Eco-auto’s stonden ooit helemaal onder aan de voedselketen, maar Fisker heeft een roofdier geschapen.
 
(door James May)
 
Ik wil niet klinken als een verwaande snob, maar ik heb het wel een beetje gehad met leren bekleding in auto’s. We denken dat leer nogal chique is, maar we vergeten wel eens dat leer aanvankelijk – in de begindagen van de automobiel – alleen werd gebruikt om de bestuurdersplaats mee uit te rusten, omdat die buiten, in weer en wind zaten. De deftige mensen zaten achterin op, jawel, stoffen bekleding.
 
En nu, meer dan een eeuw later, parkeren we onze billen nog altijd op de heupen van een dooie koe. Je zou denken dat moderne materiaalmannen toch wel iets beters zouden kunnen verzinnen dan dat?
 
Fisker in elk geval wel, tenminste in de Eco Chic-versie van de Karma die ik reed. Jazeker, dat hout komt van bomen die zijn geveld door een daad van een groene God, het glas komt van gebruikte potten en flessen en er zijn geen nevenproducten van dieren gebruikt in deze Karma.
 
Dat is leuk omdat de rijkaards zich nu minder schuldig hoeven te voelen over hun hebberigheid, maar het is nog beter omdat het allemaal erg stijlvol is uitgevoerd. Dit is dus wat er gebeurt als alledaagse conventies aan het wankelen worden gebracht. Uiteindelijk evolueren we wel degelijk, al gaat het beetje bij beetje.
 
Ondertussen hoef ik gelukkig niet vast te stellen dat ik erg verveeld raakte met de verbrandingsmotor. Die zitten al in auto’s sinds auto’s bestaan en daar is een tamelijk goede reden voor: ze werken beter dan alle andere aandrijvingsmogelijkheden – en er is een heel spectrum geprobeerd. We weten al een eeuw dat een elektrische motor op zichzelf evenzeer zou moeten kunnen voldoen, maar in de wereld van alledag wil dat toch niet echt lukken. Ook geen reden om achterover te leunen trouwen, en dat heeft Fisker dan ook niet gedaan.
 
Elektrische motoren bij de wielen die worden aangedreven door een op de motor aangedreven generator – dat lijkt op het eerste gezicht een suf idee. De generator kan het enorme pak accu’s laden of direct energie sturen naar de motoren, of beide een beetje, net naar gelang het algoritme van de onfeilbare computer aan boord dat bepaalt.
 
Maar uiteindelijk wordt de auto natuurlijk gewoon aangedreven door het verbrandingseffect van benzine. Dus waarom is de motor niet gewoon verbonden met de versnellingsbak en klaar is Kees? Laten we deze zaak wat nader beschouwen. In de Karma vormen de elektrische motoren de transmissie. Zoals een versnellingsbak dat doet, managen ze koppel en vermogen. Dat is makkelijk met een elektromotor, want je geeft ‘m gewoon meer of minder elektriciteit. Om te stoppen hoef je in feite alleen maar een virtuele uit-knop in te drukken.
 
De benzinemotor is veel lastiger, want die rommelt ook rustig door als er niks van ‘m wordt verlangd – in feite is er maar een erg klein toerengebied waarin ie optimaal efficiënt is. Door nu alles wat die benzinemotor opwekt om te zetten in een veel bruikbaarder vorm van energie – te weten elektriciteit – wordt z’n opgewekte vermogen veel en veel efficiënter gebruikt.
 
Dan voegen we de accu’s toe als een soort wachtkamer voor energie, een beetje zoals de bak water die boven je hoofd op de wc hangt. De motor slaat er energie op, en de remmen doen hetzelfde. Dat klinkt toch allemaal niet echt onlogisch.
 
Terwijl ik rondreed in de Fisker zag ik op de boordcomputer dat ik 1 op 5 reed. Dat vond ik nogal teleurstellend. Maar aan het einde van de middag, nadat ik ook de volledig elektrische ‘stealth’-modus had gebruikt en daarmee de mysterieuze zwarte energie uit de diepste krochten van het Fisker-universum had aangesproken, bleek ik 1 op 12,7 te hebben gereden. Voor een vierzits luxe-GT waarmee flink is doorgereden, is dat tamelijk goed. Meer verlossing voor de rijkaards.
 
Maar – veel belangrijker – het is een pleziertje om in de Fisker te rijden. Als je in die ‘stealth’-modus rond tuft door de stad, stoot de Karma een kunstmatig geluid uit dat je alleen ooit eerder in Close Encounters hebt gehoord, en dat is bedoeld om mensen te waarschuwen dat je eraan komt. Elektrisch vermogen is stil en gelijkmatig, en dat is dus echte luxe.
 
En het is snel omdat elektrische motoren direct en ontzaglijk veel koppel bieden. De top mag dan ‘maar’ op 200 km/u liggen, maar dat is een enigszins academische kwestie, en zeker in de VS, de geboortegrond van de Fisker. Maar de acceleratie – voor een auto van 2.500 kilo – is groots, en blijft dat bij elke snelheid, hoewel ie het indrukwekkendst is vanuit stilstand.
 
Wat rekenwerk mijnerzijds leverde op dat een conventioneel aangedreven auto zo’n 400 pk nodig zou hebben om deze prestaties te bereiken, waar de Fisker het redt met 260 pk. Iets doen ze daar dus heel goed. En slim.
 
En voor slimheid hebben we altijd ontzag, op elk gebied, of het nou Nissans launch-control is of een tweet van Stephen Fry. Slimheid spat van de Fisker af en geeft ‘m een uitstraling van intelligente luxe. Hij rijdt goed, hij ziet er goed uit en het moet een plezier zijn om er een te bezitten.
 
Ik heb geen affiniteit met ecologie. Ik kies alleen op grond van geweldigheid, en dit is een geweldige auto.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)

Meer van TopGear