De Top 7 van Speedweek 2018 is gekozen. Tijd om ze van de baan te halen en ze noordwaarts door Schotland te rijden, tot waar de wegen (en waarschijnlijk de Aarde) stoppen
We slaan linksaf, van Knockhill af, want we zitten zonder benzine. De GT3 rijdt op damp en de actieradius is nog vijf kilometer. We kunnen niet eens met een extra dot gas genieten van wat waarschijnlijk een van ’s werelds lekkerste links-het-circuit-af bochten moet zijn.
Gelukkig kunnen we af en toe stoeltje wisselen
Nu rijd ik nog in de GT3, straks zal ik de Ford GT en die nog zeldzamer eend in de bijt, de VW Up GTI rijden. Van die laatste bestaan er, op het moment dat wij ermee rijden, maar twee op de hele wereld, wat betekent dat onze verzekering ‘m hoger heeft ingeschaald dan de toch ook niet echt goedkope Ford GT.
Fascinerend feit: je kunt als optie op je 911 GT3 een 90 liter grote tank laten installeren. Deze zorgt voor een actieradius van 750 kilometer. Dat zal nog van pas komen waar we heengaan: een land vol meren, bergen en verder bijzonder weinig.
Vooral weinig benzinestations. Weddenschappen zijn afgesloten op waar de gulzige Ford GT stil zal vallen. Ergens bij Durness, als we afgaan op het gemiddelde van de gokjes.
Op de baan was deze als touring uitgeruste GT3 niet helemaal op z’n plek. Comfortabele stoelen en PDK? Dat past ‘m niet. Maar dat verklaart meteen ook waarom we onze SpeedWeek op de baan én op de openbare weg houden. Een circuit geeft ons de kans om de limieten te zoeken, de snelheid uit ons systeem te rijden, en oversturend de pitstraat in te rijden. Maar de herrie, de snelheid, de auto’s en de beslotenheid van de baan zorgen ervoor dat we van de leg raken, ja zelfs aan de kook. We voelen de druk van een snelkookpan.
De openbare weg is het ventiel
De spanning, dat pietluttige element van onderlinge competitie. (‘Wat? Jij reed de GT R in z’n drie in die bocht? Ik ging er plankgas in z’n vier’.) verdwijnt op het moment dat we Knockhill verlaten. Even diep door de buik ademhalen. Voor ons ligt het Schotse landschap, en de missie om zo ver naar het noordwesten te rijden als maar mogelijk is zonder het vasteland van Groot-Brittannië te verlaten; we zullen ontbijten in de meest afgelegen pub van het VK, we zullen elk radiocontact verliezen, we zullen regen, moerassen en hei doorkruisen, en meer regen, veel meer regen, en we zullen insecten tegen het lijf lopen en ons (zodoende) afvragen of we wel het juiste schoeisel dragen, we zullen betreuren dat we geen regenjassen en muskietennetten hebben meegenomen. Het zal, kortom, een ware openbaring worden.
We zijn op pad gestuurd met de instructie om ons naar het rendez-vouspunt te begeven bij de piste van het Lecht-skicentrum, in het hart van de Cairngorms. Dat is meer dan 150 kilometer verderop, wat ons dus mooi de tijd geeft te wennen aan en te genieten van de auto’s waarin we rijden. Hopelijk neemt iedereen dezelfde route als ik, want die is totaal sensationeel – al geldt dat eigenlijk voor alle wegen hier in Schotlands hoge noorden. Behalve dan voor de A9, dus die sla ik over, ik sla rechtsaf naar Perth via de A93, waar de 911 zichzelf kan zijn.
Ik maak me een beetje zorgen om de GT3
Zal ie niet ondergesneeuwd raken door de nog schreeuweriger types tijdens deze Speedweek? Maar tot nu toe is ie de perfecte auto om van de baan de weg mee op te gaan. Ik benijd de collega in de knalharde Ford GT bepaald niet, zoveel is zeker. De route leidt ons weg van verkeer en bebouwing, en de GT3 is in perfecte harmonie met de weg, die een orkestraal eb en vloed biedt aan versnellingen, bochten, toeren, heuvels, besturing en wegdek. De repeterende eentonigheid van een circuit – steeds weer hetzelfde, elke twee kilometer – wordt na een poosje toch wat saai. Een weg die je niet kent, is altijd spannend. Veel variabelen, al die interactie, en de verwachtingen van wat komen gaat.
