De Renault Wind neemt het in een gevecht van minicabrio tegen minicabrio op tegen
de Abarth 500C.
De Lage Landen worden hartje zomer dagelijks getrakteerd op gemiddeld vijf tot zeven uren zon. Dat zorgt in totaal voor 420 uur zonnebrandtijd die we bijna allemaal verspillen onder het dak van onze auto, terwijl cabriobestuurders lekker zitten te bruinen. Dat is de reden waarom we gaan kennismaken met de nieuwste en meest verfrissende manieren om zo veel mogelijk zon mee te pakken: de Renault Wind en de Abarth 500C.
Geen van beide auto’s is een cabrio in de traditionele zin, maar ze delen hetzelfde uitgangspunt: design gecombineerd met flitsende prestaties en de wind in je haren. De Wind is een mix van een coupé en een tweezits cabrio met een mallotig design en een opklapbaar klein, kunststof dak in het midden van de auto dat niet veel meer voorstelt dan een targadak. De Abarth 500C is een snoezige vierzitter met een dak dat helemaal naar achteren kan worden teruggerold, tot tussen de achterste stijlen. De 1.6-motor van de Wind heeft 133 pk, de 1,4-liter turbomotor van de Abarth heeft 135 pk.
De Wind kost 22.990 euro in Nederland en 19.950 euro in België. Maar dan heb je geen 17-inch lichtmetalen velgen, audio met Blue-tooth, automatische ruitenwissers en verlichting, airco, verwarmbare stoelen en een fraai zwart dak, want dan ben je zomaar een slordige 3.000 euro meer kwijt. Daarmee zit je bijna op het instapbedrag van de Abarth 500C: die kost in Nederland 26.150 euro en in België 21.350 euro, al heb je dan nog geen leren bekleding en lichtmetalen velgen.
Zijn ze qua formaat en prijsstelling vergelijkbaar, hun design is volstrekt anders. Eerst de Wind. Die is gebaseerd op de Twingo RS, maar kreeg een volledig nieuw ontworpen carrosserie die het silhouet heeft van een tweezits cabrio die tussen de korte wielbasis werd geperst. Van voren en van opzij is ie pijlvormig en gestroomlijnd, maar vanachter is ie te iel en als je eromheen loopt om de flanken te bestuderen, dan oogt ie een beetje plomp.
De merkwaardige vorm is vooral het gevolg van het dak dat, in plaats van in de bagageruimte te verdwijnen, zichzelf 180 graden achterover kantelt om als beleg op een boterham bovenop de achterklep te belanden. Daardoor krijgt ie een hoge rug die nog wordt benadrukt door de hoge b-stijlen en dat leidt tot het beeld van een samengedrukte Elise, en niet tot de klassieke trekken van, laten we zeggen, een Porsche Boxster of een Mazda MX-5.
Open het portier, steek een been naar binnen, laat je in de stoel zakken en trek de deur dicht met behulp van een leren portiergreep: dat voelt aan als een sportauto. Je zit laag, omsloten door de stoel, en het dashboard zit ver weg, tegen de onderkant van de zeer schuin geplaatste voorruit. Zodoende lijkt de auto ruimer dan ie doet vermoeden. Je kunt je er goed in nestelen, een effect dat nog wordt vergroot door een gebrek aan uitzicht dat je ook in supercars tegenkomt. Door die schuine pilaren is er een enorme dode hoek en de achterruit is niet groter dan de klep van een brievenbus.
Het dashboard is functioneel vormgegeven met enkele aardige details zoals de meters die zijn opgenomen in drie elkaar overlappende, zilverkleurige kokers onder een overkapping die in pianozwart is uitgevoerd. De metalen pedalen zijn voorzien van een geblokt patroon.
Het design van de Abarth is traditioneler. Hij heeft dikke skirts en bumpers, dubbele uitlaat, een nep-diffuser, witgelakte lichtmetalen velgen en hij kan tweekleurige worden besteld. Zelfs de achterspoiler die tegen het opgerolde dak zit geplakt, is groter dan die van de gewone 500 en biedt plaats aan een derde remlicht dat nog steeds blijft werken als het is verdwenen achter het tussen de achterstijlen opgerolde dak. Op elke andere auto zou dit er uitzien als een rommelig ratjetoe, maar hier niet. Het mag dan een variant zijn van een doodgewone hatchback, de 500 draagt z’n nieuwe outfit met verve en de algehele indruk is er een van durf, doelmatigheid en branie.
‘Weliswaar heeft de Wind ongeveer hetzelfde vermogen als de 500, maar het is koppel wat telt’
Als je eerst laag hebt gezeten in de Renault is het net alsof je bovenop de 500 zit en de stoelen omklemmen je veel minder. Maar van dit interieur krijg je wel een beter humeur. De portiergrepen zijn voorzien van een zilverkleurig glimmende laag en het middendeel over de hele breedte van het dashboard is van gekleurd kunststof wat voor extra fleurigheid zorgt. Door de openingen van het leren stuur met vlakke onderkant valt het oog op een grote ronde teller waarin snelheid en toerental in de buitenste rand worden weergegeven rond een centraal display. Bovenop het dashboard zit een meter voor de turbodruk en onder je vingertoppen zitten flippers.
Ja, het is een automaat, of eigenlijk een ‘Abarth Competizione vijftraps MTA’. Met andere woorden: het is een gerobotiseerde sequentiële handbak die fijn zou zijn als hij beter zou kunnen schakelen dan jij. Maar dat kan hij niet. In volledige automatische modus schakelt hij even snel als iemand die net zijn enkel heeft gebroken. Opschakelen gaat met horten en stoten, terugschakelen gaat schoksgewijs. Bedien je hem handmatig met de flippers, dan gaat het iets beter – vooral als je iets gas terugneemt voor de bak overschakelt.
