De kleine SUV van Volkswagen is gearriveerd. Erg spannend van uiterlijk is-ie niet, een erg logische keuze is-ie wel. Laten we meteen de concurrentie erbij pakken voor een prijsvergelijking, dat praat wat handiger. Welk benzinemodel koop je voor een vergelijkbaar bedrag bij de concurrent? En als die niets vergelijkbaars…
De kleine SUV van Volkswagen is gearriveerd. Erg spannend van uiterlijk is-ie niet, een erg logische keuze is-ie wel.
Laten we meteen de concurrentie erbij pakken voor een prijsvergelijking, dat praat wat handiger. Welk benzinemodel koop je voor een vergelijkbaar bedrag bij de concurrent? En als die niets vergelijkbaars in prijs heeft, wat biedt de concurrent dan?
In alfabetische volgorde: BMW. Dat merk valt met de X3 direct af als concurrent: BMW levert zijn instapmodel weliswaar ook met 150 pk (uit een tweeliter motor) en biedt aandrijving op vier wielen, alleen vragen ze daar meer dan 46.000 euro voor. Van het verschil dat je betaalt voor de merknaam én het geperfectioneerde weggedrag kun je een tweede auto kopen. Niet reëel dus in een vergelijking.
Chevrolets instap-Captiva heeft net als de instap-Tiguan tweewielaandrijving, haalt slechts 136 pk uit een 2,4-liter viercilinder en kost 32.000 euro. Met Opel-kwaliteit. Citroën levert zijn goedkoopste C-Crosser met 170 pk en vierwielaandrijving vanaf 36.145 euro. Die is bovendien ook groter. Dodge – die zou je zomaar over het hoofd kunnen zien – levert de Nitro en biedt als instapoptie voor net geen 35.000 euro meer dan 210 pk aan. Uit een 3,7-liter V6-blok, verpakt in een zeer stoere, bijna angstaanjagende carrosserie.
Voor iets meer dan 33.000 euro levert Honda je een 150-pk sterke tweeliter CR-V, met vierwielaandrijving. Met veel hightech aan boord. Voor iets minder dan 33.000 euro koop je bij Hyundai een Santa Fe met een 190-pk sterke V6 die alleen de voorwielen aandrijft. Qua formaat in een hoger segment, niet qua prijs dus.
Jeep levert je een Patriot-instapper voor net onder de dertig mille. Daar krijg je een 170-pk sterke viercilinder voor die permanent alle vier de wielen aandrijft. Geen slechte aanbieding. Voor ruim dertig mille levert Jeep je ook een Compass met dezelfde specificaties, alleen heeft die z’n uiterlijk tegen. Bij Kia krijg je voor 33.995 euro een Sorento met 240-pk sterke V6 en inschakelbare vierwielaandrijving. Een zeer goede aanbieding, niet? Je kunt bij Kia ook een tree lager instappen, maar dan krijg je een Sportage. Dat wil je niet.
Een Freelander2 zeg je? Land Rovers goedkoopste – en vooralsnog enige – benzine-Freelander2 kost je dik 52.000 euro en ook al kun je met die 230-pk sterke V6 echt door de bush zonder ergens te blijven steken, deze kun je niet vergelijken met de Tiguan. De Chinese Landwind dan? Eh, nee.
Mitsubishi’s Outlander duelleert prima met de Tiguan. De Outlander met 160 pk benzinemotor kost je 32.499 en heeft permanente vierwielaandrijving. Bij Nissan denk je aan de Qashqai voor een vergelijking: rond de 30.000 euro voor een flink aangeklede tweeliter benzine met 140 pk. Wil je echt de struiken in, dan is Nissans X-Trail met gelijke specificaties te overwegen voor iets meer dan 31.000 euro. Opel doet mee met de Antara voor 32.195 euro. Die levert 140 pk uit een 2,4-liter viercilinder en permanente vierwielaandrijving onder een sterk ontwerp.
Peugeot komt binnenkort met de 4007, zie Citroën voor de prijzen en specificaties, en Porsche heeft de Cayenne. Nou ja, laat maar.
SsangYong? Jawel, de Kyron koop je voor nog geen 30.000 euro. Levert 140 pk enzovoorts. Echter, je leest Top Gear, je koopt geen SsangYong. Houden we alleen nog de RAV4 van Toyota over, zo’n beetje de eerste compacte SUV in dit segment. Voor net geen 29.000 euro krijg je zo’n ultramodern VVTI-motortje van twee liter dat 150 pk levert. Plus standaard vierwielaandrijving. Dat waren de concurrenten. Tijd voor een conclusie. De goedkoopste Tiguan – een tweewielaangedreven 1.4 TSI met 150 pk – gaat net geen 32.000 euro kosten.
Die instap-Tiguan zit dus bovenin de markt qua prijs. Het motorvermogen is gemiddeld doch prima, te meer daar het een zeer moderne, compacte motor is waardoor het benzineverbruik en de co2-uitstoot bovengemiddeld gunstig is. De kwaliteit is des Volkswagens en daarom bovengemiddeld goed. Datzelfde geldt voor de rijeigenschappen. Het grappige is dat de Tiguan met twee verschillende neuzen is te bestellen: een voor normaal gebruik – er zit een conventionele bumper op waardoor de Tiguan eerder een Golf Plus is dan een Dakar-monster – en een voor in het ruige terrein. Die laatste is wat hoger opgetrokken en maakt rijden tegen een hellingshoek van maximaal 28 graden mogelijk.
Volkswagen noemt de uitvoering met de opgetrokken neus Track & Field, en daarvoor betaal je 2.400 euro bij. Daar krijg je onder andere ook nog een kompas voor, vierwielaandrijving met allerlei technische snufjes om makkelijk bergop en –af te kunnen en 16 inch lichtmetaal.
Wij rijden in het Golf Plus-model, het model dat waarschijnlijk het meest verkocht zal worden. Dat ‘Golf Plus’ is trouwens niet als flauw grapje bedoeld, de Tiguan rijdt ook echt als een Golf Plus. Dat betekent instappen en rijden: alles zit binnenin precies waar het hoort, makkelijk en vertrouwd. De rijeigenschappen zijn ook eender. Het voelt allemaal keurig afgewogen, veilig, niet te veel dit en niet te weinig dat. Heel neutraal en daardoor heel prettig allemaal.
Als je op het uiterlijk valt, en welke SUV-man doet dat niet, kun je best een Tiguan kopen. Mits je een kleine SUV wenst, is het een rationele keuze. Wij vinden het uiterlijk wat minder spannend en de vierkante wielkasten maken dat er niet beter op. Jammer, Volkswagen liet met de beschaafde en toch meer spannende Touareg zien het bouwen van SUV’s wel degelijk in de vingers te hebben.
Moesten we een kleine SUV kiezen, dan zouden we voor de Dodge Nitro gaan. Althans, als we de afschrijving zelf niet hoefden te betalen.
Reacties