Als drie keer scheepsrecht is, zou het met deze derde generatie van de Cadillac CTS moeten lukken in Europa. Aan de auto hoeft het niet te liggen – die is beter dan ooit. En toch zit het er minder dan ooit in.

Als je er over nadenkt, is het eigenlijk gek. Het is de VS sluipenderwijs gelukt zo’n beetje de hele Europese cultuur over te nemen. We spoelen onze Big Mac weg met Coca-Cola, galmen mee met Beyoncé, staren de godganse dag naar onze iPhones, dragen het liefst spijkerbroeken, kijken naar talkshows en comedy’s – als we niet oppassen spreken we zelfs de helft van de tijd Amerikaans (nee, geen Engels: Amerikaans). En toch: als er één ding is waarvan we niets moeten hebben, is het de Amerikaanse auto.

Over de redenen daarvoor zijn boekenkasten volgeschreven, maar een van de belangrijkste is de fundamenteel andere manier waarop Amerikanen tegen de auto aankijken. Bij ons is het een duurzaam en kostbaar bezit, bij hen een gebruiksvoorwerp en in hoge mate een wegwerpproduct. Als je ‘m zat bent, koop je een andere. Materiaalgebruik en afwerking hebben dus niet de hoogste prioriteit: dat houdt auto’s goedkoop. Daar komt bij dat zo ongeveer alles aan ‘Amerikaans rijden’ totaal anders is: lange rechte wegen, weinig bochten, lage snelheid, overal ruimte en spotprijzen voor benzine: dat vraagt om groot, zompig-comfortabel en een lekker ploffende V8. Dat strookt allemaal niet direct met de manier waarop wij met auto’s omgaan. Eerdere pogingen ‘het oude continent’ te veroveren met van die joekels waarvan alleen de vering een tikje harder was afgesteld, waren dan ook tot mislukken gedoemd: daar trappen wij niet in.

Je moet het ze nageven: in 2003 besloot Cadillac dat het Europa maar eens serieus moest gaan veroveren. Alles aan de CTS was op Europa gericht: ontwerp, materialen, afwerking, wegligging, formaat: alles moest ons aanspreken. De eerste CTS mislukte behoorlijk, omdat ie, alle goede intenties ten spijt, nog lang niet op Europees niveau zat. Nummer twee kwam ook op dat gebied een heel eind: een fraai interieur, uitstekende wegligging, en nog de keuze uit een fraaie station en coupé ook. Een tikje extreem vormgegeven wellicht, en dat in de klasse waarin conservatisme hoogtij viert – je moet het maar durven. En dat deden de meeste klanten dus niet.

Nu is het tijd voor nummer drie. De vormgeving blijft vrij dicht bij z’n voorgangers: scherpe, rechte lijnen overheersen, wat prettig afsteekt bij de veel afgerondere concurrentie. Het interieur is dik voor elkaar. Het dashboard is geheel digitaal, wat als voordeel heeft dat je kunt kiezen hoe de meters er uitzien en wat je aan extra informatie (bijvoorbeeld navigatie-aanwijzingen) afgebeeld wilt zien. Niet iedereen zal gecharmeerd zijn van de glimmende stukken kunststof op de middenconsole, maar het is hoogwaardig spul en de afwerking is, zeker voor Amerikaanse begrippen, uitstekend. Er is meer dan voldoende ruimte voor anders zwervend spul en natuurlijk zijn er bekerhouders en niet minder dan drie usb-aansluitingen. De bediening kent een paar eigenaardigheidjes, maar zal door de bank genomen weinig problemen opleveren. De stoelen zitten uitstekend en zijn ruim voldoende verstelbaar. Ook de ruimte achterin en in de kofferbak zijn op het niveau van de concurrentie – daarvoor hoef je ‘m dus niet te laten staan.


