nauwelijks groot genoeg is om de stof te herbergen waarmee hij is bekleed en dat je 9.000 euro hebt bijbetaald voor een bekerhouder en dat je net een uur in de file hebt gestaan en dat je linkervoet er dankzij al dat gemillimeter net zo beroerd aan toe is als de anus van Borats broer.
 
En daarom zit ik ook zo in over de Superleggera. Met deze auto heeft Lamborghini zich begeven op het pad van de Ferrari Challenge Stradale. Ze hebben een auto willen maken voor mensen die zich opgeven voor een rondje over het circuit. En dat deugt niet. Mensen die met hun eigen auto op een circuit willen rijden, dragen fout ondergoed en denken aan uitlaatmuziek als ze de liefde bedrijven. Ze zetten hun firmanaam op de zijkant van de auto, praten in de pits over toerentallen en wielvlucht en krijgen een erectie als je ‘schokdemper’ tegen ze zegt. Het is het type dat je niet over de vloer wilt hebben.
 
Dit is niet de juiste koers voor de Gallardo. Als Lamborghini dan zo nodig een bijzondere uitvoering moest maken, hadden ze er eentje kunnen maken waarmee je de ruimte in kunt, met machinegeweren in de deurstijlen. Een Gallardo met grote trompetten erop lijkt me top, zeker als er een apparaatje in zit dat telkens Ode an die Freude speelt wanneer je een portier open doet.
 
Mijn auto is net zo idioot als de Ford GT die hem voorging, daar heb ik twee lange stukken in gereden en dat beide keren zonder panne. Ik kan bovendien normaal uit de GT stappen ondanks dat hij klein is. En het is werkelijk een geweldige auto. Net zo leuk als een avondje stappen met het bastaardkind van Jimmy Carr en Axl Rose. De Superleggera is natuurlijk net zoiets. Alleen dan wat oncomfortabeler. En waar is dat goed voor?
 

Reacties