De openbare weg toont waarom de GT3 zo meesterlijk is. Als je naar de Spittal of Glenshee rijdt (ja, dat bestaat echt), is er een deel van de weg dat je niet ziet aankomen. Eerst vloeit de weg op een natuurlijke manier parallel aan de Black Water-rivier, maar dan ineens begint hij te duiken en slingeren, te zigzaggen door het landschap. De GT3 kan het niets schelen; even stoïcijns als elegant volgt hij z’n lijn. Hij blijft kalm en gecontroleerd, soepel en strak; het is werkelijk een auto die je plezier schenkt door z’n manier van doen.
De weg is hier en daar echt vreselijk slecht, soms lijkt het asfalt bovenop grote glaciale morenen te zijn gelegd. Maar de Porsche deert het niets, hij dendert voort met een autonome vastberadenheid.
Uniek in alle andere auto’s, dagelijkse koek voor de Porsche
Jammer alleen dat de remmen niet zo goed aanvoelen en de stoelen zo zacht zijn. Maar de motor, oh, die 500 pk sterke, 9.000 tpm makende zescilinder! Het is een warm bad voor de oren, en zet je andere zintuigen op scherp. Hij zorgt ervoor dat je je concentreert, vergroot je bewustzijn, en haalt het beste uit je naar boven. Dat is geen geringe prestatie voor een stel zuigers.
Bij de stoeltjesliften van Glenshee wissel ik met een collega van auto. Ik ben geïntrigeerd door de Up en wil uitvinden of VW in staat is geweest de magie van de Lupo GTI te herscheppen. De laatste paar kilometers heb ik steeds in de achteruitkijkspiegels gekeken en gedacht: ik wed dat hij in de Up de tijd van z’n leven heeft, lekker hard werken achter het stuur om bij te kunnen blijven. De 911 ging het allemaal moeiteloos af.
Nu blijkt pas wat een prestatie dat van de GT3 is. Al die genuanceerde sensatie, zo netjes gefilterd en doorgegeven aan je handen en billen, terwijl je nauwelijks enige inspanning hoeft te leveren. Want de Up communiceert op een heel andere manier. Bij Braemar, waar de rivier de Dee stroomt, word ik nogal afgeleid door het landschap; het is net alsof het is ontworpen door Disney. Alles is zo netjes, geschoren dennenbomen, bijgeknipte heidevelden, schoongeborstelde eekhoorns en gepolijste rotsen. Het is een beetje vreemd. Aha, daar staat Balmoral – het buitenhuis van de Britse vorstin. Dat verklaart een en ander.
De Up is niet sloom, maar hij is evenmin zo snel en brutaal als ik hoopte
De driecilinder turbo is niet alert genoeg, de remmen zijn slap en de besturing heeft te weinig gevoel. Hij is springerig en grappig op z’n eigen manier, hopt over hobbels, maar hij is niet zo pittig en sportief als een GTI zou moeten zijn. Je wilt ‘m kopen vanwege z’n formaat, z’n imago en z’n micro-agressie, zodat je hem altijd voluit kunt rijden zonder je zorgen te maken over snelheidslimieten of onzinnig veel motorgeluid.
Het maakt niet uit hoe hard je de Lamborghini Performante rijdt – door het geluid van de V10 komt ie altijd eerder aan dan jijzelf, zodat iedereen in het dorp precies weet wat je op de weg erheen hebt uitgespookt, en klaarstaat om je te ontvangen. Daar heb je met de Up geen last van. Die gedraagt zich meer als een brave burger, al zal ie in de stad heus heel lollig zijn om vlot in rond te karren. Maar op deze plek verwachtte ik meer van ‘m. Z’n jeugdige moed zou wat steun kunnen gebruiken van een meer vastberaden weggedrag. Iemand van ons zei later dat VW meer moeite heeft gestoken in z’n uiterlijk dan in de manier waarop ie rijdt, en daar zijn we het allemaal hartgrondig mee eens.
