Is de nieuwe Rolls Ghost een onaardse combinatie van fluwelen rijgedrag en verbijsterende snelheid, of is het alleen maar een sterk afgeslankte Phantom?
De nieuwe Rolls-Royce Ghost maakt een beter mens van je. Dat is een opzienbarende stelling, waarschijnlijk zwaar betwist door milieufreaks, maar desondanks is het waar. Het begint allemaal met het stuur. Voor een mastodont heeft de Ghost een verrassend subtiel stuurwiel. Een elegante, met leer beklede boog die slechts zo’n anderhalve vinger dik is, geflankeerd door slanke hendels, en met als achtergrond een pianolak-dashboard en witte metertjes. Zonder nou al te diep te graven in de psychologische dimensies van de ergonomie: op een of andere manier wekt het vasthouden van een tenger stuur minder agressie op.
Grijp een bovenmatig dik stuurwiel (laten we zeggen van een BMW M3), en je begint als vanzelf tastend grip te zoeken, met je schouders naar voren in een soort bochelpose. Het gracieus slanke stuur van de Ghost heeft dat soort lichamelijke aanpassingen niet nodig, dus zit je uiteindelijk met je ellebogen verder naar beneden, en je stuurt met vier vingers en twee duimen, terwijl je je schouders naar achteren houdt en je hoofd recht. De stoelen zijn oorkussenzacht, het zicht vorstelijk. De 6,6-liter biturbo-V12 van BMW, goed voor 563 pk en 780 Nm koppel, is regelrecht uit de 760i gepikt en zoeft voorin als fluisterende mistflarden. Hij brengt je in een staat van vederlichte ontspanning, zoals we die kennen van auto’s als de Phantom en de Drophead Coupe.
Dat is helemaal verkeerd. Dit moet een kleinere, sportievere, handzamer Rolls zijn, maar de enige manier waarop deze Ghost als klein te definiëren valt, is in vergelijking met het slagschip van hermelijn en aluminium dat de Phantom is. De Ghost mag dan ruim 45 cm korter zijn, op de plek waar ik zit, voelt-ie verdomd groot aan – pak ‘m beet ergens tussen een Range Rover en een Mack-truck, terwijl-ie slechts 135 kilo minder weegt dan zijn almachtige broertje. Wat betreft dat sportief – nou, eh, dat klopt ook niet helemaal, want het sturen gaat zó licht dat het geen calorietje kost, zijn rijgedrag is fluweelzacht en de BMW-achtversnellingsautomaat (ook al uit de ingewanden van de 7-serie gestroopt) doet haast onmerkbaar zijn werk. Deze Ghost voelt even sportief aan als een zijden kussensloop gevuld met knuffelkonijnoren.
Tijd om vanaf de fabriek in Goodwood in noordelijke richting te gaan, weg van al die lastige vragen. Per slot van rekening hebben we allerlei positieve dingen geroepen over het ontwerp van het model – stel je een hip, ietwat tengerder en jonger broertje van de Phantom voor. We zijn vol lof geweest over het interieur – stel je allerlei art-deco-elementen voor bij een in hoge mate door de BMW-techniek bepaalde stijl, met de gebruikelijke breedhoekcamera’s voor nacht- en zijzicht en een prachtig navigatiesysteem – en dat alles uitermate ingetogen geïntegreerd. Het is een ‘het is er allemaal, maar we willen niet te veel in het oog lopen’-interieur. Art-techno, zou je kunnen zeggen. Om dan lastig te zijn en tegen de mensen van Rolls te zeggen dat we denken dat hun auto op het eerste gezicht zo verfijnd is als een sumoworstelaar die ballet danst – dat zou weleens verkeerd kunnen vallen.
Het kost nog ruim drie kilometer en vier bochten om in te zien dat we het helemaal bij het verkeerde eind hebben. Dit is geen halfwas Phantom. Het is een kruising tussen het echte Rolls-gevoel en snelheidstechniek van het hoogste niveau. Houd de snelheid laag en je krijgt die zoevende, alles dempende zachtheid die je van een limousine verwacht. Autowegen worden afgehandeld met een soort über-GT-dedain waar alleen maar afbreuk aan wordt gedaan door een licht windgeruis bij de bovenhoeken van de voorruiten, maar alleen als je boven de 130 km/u komt. Wanneer je het gaspedaal echter flink intrapt, toont de Rolls je een heel scala aan verlokkingen die wel wat meer bij je omhoog doen gaan dan alleen een wenkbrauw.
