Als iemand ons een paar jaar terug had gezegd dat een Opel de toekomst zou hebben, dan hadden we hem in een longstay gestopt. Maar het is wel zo… Het aantal rijdende Opel Ampera’s is op de vingers van de hand van een bijzonder onvoorzichtige houtzager te tellen. Er…
Als iemand ons een paar jaar terug had gezegd dat een Opel de toekomst zou hebben, dan hadden we hem in een longstay gestopt. Maar het is wel zo…
Het aantal rijdende Opel Ampera’s is op de vingers van de hand van een bijzonder onvoorzichtige houtzager te tellen. Er is er maar één, namelijk. De witte Ampera die voor ons staat heeft dan ook al een (letterlijk en figuurlijk) bewogen leven achter de rug. Op het eerste gezicht zou je het nog niet eens zo zeggen – hij ziet er nog best fris uit.
Hoewel het ontwerp niet in eerste instantie bedoeld is om hele volksstammen steil achterover te doen slaan, liever niet zelfs, zijn er genoeg details die hem iets futuristisch geven. De koplampen, de naar elkaar toe wijzende gekantelde V’s die de grille flankeren, de rechte lijn langs de bovenkant van de portieren – het zijn allemaal zaken die je niet op elke Opel tegenkomt. Of op welke auto dan ook.
In het interieur is de laag vernis een stuk dunner, om niet te zeggen verweerd tot een paar achtergebleven brokjes craquelé. Zodra je het handschoenenvakje probeert te openen, dondert het met een daverend geraas op de grond. Sommige lampjes op het digitale dashboard werken permanent waar dat niet helemaal de bedoeling is, anderen weigeren even permanent elke dienst. Je zou het over naden tussen de verschillende dashboardonderdelen kunnen hebben, ware het niet dat dat een vriendelijke manier zou zijn om het woord ‘ravijnen’ te vermijden. Rijdend piept, knarst en kraakt de Ampera meer dan een oud houten zeilschip. En het maakt allemaal geen barst uit.
Uit alles spreekt dat deze Ampera een rijdend ontwikkelingslaboratorium is voor een van de belangrijkste, meest toekomstbepalende en tegelijkertijd simpelste uitvindingen die General Motors ooit gedaan heeft. Waar komt het op neer? Wel, fossiele brandstoffen hebben de geschiedenis, elektriciteit de toekomst, dat weet iedereen. Een auto op elektriciteit laten rijden is niet zo’n probleem, probleem is wél dat hij dat niet zo lang volhoudt. Afhankelijk van de omstandigheden (weer, rijstijl, hoe hard staat de radio en kom je onderweg veel bergen tegen) is ‘niet zo lang’ nog eens een heel relatief begrip ook. Elk tripje dat je onderneemt, zal sfeertechnisch vooral bepaald worden door de zorgen over de vraag of je je bestemming wel gaat halen. Kortom: heeft de elektrische auto toekomst? Zeker, maar een heel beperkte.
General Motors kwam een paar jaar terug echter met een lumineus idee. Als je toch met een elektromotor werkt, waarom zou je die dan niet gewoon de hele tijd gebruiken, in plaats van maar af en toe zoals bij de Prius? En dan stop je er een gewone benzinemotor bij, niet om de wielen aan te drijven, maar om de accu bij te laden. Briljant!
De voordelen zijn legio. De techniek is een stuk minder ingewikkeld dan die van de Prius en consorten. Je rijdt altijd elektrisch, wat voor alles en iedereen behalve het broeikaseffect leuk is. De benzinemotor werkt ook een stuk efficiënter; hij hoeft immers niets aan te drijven en je kunt hem heel precies afstellen zodat hij optimaal aan de vraag van de accu’s (en niet die van de bestuurder) voldoet. En lest best: je kunt die accu’s ook gewoon aan een stopcontact opladen, waarna je zo’n zestig kilometer puur elektrisch kunt rijden.