De Porsche en de VW zijn de eersten die bij Lecht aankomen. Onze SpeedWeek is natuurlijk geen race, maar wij hebben gewonnen. Of toch niet, want even later blijkt dat alle anderen zoveel plezier hadden in hun auto’s dat ze bij het zien van de lege parkeerplaats hebben besloten maar meteen door te rijden naar Tomintoul.
Wat een weg, wat een plek
De laatste klim naar het skicentrum, een enorme, letterlijk duizelingwekkende helling, is meeslepend. Met je ogen richting het zwerk heb je elke van de 115 pk’s van de Up nodig om in z’n drie naar boven te kunnen rijden.
Hoewel hij van de ‘verkeerde’ kant komt – en dus te veel tijd op de A9 heeft doorgebracht – vertelt onze E63S-rijdende collega dat hij nog staat na te trillen, zo enorm heeft hij het naar zijn zin gehad in de Mercedes. We knikken wijs, want eigenlijk had iedereen ook wel verwacht dat de grote Duitser met z’n 612 pk een van de verrassingen van deze test zou worden. Ondertussen zoekt een collega in zijn manbag naar de juiste smaak om even kalmerend mee te vapen nadat hij in de Ford heeft gereden. Die smaak blijkt limoen-popcorn te zijn. ‘Hij reageert nogal, eh, levendig op de hobbels,’ zegt hij inhalerend, ‘hij is me wel wat, zeg, maar misschien wel een beetje veel van het goede’. Hij inhaleert diep.
De enige afwezige is vooralsnog de Huracán Performante, aangezien Knockhill het beste van z’n banden heeft gevergd en hij daarom op weg is naar Edinburgh voor nieuw rubber. Onze collega – die vandaar door zal rijden naar Inverness – gaat trachten zijn eigen zuinigheidsrecord scherper te stellen. Interessante missie, in een exoot met 640 pk. Het lijkt ‘m later te zijn gelukt: 11,1 l/100 km.
Dit was een heel mooi stukje weg
Gods adem blaast over de bergen, een stel Schots geruite metal-punks (dat is een, eh, modedingetje in Schotland) stopt, en we zijn het er allemaal over eens dat we hier morgen moeten terugkomen. Het landschap hier is echt schitterend.
Maar we komen niet terug, want de volgende ochtend hebben we met de hele groep een ontbijtafspraak. Je kent vast dat oude gezegde wel dat een leger niet kan marcheren op een lege maag. Nou, wij mogen dan niet de militaire precisie van een leger hebben, maar Team TG rijdt niet lekker met honger. Voor het eerst in alle jaren dat we inmiddels onze SpeedWeek organiseren, hebben we adequate maatregelen genomen. Want geen benzinestations betekent ook geen benzinestation-broodjes. Dat hadden we voorzien, dus dient de Civic Type R als foodtruck, en torst z’n instelbare achteras nu 50 liter water, een paar zakken appels, een doos mueslirepen en wat chips. En nog beter: over 90 minuten hebben we een afspraak met een bord warm voedsel.
We vertrekken uit het hotel om exact 6.30 uur (‘Wees niet degene die om 6.36 uur in de lobby staat’, is de waarschuwing van onze baas elke avond voor het slapengaan geweest), en ik rijd vandaag in de Civic. Z’n bewegingen doen me denken aan de GT3 – dezelfde precisie in de balans, dezelfde atletische ophanging, het gevoel dat ie niet echt hard hoeft te werken. Dat hoeft ook niet als we noordwaarts op de A9 koersen, maar bij Alness gaan we van de snelweg af en draaien de B9176 op, en kan ik me gaan bezighouden met schakelen en sturen – in een poging me de blaffende supercars van het lijf te houden.
Daar kom ik echter niet aan toe
Het uitzicht van Struie Hill op Dornoch Firth is van een onverwachte, vroege ochtendschoonheid. We stoppen allemaal op een inham naast de weg en genieten er eventjes van.