Als-ie ook maar een beetje boven zoefsnelheid uit komt, toont de Ghost zijn persoonlijkheid op een wijze waarop de Phantom dat juist met opzet niet doet. Want bij al die onbewogenheid bij lage toeren raakt de Ghost geheel ontketend wanneer je het gaspedaal laat verzinken in de acht centimeter dikke vloermat van schapenvacht. De voorkant schiet als een heerlijk brullende speedboot omhoog, terwijl de Spirit of Ectasy op de boeg haar vleugels ontvouwt. Het is niet moeilijk om je voor te stellen dat het kleine zilveren figuurtje bij al die onbewogen sereniteit een glimlach begint te vertonen wanneer de Ghost op snelheid komt, als een cruiseschip dat van een steile werfhelling loopt. De versnellingsbak schakelt op als een DSG, terwijl de toeren oplopen tot een bereik waarbij hij zich nooit verwaardigt tot meer dan slechts een diepe en krachtige ademstoot aan koppel. Het ‘power reserve’-metertje dat dienstdoet als een soort toerenteller annex belastingspeilstand, links in de constellelatie aan metertjes, beweegt zich sereen rond de nulstand.
Hij beweegt. Je kunt je niet voorstellen dat tweeëneenhalve ton aan pure klasse zo vol dynamiek kan zijn. De cijfers spreken voor zich en er valt verrekte weinig op af te dingen: het sprintje tot 100 km/u in precies 4,7 seconden en een afgeknepen topsnelheid van 250 km/u. Op een klein weggetje over een heidegebied dartelde de Ghost vrolijk naar 210 km/u, met zoveel verve dat alles in de directe omgeving even de adem inhield. Geloof me, als je de grimmige, technisch hoogstaande verschijning van de Ghost in je achteruitspiegel ziet opdoemen, probeer het dan niet eens – ga als de bliksem uit de weg.
‘Je bent je voortdurend bewust van zijn gewicht en afmetingen, maar in weerwil daarvan is de Ghost in staat om een bochtig weggetje af te werken als een Mercedes AMG’
Wat de Ghost echt bijzonder maakt, waar-ie werkelijk zijn aard toont, is wanneer je een bocht neemt en beseft dat dit niet zomaar een snelheidsmonster is. Rijd in deze auto en je begrijpt wat Rolls bedoelt met de ietwat verwarrende mededeling dat de Ghost ‘dynamisch’ is maar niet ‘sportief’. Het stuur – zó licht en wervelend bij lagere snelheden – wordt robuuster, als om je meer omhanden te geven teneinde je meer van dat opwindende gevoel te bieden. Je kunt voelen wat de voorwielen doen. Wanneer al je zintuigen je vertellen dat deze enorme, wel heel massieve en asociale klasbak met z’n langgerekte motorkap bij het minste of geringste signaal dat je de bocht te hard hebt aangesneden zijn neus zal gaan stoten, kom je er tot je grote verrassing achter dat de voorkant daar ver vóór je zich keurig in het goede spoor houdt, als een sportieve sedan.
Je bent je voortdurend bewust van zijn gewicht en afmetingen, maar in weerwil daarvan is de Ghost in staat om een bochtig weggetje af te werken als een Mercedes AMG. Zo ongeveer. Maar waar die grote Mercedes z’n uiterste best moet doen om zijn prestaties neer te zetten, is er een heel wat pittiger categorie aan gaten en hobbels in het wegdek vereist om de Ghost van zijn à propos te brengen, zelfs op de normale run-flat-banden – gewoonlijk het soort bandjes waarmee elke auto de onregelmatigheden in het asfalt probeert op te vangen. Waarvan er, wanneer je door het prachtige landschap bij Northumberland rijdt, heel wat zijn.
Zomaar wat rondrijden is niet wat we beogen. Om echt een indruk van de auto te krijgen, heeft de Ghost een gepast decor nodig. Om recht te doen aan het aloude, exclusieve imago van het merk Rolls-Royce, kozen we voor een prachtig kasteel, eeuwenoud en bezwangerd door het verleden, een verleden vol veldslagen en slachtoffers.
Dat lijkt al een heel wat minder goed idee als we noordwaarts trekken naar Chillingham Castle in Northumberland, ruim honderd kilometer ten zuiden van Edinburgh, naar wat naar verluidt het meest spookachtige kasteel van Engeland is, een van de meest onheilspellende bouwsels aller tijden. Dit is het soort griezelarchitectuur waaruit spreekt: ja, er mag dan glas in de ramen zitten, maar we weten nog steeds al te goed waar we de potten kokende olie moeten neerzetten in geval van mogelijke indringers. Hier is geen vleugje Disney te bekennen, en op de poort met ijzerbeslag lijken bloedvlekken te zitten. De Ghost, de majestueuze, onverwoestbare, hyperrealistische en imposant grote Ghost die daarbuiten geparkeerd staat, lijkt hier helemaal op zijn plek. In zijn element. Thuis.
