Normaal is de Audi S4 niets meer dan een doodgewone, snelle sedan. Maar met één druk op de knop ontpopt-ie zich tot een regelrechte M3-vijand.
 
IJzig kalm klinkt de stem van de Audi-ingenieur naast mij. ‘Nu voel je onderstuur.’ We stuiven door de regen, op weg naar een scherpe linksdraaier op het kletsnatte Mallorcaanse circuit. Zoals verwacht drukt de S4 z’n neus rechtdoor en is op geen enkele wijze tot overstuur te dwingen. Heel gedwee, prima controleerbaar. Een echte Audi.
 
‘Voelde je het?’ vraagt de techneut met een kille, Duitse intonatie. Hij drukt een paar keer op een knopje. ‘Nu ga je overstuur meemaken.’ We duiken weer een bocht in, net zo scherp als de vorige, maar nu afbuigend naar rechts. De S4 gooit zijn kont opzij, de banden lijken te gieren van het lachen. Een fractie van een seconde voor we het nulpunt bereiken dat de auto achterwaarts de vangrail in knalt, krijgen de achterwielen grip en de S4 komt weer in het rechte spoor om doodkalm z’n lijn te volgen. Dit is nieuw voor Audi-begrippen.
 
Hier wordt ons een prettig kunstje geflikt en daarmee is het puntje van kritiek dat wij naar de oude S4 hadden, opgelost. Dat was dat dit een emotieloze auto was, die weinig meer te bieden had dan de snelste dieseluitvoering.
 
Maar dit is de nieuwste S4, met een magische knop waarmee je alle instellingen van de Audi kunt veranderen. De besturing, de demping en, heel belangrijk, Audi’s nieuwe ‘sportdifferentieel’. Net als bij het differentieel in de BMW X6 verdeelt hij het koppel over alle wielen. Audi noemt het een omgekeerd esp. In plaats van slippende wielen af te remmen, pompt het meer vermogen naar de wielen die wel grip hebben. In de Comfort-stand geeft dat de auto een veilig onderstuurkarakter, in de Dynamic-modus laat hij je eerst flink genieten voordat hij ingrijpt.
 
Hetzelfde tweesporenbeleid zie je bij de motor. Audi heeft de beproefde V8 z’n congé gegeven en introduceert een compleet nieuwe, geblazen 3,0-liter V6. Het vermogen werd iets minder ten opzichte van de vorige S4 (333 pk tegen 344 pk), maar het koppel groeide naar 440 Nm, 30 meer dan het vorige model. Dat is handig voor een snellere acceleratie en daar doet hij dus ook een halve seconde korter over. Je raast nu in 5,1 seconden naar de 100.
 
Helaas is de nieuwe V6 niet zo’n bullebak als de V8 van de M3, of zelfs de V8 uit de vorige S4. Ondanks de prettige a-ritmische roffel bij stationair draaien, blijft hij bij elk toerental op de achtergrond. De turbofluit is niet meer dan een hees gehijg.
 
De optionele S-Tronic sleept je daarentegen wel met je haren erbij. Zonder twijfel is dit de beste toepassing van deze versnellingsbak met dubbele koppeling – die in al zoveel auto’s uit de Volkswagen-groep leverbaar is. In de S4 is hij voor het eerst in de lengterichting gebouwd, en hij kan al dat vermogen prima aan. Trefzeker schakelt hij op, kies je een lagere versnelling, dan trakteert de bak je op een beschaafd dotje tussengas.
 
Toch blijft het punt staan dat de S4 je minder bij het rijden betrekt dan een belangrijke rivaal, de BMW 335i. Maar als het Audi’s opzet was om een auto te bouwen waarmee je op ingetogen wijze verschrikkelijk hard kunt rijden en op z’n tijd ook nog eens een hoop plezier kunt beleven, dan schieten ze in de roos.
 
Blijft er een belangrijke vraag open: hoe zit dat met de RS4? Dat hij komt, wordt gefluisterd. Wanneer dat is, is nog de vraag. Hoe snel zal-ie zijn? Laat hij de M3 in het stof happen, zoals ingewijden bij Audi beweren? Aan de meerijdende ingenieur hoef ik het niet te vragen. Die heeft het veel te druk met z’n knopje.

Reacties

Meer van TopGear