Dan gaan we weer, een collega nu meteen achter me in de Up. De happigheid waarmee zowel de Up zelf als de bestuurder zich wil bewijzen, begint het kenmerk van de Up te worden. Logisch, in zekere zin, want met dat kleine autootje bouw je eerdere een intieme relatie op dan met de intimiderende mastodonten in z’n kielzog. De auto’s hangen achter me als een natte parelketting, hun kleuren steken vinnig af tegen de grijze ochtendlucht, en twee rode hatches leiden het konvooi. Het is geweldig om te zien, en nog geweldiger om er deel van uit te maken. Je ziet de Up speels door de bochten gaan, overhellen terwijl ie wordt bedreigd door de McLaren. En de Civic? Die voelt aan alsof ie op zijn beurt de McLaren zou willen uitdagen.
Het gedrag van de voorkant kenmerkt het rijden met de Type R. De wijze waarop de besturing samenwerkt met het differentieel en de vermogensafgifte is een van de beste ontdekkingen van de hele test. De radio kraakt, en de stem van een collega zegt: ‘Eh, de Up rijdt nogal schokkerig. Hij is wat springerig’. De Civic heeft daar bepaald geen last van, hij is onvermoeibaar en onverstoorbaar bezig de weg zo effectief te verslinden als een voorwiel-aangedreven auto maar kan.
Z’n bak is lekker mechanisch
En de stoelen zijn – en hieraan is geen woord overdreven – de beste van alle auto’s die we bij ons hebben. Die van de Ford GT zijn niet geweldig, die van de GT3 evenmin. Je zou kunnen stellen dat de stoelen van de Performante best goed zijn voor een Lamborghini, maar dat zegt uiteraard niets, en die van de E63 zijn simpelweg hard.
Maar ik loop op de zaken vooruit. De E63 rijd ik na het ontbijt. Daarvan genieten we in de Crask Inn, vergezeld van grote potten dampende koffie. Dank, Schotlands meest afgelegen herberg. Daar zitten we knus en warm, terwijl buiten dikke druppels regen exploderen op de carrosserie van de GT; we besluiten dat bacon en eieren nu even belangrijker zijn dan supercars.
Als de stoel de handdruk van een auto is, is de Mercedes-stoel een vermorzelende handdruk. Ferm, zou je eufemistisch kunnen zeggen – je ruggengraat wordt uit elkaar gerukt en je zij wordt in elkaar gedrukt. Dat is een accurate voorbode van wat je van de auto zelf kunt verwachten. De V8 start niet zozeer, hij barst uit, vol woede, vastberaden. In een poging het beest te temmen, besluit ik alle andere auto’s voor te laten gaan en in hun kielzog te blijven, een beetje aan het elastiek, zodat ik wat met de Duitser kan oefenen.
We gaan sowieso niet hard, nu, want de weg is eenbaans, zodat alleen de Up nog echt kan manoeuvreren. De Mercedes, vol energie en inderdaad zo vastberaden als hij bij het starten al klonk, maakt de indruk dat de weg slechts een van de opties is. Waarom zou je geen ommetje maken door een moeras? Hij heeft een tank-achtige, gepantserde onverzettelijkheid over zich.
Het baasje van de groep
Wie ‘m rijdt, is meteen de meester en de commandant van het konvooi. Zelfs als je achteraan rijdt – je hoeft alleen de kracht en mogelijkheden maar te hebben om de rest te laten zien wie er nou eigenlijk de baas is. Dus dreigend hangen achter de Performante, met ongeveer de driepuntige ster in diens oranje bumper, past helemaal in z’n Strasse. Je voelt de E63 bijna grijnzen als de wolf uit het beroemde sprookje. Z’n charisma wordt bovendien ondersteund door het grote talent van het onderstel.
De carrosserie beweegt feilloos, de motor gaat er altijd hard en snel in, de vierwielaandrijving is uitstekend afgesteld en de grip is zo sterk dat je meters op de andere auto’s inloopt als je uit een langzame bocht komt, waarbij de V8 z’n dominantie ook duidelijk laat horen. Hobbels in het wegdek en snelle veranderingen van richting zijn wel obstakels voor ‘m. Z’n hogere zwaartepunt en z’n massa bewijzen dat natuurkundige wetten ‘m op een zeker moment toch parten gaan spelen.