Tot er een volautomaat komt, zal de Abarth het moeten hebben van zijn pittige motor en z’n grote persoonlijkheid. De kleine turbo bouwt twee keer zo snel koppel op als de Wind (bij 2.000 tegenover 4.400 tpm) voordat ie even zijn adem in houdt om naar de volgende versnelling op te schakelen. In de sportstand reageert de auto directer op besturing en gas en een elektrisch pseudodifferentieel zorgt voor een betere verdeling van het vermogen over de voorwielen. Hij heeft ruim voldoende grip, maar dankzij een gezonde portie torque-steering kun je er plezierig mee door bochten schuiven. De vering is nog iets soepeler dan de versie met vast dak en de elektrisch bediende stuurbekrachtiging zou iets meer gevoel kunnen doorgeven, maar daar valt mee te leven. Als het allemaal stijver zou worden, dan zou ie zichzelf misschien te serieus gaan nemen. Het is een onstuimige bundel energie die misbruik keurig netjes wegmasseert.
Bij de Wind gaat dat allemaal anders. Die auto is ontwikkeld en gefabriceerd door RenaultSport, die verantwoordelijk is voor de allerbeste snelle hatchbacks, dus komt ie van goeden huize. Zie je dat terug op de weg? Jazeker. Het onderstel reageert adequaat en direct, wat in combinatie met de straffe vering zorgt dat ie enorm enthousiast door de bocht gaat. Ondanks de korte wielbasis voelt ie niet nerveus aan en hij blijft onder alle omstandigheden in balans.
Als je de rondetijden zou vergelijken, dan lijkt de Wind meer snelheid in de bochten te kunnen houden, terwijl ie terrein verliest op de rechte stukken. In vergelijking met de brute kracht van de turbo uit de 500 komt de ongeblazen Wind enigszins piekerig over. Het toerental komt langzaam hoger en pas vanaf 5.000 tpm komt de gang er in, met maximaal vermogen bij 6.750 tpm. Als je ‘m eenmaal op toeren hebt, kun je ermee gooien en smijten, maar soms heb je domweg behoefte aan wat meer kracht onderin.
Weliswaar heeft de Wind ongeveer hetzelfde vermogen als de 500, maar het is koppel wat telt. Wat dat betreft, maakt de Abarth met turbo het grote verschil: 206 Nm tegen 160 Nm voor de Wind. De Wind is bovendien 138 kilo zwaarder, gedeeltelijk als gevolg van het zwaardere dak en bijbehorende motor en scharnieren. Dat zorgt ervoor dat de 500 de acceleratietest naar 100 km/u wint met een tijd van 8,1 seconde tegenover 9,2 seconde voor de Wind. En de 500 levert niet alleen de beste prestaties, hij is bovendien de schoonste en zuinigste van de twee. Maar het is niet de beste cabrio.
Dat is de Renault. Om het kunststof dak te openen, moet je de hendel boven de binnenspiegel verdraaien en dan de knop achter de versnellingspook ingedrukt houden. Renault claimt dat het in 12 seconden moet kunnen, maar wij kregen het zelfs in 10,2 seconden voor elkaar. Je werkt maar een klein stukje dak weg, maar dat is toereikend voor het open en luchtige cabriogevoel.
De Abarth biedt dat niet. Het dak gaat weliswaar helemaal naar achteren, maar de geleiderails blijven gewoon zitten en voor de inzittenden is het nooit meer dan een groot open dak. Het kan worden geopend in 14 seconden, en in drie stappen worden gesloten die in totaal 15 seconden in beslag nemen en waarvoor een knop drie keer moet worden ingedrukt in plaats van de knop gewoon vast te houden. Daar staat tegenover dat je het dak kunt bedienen tot 60 kilometer per uur, terwijl je in de Wind stil moet gaan staan en de handrem aan moet trekken. Dat is niet ideaal als je wordt verrast door een bui.
Desondanks biedt de Wind wel de meest authentieke cabrio-ervaring. Het is een geslaagde auto met een uitgebalanceerd rijgedrag, maar hij schreeuwt om een koppelrijke motor: het onderstel kan dat aan. De Abarth echter tovert de grootste lach op je hoofd. Als straks de versie met handbak verkrijgbaar is (tegen een hopelijk lagere prijs) zal het echt een aantrekkelijke auto zijn. Tot dat moment aanbreekt, is z’n zwakste schakel de versnellingsbak, al is die schakel niet zo zwak dat hij deze tweestrijd verliest. Met alle zonneschijn om naar uit kijken, kiezen we de komende zomer dan toch voor de Abarth.
Het oordeel
De Wind mag dan de betere cabrio zijn, de Abarth is sneller en biedt meer rijplezier. Ondanks de nukkige bak gaat ie met de winst aan de haal.
Specificaties: Renault Wind 1.6 16V 133 Exception
Prijs NL: € 22.990
Prijs BE: € 19.950
Cilinderinhoud: 1.598 cc
Motortype: viercilinder lijnmotor
Brandstof: benzine
Vermogen: 133 pk
Trekkracht: 160 Nm
CO2-uitstoot: 160 g/km
Energielabel: E
Verbruik gecombineerd: 6,9 l/100 km
Aandrijving: voorwielen
Transmissie: handgeschakelde vijfbak
0-100: 9,2 sec
Topsnelheid: 201 km/u
Leeggewicht: 1.173 kg
Lengte: 3.833 mm
Breedte: 1.689 mm
Hoogte: 1.381 mm
Reacties