Hier ontmoeten we de uitzonderlijke en excentrieke lieden die een oord als dit in stand houden. Er verschijnen allemaal hoofden in de vensteropeningen die een blik op de Ghost werpen en ‘m unaniem bestempelen als het pronkstuk bij uitstek om bij een kasteel te parkeren. We maken ook kennis met de zoon van de familie die het kasteel in bezit heeft, de even uitzonderlijke als excentrieke Max, wiens familiewapen in de vorm van een vleermuis de windwijzer op het dak siert. Max is zo iemand die niet lijkt te beseffen hoe charmant hij is, of wat voor bijzondere indruk een plek als Chillingham kan maken. Opgetogen leidt hij ons rond door een kasteel vol roestige traliekooien, maliënkolders en zwaarden in alle soorten en maten. Enthousiast vertelt hij over de pracht van het kasteel. Hij heeft het over de diverse geesten en verschijningen alsof het ondeugende huisdieren zijn die zich niet in het gareel laten brengen. Zonder dat het zijn bedoeling is, jaagt hij ons flink schrik aan met zijn verhalen over het bovennatuurlijke.
De duisternis valt even snel en zwaar in als de hamer van een rechter, en de bij het kasteel geparkeerde Ghost is nog steeds zijn mooie zelf en lijkt zich prima op zijn gemak te voelen. Even overweeg ik om op de royale achterzittingen van de Ghost te slapen, in een oprechte poging om nog wat extra avontuurlijks toe te voegen aan de al behoorlijk beangstigende situatie, maar ik word snel van dat idee af gebracht als ik merk dat de dieren in de omgeving het lawaai maken van een dinosaurus die stikt in de restanten van een zwakkere soortgenoot. In plaats daarvan ga ik snel onder zeil onder de kantelen, met zicht op de op de oprijlaan geparkeerde Ghost.
Max vertelt vrolijk dat in de kamer waar ik ben ondergebracht ingemetselde kinderlijkjes zijn gevonden, en dat dienstdoende spoken en geesten er in de kleine uurtjes vaak ronddwalen. Niet erg bemoedigend wanneer je slechts gekleed in je onderbroek onder de dekens bent gekropen van een groot ledikant. Ik lig een tijdje wakker en krijg vervolgens bijna een hartaanval wanneer Mal, de terreinopzichter, zijn hoofd om de deur steekt om me goedenacht te wensen en af te sluiten.
Ik doorsta de nacht ongeschonden en maak me op voor de rit naar huis, blij dat ik weer met de Ghost kan spelen. Terwijl ik in de ochtendschemering over de binnenplaats loop, met vleermuizen die boven mijn hoofd cirkelen en in de voegen tussen de eeuwenoude stenen verdwijnen (ik zweer dat ik dit niet verzin), zie ik opeens in wat er zo indrukwekkend is aan de nieuwe Ghost. Het is zijn zelfbewustzijn – de volstrekte zelfverzekerdheid die ‘m in staat stelt zich onderdelen van BMW aan te meten en toch op en top een Rolls-Royce te zijn – dat ‘m zo indrukwekkend maakt.
Hij is ongetwijfeld vooral geneigd om heel hard te gaan, maar dit is ook een Rolls die zijn neus niet ophaalt voor lange ritten. En nee, hij is niet volmaakt. Elke keer dat je het portier dichtdoet, graai je in iets wat niet meer is dan een soort plastic kom, en de startknop is van plastic dat warm aanvoelt maar ergens in je achterhoofd ergernis opwekt. Hij slaagt er wel in om de Tao van Rolls-Royce in die mate over te dragen dat je aangestoken wordt door een bijna verheven gevoel van bevrediging. Deze auto bezorgt je een goed gevoel.
We nemen afscheid van Max en zijn kasteel en zwaaien naar zijn personeel, dat deze schitterende plek zo geweldig in stand houdt, en ik vraag Max of hij Mal, die ’s nachts in mijn kamer verscheen, wil groeten. Max kijkt me vreemd aan. ‘Wat is er?’ vraag ik, terwijl ik de haartjes in mijn nek recht overeind voel gaan staan.
‘Ik zou je groeten graag aan Mal overbrengen’, zegt Max met twinkelende ogen, ‘alleen was Mal hier zeventig jaar geleden terreinopzichter.’
‘Dan ziet hij er nog goed uit.’
‘Verbazingwekkend goed, zelfs. Hij is al twintig jaar dood.’
Reacties