Maar, hé, het is niet makkelijk om jezelf van ‘m los te weken. In veel opzichten vind ik het de meest verslavende auto hier. Misschien geeft ie je niet het meest terug voor je inspanningen achter het stuur – hij gedraagt zich met een hint van onhandigheid, maar hij is wel de auto die je, samen met de Performante, het meeste plezier schenkt.
Dan gaan we naar het westen, de A838 boven Tongue op. Daar krijgen de supercars eindelijk de kans om hun koolstof splitters en verlangende bestuurders te testen, want hier wordt de weg breder. We doen een snelle stoelendans en nu rijd ik de Ford GT. Je zou denken dat ik het zo heb gepland.
Alle collega’s lijken het eens
Zo blijkt op de parkeerplaats: er is sprake van een supertrio. Ze geven hoog op over de 720S. De rijkwaliteit en z’n cabine worden even vaak geroemd als z’n snelheid en besturing. Geen van de collega’s is uit de Lamborghini gestapt zonder meteen over de motor te beginnen. Oké, ze noemen ook allemaal de interferentie op het TFT-scherm als we over de radio praten. Maar het is de V10 die het applaus in ontvangst neemt. De GT is de auto die ons het meest intimideert. Hij blijkt ook op de weg een echte supercar te zijn.
Maar: hij is eigenlijk geen auto voor de openbare weg. De cabine is een koolstof echokamer, de V6 blèrt zonder veel gevoel voor harmonie, en de Michelin Cup 2-banden houden niet van plassen op de weg. Niettemin: tijdens de twintig kilometer lange weg over de dam van de Tongue, naar Moine Ho en dan naar beneden, langs Loch Eriboll, kun je me opvegen. Het gevoel van de besturing, de manier waarop de Ford beweegt, z’n feedback – het zijn allemaal openbaringen. Transmittief? Is dat een woord? Nou, hier en nu even wel, want dat beschrijft exact hoe de GT zich gedraagt – hij geeft alles aan je door. Ja, je voelt wat er onder je gebeurt, maar je voelt bovendien de trillingen van de motor, het geluid van de ophanging, het geklapper van het chassis, en het geruis van de weg.
De informatie is ongefilterd, geen enkel gevoel wordt gedempt, je voelt alles wat ie wil, want hij is nog altijd een raceauto. De A838 stijgt en daalt en draait, en dat is prima, want zo word je nog verder ondergedompeld in de rijervaring. Maar twintig kilometer later bevinden we ons opeens weer op een soort hobbelige kartbaan. Even serieus, mensen: is dit echt de hoofdweg door het noorden van Schotland? Het kruipen en boemelen over dit beroerde asfalt heeft een voordeel: zodoende haalt de GT het tenminste naar de tankstop in Durness. Grootste ontdekking ter plekke: de lokale Spar verkoopt muggenhelmen.
We kopen ze allemaal op
De snelheid waarmee die beestjes verschijnen als de regen even stopt met vallen, zie je echt het liefst vanachter een fijn gaas.
Het strand van Balnakeil is zo noordwestelijk als je op het Britse vasteland rijden kunt. Tenzij je beschikt over een amfibievoertuig. We openen het hek erheen en rijden de auto’s zover het strand op als we durven. De Mercedes komt het verst, gevolgd door de Up. Cape Wrath ligt aan de andere kant van de baai – we vermoeden dat de E63 er puur op wilskracht zou kunnen komen.
Nu volgt het leuke deel. Nou ja, althans – alles is relatief immers – het nog leukere deel. Van Durness naar Ullapool – misschien wel de lekkerste 120 kilometers weg op de planeet. Omdat ik de supercars met elkaar wil vergelijken, rijd ik nu in de 720S achter de GT. De brutalistische architectuur van de lage, platte, brede, harde Ford tegen de charmante zwierigheid van de McLaren. Functie volgt vorm: de 720S knalt niet over de weg, maar vloeit met de weg mee. Van de manier waarop de spoiler achterop beweegt tot de rechttoe rechtaan dynamica. De wijze waarop de GT beweegt, is nooit erg elegant te noemen.