Voor de rijkwaliteiten hoef je het al evenmin te laten. De CTS is comfortabel geveerd, maar heeft door z’n wat stuggere demping een onmiskenbaar sportief karakter; dat krijg je van al dat testen op de Nürburgring. De besturing is fijn: heel precies, scherp en met een aardige dosis gevoel – dat komen we vaak minder tegen. De wegligging is uitstekend. De CTS voelt solide, doelgericht en vertrouwenwekkend. De achterwielaangedreven versie ligt al als een blok op de weg, de eveneens verkrijgbare vierwielaandrijver is er al helemaal niet af te branden. Zeker op dit punt doet de CTS in niets onder voor zijn Duitse tegenstrevers.

De motor is een beetje een twijfelgeval. Het is geen V6 of dikke V8 (want voor Europa), maar een 2,0-liter viercilinder turbo met 276 pk. Hij doet op zich wat hij moet doen, maar van veel enthousiasme kun je hem niet betichten. Hij klinkt (je hoort hem alleen bij optrekken) wat chagrijnig en als je gezegd had dat hij 200 pk had, hadden we je ook geloofd. Van zijn zuinigheid of milieuvriendelijkheid moet je het ook al niet hebben: 198 gram CO2 per kilometer levert je geen bonussen, maar alleen joekels van CO2-boetes op. Ter vergelijking: een BMW 528i is met 154 g/km een kwart ‘vriendelijker’ – dan weet je het wel.

Dat is helaas niet het einde, maar slechts het begin van de problemen die we voor Cadillac zien opdoemen. Met die ene benzinemotor is de koek qua keuze namelijk op. Goed, er komt op termijn nog een snelle CTS-V (en we weten natuurlijk niet wat Cadillac nog voor ons verborgen houdt), maar that’s it. Geen station, geen coupé en zeker voor Europa erger: geen diesel. Waarom niet bijvoorbeeld die fijne biturbo-diesel van dochter Opel? Simpel: die is dwarsgeplaatst en past niet, en ombouwen is gewoon te duur. En over duur gesproken: import, BPM, CO2-boetes en dergelijke maken van de CTS een bijzonder pittig geprijsde auto. Je bent minimaal 65 mille kwijt, de AWD-versie is nog 5.000 euro duurder. De lekker volgepakte Premium AWD-versie komt je op 81 mille te staan. Zetten we daar die BMW 528i naast: 54.000 euro, of 58 mille voor de vierwielaangedreven versie.

Waarmee we aan de kern van het Cadillac-probleem komen. Want dat soort bedragen gaat natuurlijk geen hond betalen voor een auto die je toch al altijd moet uitleggen aan de BMW-, Audi- en Mercedes-rijders die dit segment bevolken. Je kunt je dus met recht afvragen: waarom doet Cadillac al die moeite? Het antwoord is haast schrijnend eenvoudig: China.

Een rijke, hippe Chinees kijkt voor wat chic en luxe is maar één kant op: niet naar aartsvijand Japan, niet naar de platte, neo-imperialistische VS, maar naar ‘mede oude cultuur’ Europa. En als je daar als merk niet aanwezig bent, tel je niet mee. Dus móét Cadillac, of ze het leuk vinden of niet, in Europa zitten. Dat kost geld, maar elke in Europa geïnvesteerde dollar verdienen ze in China drie keer terug; niet investeren kost ze dus uiteindelijk nog veel meer geld. Kansloos in Europa, om een kans te maken in China. Het is een wonderlijke wereld.


Cadillac CTS 2.0 Turbo Performance RWD



10/20



Motor

1.998 cc

viercilinder turbo

276 pk / 400 Nm



Aandrijving

achterwielen

6v automaat



Prestaties

0-100 in 6,6 s

top 240 km/u



Verbruik/milieu

8,5 l/100 km

198 g/km CO2, G-label



Afmetingen

4.966 x 1.834 x 1.438 mm (l x b x h)

2.910 mm (wielbasis)

1.709 kg



72 l (benzine)

447 l (bagage)



Prijzen

NL € 70.957 (25%)

BE € 56.077



Het vonnis

Met de nieuwe CTS is op zich niets mis – prima auto en echt eens wat anders. Prijs en gebrek aan keus maken ‘m echter volkomen kansloos dus we wachten gewoon poging vier af, over pakweg een jaar of vijf

Reacties