‘Rijden in de Ampera is verwarrend, of liever: vervreemdend’
Veel mensen wonen aanzienlijk dichter bij hun werk, wat inhoudt dat die in een werkweek geen druppel brandstof verbruiken. Maar mochten die mensen zin hebben in een lang weekend Parijs, dan kan dat gewoon. Nissan Leaf- of Tesla-rijders zullen daar gezien de tussentijdse oplaadstops een week voor moeten uittrekken of een andere auto moeten huren. En daar zit hem het genie van de Ampera: het is gewoon een heel normale, praktisch bruikbare auto. Zonder de beperkingen van een volelektrische auto, met zuinigheidscijfers waar een Prius groen van wordt – van jaloezie dan.
Er zal in de praktijk wel weer bitter weinig van kloppen (evenmin als bij een Prius), maar in de theorie van allerlei verbruiksmetingen zou een Ampera met 1,6 liter benzine per 100 kilometer genoegen moeten nemen om volledig elektrisch te rijden. Gebruik je biobrandstof (E85 bijvoorbeeld, 85 procent ethanol en 15 procent benzine) dan heb je netto-netto aan een stevig borrelglas benzine genoeg voor die afstand. Halleluja. En amen ook.
Rijden met de Ampera is bijzonder. Je drukt op een startknop en er gebeurt… niets. Er zou ergens een lampje moeten gaan branden, maar dat heeft kennelijk al een voorschot op het weekend genomen. Je schuift de pook in D en er gebeurt niets – je voelt het rempedaal iets onder je wegzakken, maar meer niet. Je haalt je voet van het rempedaal en verrek: hij rijdt. Het enige dat je hoort, is het knarsen van het grind, voor de rest overheerst een onwerkelijke, totale stilte.
Eenmaal op het asfalt aangekomen, werpen we de schroom van ‘jij zult toch net degene zijn die de enige Ampera op Aarde platrijdt’ van ons en vloeren we het gaspedaal. Zo! Zonder enige aarzeling gaat de auto ervandoor. Dat is hét voordeel van elektrisch rijden: je hoeft niet te wachten tot de motor op toeren is, alle trekkracht is altijd en onmiddellijk beschikbaar. De van 0 naar 100 tijd van 9,3 seconden maakt niet direct veel indruk, maar omdat je zo ontzettend snel weg bent, zul je zeker acht van de tien stoplichtsprintjes met twee vingers in je neus winnen.
De accu’s zijn met opzet net zó ver opgeladen dat na een kilometer of zes de benzinemotor (die ter onderscheid de naam range extender heeft meegekregen) moet bijspringen. Het is dan trouwens niet zo dat de 288 lithium-ion-batterijen leeg zijn; voor een optimale levensduur worden ze nooit tot verder dan dertig procent van hun capaciteit leeggetrokken, en tot maximaal tachtig procent opgeladen, daar schijnen ze zich het lekkerst bij te blijven voelen. Van het bijspringen van de benzinemotor, gewoon de 1.4 die je ook in een Astra kunt tegenkomen, merk je niets. Oké, in deze Ampera wel – door de vrij gebrekkige isolatie in dit prototype hoor je een zacht zoeven uit de achterkant komen. In de productieversie zul je niets meer horen, zo wordt beweerd, en het geluid is nu al zo vaag dat het weinig moeite kost die claim te geloven. Dat is maar beter ook, want het zoeven correspondeert totaal niet met de bewegingen van jouw rechtervoet – je geeft ‘gas’, de auto accelereert en een paar seconden daarna volgt die zoem. Heel verwarrend.
Maar rijden in de Ampera is sowieso verwarrend, of liever: vervreemdend. Vooral het totale gebrek aan geluid, op banden- en windgeruis na, zal meer gewenning vergen dan de twintig minuten die wij hebben kunnen rijden. Die tijd was echter meer dan voldoende om volledig overtuigd te raken van de kwaliteiten van de Ampera. Zijn grote kracht ligt in de simpele basisideeën (het concept, maar ook bijvoorbeeld het feit dat de meeste andere techniek, zoals het onderstel, gewoon rechtstreeks afkomstig is van de Astra) die vertaald zijn naar superieure techniek en een voor een elektrische auto ongekende praktische bruikbaarheid. Deze Opel heeft (vanaf eind 2011, als hij in Europa op de markt komt) de toekomst.
Reacties