Ja, veel behendigheid, interactie en puurheid
Maar geen elegantie. De 720S is veel meegaander en makkelijker. Meestal dan. Net als de P1 heeft ie een delicate, lichte voorkant en een redelijk gewelddadige achterkant. Gewelddadiger nog dan de GT, eigenlijk. Hij explodeert in het middengebied van de toeren, je uitdagend om ‘m plankgas te blijven rijden terwijl hij meer kolen in het vuur gooit. De twin-turbo V8 luistert heel precies naar het onderstel en laat je ademloos achter. Dat Lotus-achtige onderstel en die zware motor lijken een vreemd stel, maar dan kom je een bocht uit en voel je hoe het onderstel het werk overdraagt aan de motor, en zwijmel je weg.
Eén specifieke bocht kenmerkt de McLaren voor mij, een mooie langzame bocht heuvelop, waar ik net iets te snel inkom. De neus drukt de auto naar buiten en dat voel je meteen. Een fractioneel beetje onderstuur, ook omdat je in de McLaren dichter bij de neus zit dan in de andere twee supercars. In de tweede plaats omdat de auto zo geweldig communiceert. Hoe de McLaren informatie filtert, is werkelijk subliem. Wat belangrijk is, speelt ie meteen aan je door, maar wat er op de achtergrond gebeurt, houdt ie voor zichzelf. Dat ie zo voor je zorgt, is erg aardig van ‘m – geen van beide andere auto’s met middenmotor doet dat.
Maar dat is niet per se slecht
Het benadrukt bijvoorbeeld de rauwheid en het drama van de GT. Bovendien is het zo dat je in de Ford meer in het midden van de wielbasis zit. Daardoor kan je dus beter omgaan met wat er voor en achter je gebeurt. En, ten slotte: in de GT concentreer je je meer op de manier waarop ie rijdt, omdat de motor niet zo dominant is.
Dit is het mooiste stuk van de route die we deze Speedweek rijden. We rijden de weg naar Laxford Bridge zelfs twee keer, hij is te lekker om dat te laten. Terug rijd ik in de Performante, de enig aanwezige auto hier die meer geluid maakt dan het landschap aankan. Ik bedoel: de 720S heeft nul turbogat en een perfecte gasrespons, maar het Italiaanse pedaal is zo scherp dat het terugbijt. De 5,2-liter is bij 3.000 tpm al ongelooflijk in al z’n geluid, furie en opwinding. Dan zijn er nog eens 5.000 toeren om mee te spelen? Alsjeblieft zeg. Zelfs nu ik dit zit te tikken achter mijn bureautje, prikt mijn huid van opwinding als ik eraan terugdenk.
Hij is de beste Lamborghini die ik ooit heb gereden, misschien niet zo monumentaal als de Murciélago SV, maar wel veel getalenteerder, totaal anders dan de standaard Huracán in z’n doelgerichtheid, z’n precisie en z’n intensiteit. Je hoeft nooit te twijfelen over wat je doet – je geeft een beetje gas, raakt het stuur ietsjes aan – en de auto struikelt bijna over zichzelf in z’n haast om je ter wille te zijn. De remmen, de besturing, het schakelen, de ophanging – het is allemaal even scherp als het gas. Dat is hartstikke leuk op dagen als vandaag (en gisteren) – de Performante voelt enorm helder aan, ontzettend alert, maar na een tijdje begint er toch iets te wringen.
Begrijp me niet verkeerd
Ik heb niets tegen de happigheid van de besturing of het direct aangrijpen van de remmen. Zelfs tegen de verticale knallen van de ophanging (Sport is de beste stand: Strada is te hobbelig, Corsa te schokkerig) heb ik niets. Maar na de meedogenloosheid van de GT en de accuraatheid van de 720S voelen de prestaties van de Lamborghini een beetje aan als een karikatuur.
Ja, we leggen veel nadruk op het hebben van plezier, dat is zo, maar wat is daar mis mee? Laten we eerlijk zijn: precies daarom gaat het tijdens deze Speedweek. En eigenlijk tijdens de hele Speedweek, en nog meer eigenlijk: je zou altijd zoveel plezier moeten hebben als je in een auto rijdt.
We parkeren en bestuderen de formidabele collectie muggenbeten van de fotograaf. We vergelijken de snelheid waarmee de neuzen van de McLaren en de Ford omhoogkomen. De 720S beweegt langzamer dan erosie, de GT hopt op en neer als een schommel. We sturen de GT3 en de Performante op pad zodat we ze vanuit de verte kunnen gillen voorbij de 8.000 tpm. Vanonder hoeden en muggenmaskers bekijken we de auto’s vanuit alle denkbare en ondenkbare hoeken. Aan het eind van de dag pakken we allemaal een auto en rijden de 50 laatste kilometers naar Ullapool. Zonder te stoppen.
De GT gaat nu voorop
Achter ‘m rijdt een opmerkelijke optocht over de Kylesku-brug. De Up, de GT3, de Performante, de Civic, de E63, de 720S; iedereen volgt nu als een mak, blij lammetje. Nu gaat het eens niet om snelheid, maar om het delen van een ervaring. De lucht betrekt, en de regen, die zorgt voor een eerlijk speelveld voor allen, valt in dikke druppels. Dat onze man in de Up erg dapper doorrijdt, ontgaat niemand.
Af en toe geef ik gas in de GT, en zie achter me, in de waterspray, het konvooi vervagen. Soms gebruik ik de fenomenale remmen, misschien wel de beste remmen waarmee we ooit op een auto voor de openbare weg reden. Steeds waardeer ik ‘m om z’n ongelooflijke rijeigenschappen, maar vooral ben ik dol op de hele situatie. Deze auto’s, deze plek en het feit dat ik deze collega’s mijn vrienden mag noemen. Tot op zekere hoogte dan. De Speedweek is uitzonderlijk. Minder grappen over mijn gebreide mutsje zou ik hebben gewaardeerd. Ik ben nou eenmaal kaal, en een muts is warm, oké? Morgen zullen onze wegen zich voorlopig weer scheiden. Een aantal van ons zal op huis aangaan, anderen gaan naar kantoor, en twee van ons keren terug naar Knockhill om op te ruimen. We zullen onze herinneringen blijven delen.
Maar momenteel zitten we knus en behaaglijk in de Seaforth Inn. We praten over hoe strak de 911 GT3 in de bochten lag en over de zuinigheid van de Civic. We eten porties fish ‘n’ chips en drinken een pint ale.
Dan beginnen we weer over de auto’s te praten
Eerst hebben we het erover dat het toch wel een verbazingwekkend getalenteerde groep auto’s hebben verzameld tijdens deze Speedweek. Ze zijn stuk voor stuk briljant; sommigen zijn transcendent. Is er een volgorde, een hiërarchie? Niet echt – en doe met die informatie wat je wilt. De Up had niet het terriër-achtige karakter waarop we hoopten. We waren het er allemaal over eens dat een handbak en echte stoelen de GT3 zouden hebben geholpen. De Performante? Een van de collega’s verklaarde dat die z’n ‘absolute favoriet’ was van deze Speedweek. Totdat hij de GT3 de volgende dag naar Knockhill reed, althans. De rest van de redacteuren neigde naar de supercars. Onze houwitser op wielen, de E63S, bleek een formidabel apparaat, maar uiteindelijk is ie toch gewoon een tank. De Civic biologeerde iedereen vanachter het stuur – maar dan stapten we uit en bekeken ‘m nog eens. Tja.
Er zijn twee auto’s die het gesprek vanavond domineren – de McLaren 720S en de Ford GT. Facties vormen zich rondom de tafel. Argumenten vliegen over en weer, mensen zeggen dingen tegen elkaar die ze niet echt menen. Sommige dingen die andere mensen pijn doen. We vinden een compromis in de machtige motor van de McLaren, en in z’n besturing, in z’n scherpe maar soepele manieren. We worden het eens over het meeslepende drama dat de Ford biedt, over z’n onderstel, en over z’n doelgerichtheid.
Democratie overwon
We hielden een geheime stemming. Met precies één stem verschil werd de McLaren 720S de Speedweek Performance-car van het Jaar. Maar geloof ons: ze zijn allebei verslavend.
Reacties