Geloof het of niet, maar onze Top Gear-redactieracer in de Westfield Cup heeft nog nooit serieus hard gereden op Assen. Dus het werd wel eens tijd.
 
We kennen professionele cou-reurs die ter ontspanning in bad gaan liggen op de avond voor een wedstrijd. Ter voorbereiding op die wedstrijd. Niet met een paar plastic eendjes, maar met een koptelefoon en een bandje met geluidsopnames van hun snelste ronde tijdens de training van die dag. De ogen gesloten, het circuit ingebeeld en luisterend naar de jankende motor, de op- en terugschakelmomenten, de vertraging en de versnelling van de auto. Op die manier kun je de volgende dag in je racer stappen en hoef je je alleen op de baan en je tegenstanders te concentreren. De wijze waarop en wanneer je je auto bedient, zit in je hersenen gegoten.
 
Wij hebben dat nog niet geprobeerd. Onze voorbereiding bestaat uit het uitprinten van een plattegrond van het circuit en het bekijken van filmpjes op YouTube van het vorige Westfield-raceseizoen, in dit geval op het circuit van Assen. Eigenlijk, want iedereen die serieus racet, beaamt dat, zouden we ook op van die gameconsoles moeten oefenen. Maar we bekennen eerlijk dat we een gruwelijke hekel aan die plastic kastjes hebben waarop je een soort uit de kluiten gewassen wrat met je duim moet bewegen om te sturen. Dat lijkt werkelijk in niets op iets dat met een auto te maken heeft, laat staan met een raceauto. Natuurlijk, we kunnen een geavanceerd racestuur op de salontafel vastschroeven, met force feedback en meer van die computergimmicks, maar het blijft nog steeds mijlenver verwijderd van ‘racen voor het eggie’. Daarnaast, dat willen we best toegeven, zijn we er niet heel erg goed in. De onzinnige besturing, slome reactiesnelheid, gevoelloze omgeving en nepperige beelden zijn daar natuurlijk debet aan.
 
Toch, als je onder de knie hebt hoe je met een klontje plastic een virtueel autootje op de baan houdt, dan heb je veel aan die racespelletjes. Maar dan alleen om de loop van het circuit te leren kennen, en ook echt alleen daarvoor. O, voordat iedereen nu huilend NFS of GT4 in een hoekje kiept: als je nog nooit geracet hebt, is het bijzonder leerzaam. Zelfs om te leren rijden. We kennen jochies die nog nooit in een auto gezeten hadden, maar na jaren van racegames spelen goed konden meekomen op het circuit. Maar andersom werkt het niet.
 
Assen is op een of andere manier een heel prettig circuit. Het is vlak, je hebt veel overzicht en op de meeste punten kun je ongestoord een bocht te ruim nemen, spinnen of zelfs hele stukken baan missen zonder dat je auto of jijzelf meteen over een vangrail hangt. Het leek ons, met de Westfields, makkelijker dan het circuit van Zandvoort.
‘De altijd buffelende Westfield-engineers pakken een nieuw boutje van een euro of twee, sleutelen er tien minuten aan, lijnen de voorwielen uit en we zijn helemaal klaar voor race twee’
 
Het bewijs daarvoor is makkelijk te leveren. Inmiddels doet er al even een permanente gastrijder mee in de cup: een jochie van 17 genaamd Rudy. Nou ja, jochie, hij is bijna een kop groter dan wij (1,86 meter) en weegt meer dan 90 kilo. ’t Is maar wat je onder een jochie verstaat, wij zouden hem al snel Ruud noemen. Hoe dan ook, hij werd gelijktijdig en op wonderbaarlijke wijze met een kart geboren en de ervaringen die hij daarmee opdeed, komen vrij aardig van pas in de Westfield Cup. Sterker: als hij meedoet, is de kans groot dat-ie wint. Op het voor ons bekende circuit van Zandvoort rijden wij ongeveer vijf seconden per ronde langzamer dan hij (hoe-ie dat doet is ons nog steeds een raadsel, al hingen wij bij geboorte aan een navelstreng en niet aan de benzineslang van een kart). Na onze kwalificatierace op Assen zitten we iets minder dan vijf seconden achter hem. Hij kende het circuit al, wij wisten niet eens waar Assen lag. Dus onze voorbereiding was niet voor niets.
 
Een kleine vijf seconden achter reuzenjoch Rudy levert ons de 22-ste startplek op, pal achter racecoryfee Huub Vermeulen – die doet ook een aantal races mee als gastrijder. Voor de raceleken: dat lijkt heel knap van ons, maar de aimabele Vermeulen is in de Tweede Wereldoorlog geboren. Het is dus eerder knap van hem.
 
Tijdens de eerste race komen we in ronde vier ietwat onzacht in aanraking met de uiteindelijke nummer zestien – die ons inhaalde waarna we hem direct weer wilden terugpakken. Hij heet Willem, maar toen we hem raakten, noemden we hem anders. Het gevolg is een afgebroken boutje aan de stuurinrichting waardoor onze handen en het stuur op ‘linksaf’ staan terwijl de auto rechtdoor rijdt. Einde race. Willem heeft een flodderend achterspatbord, maar kan de race simpel vervolgen – iets dat wij natuurlijk heel fijn voor hem vonden. En we moeten toegeven: Willem is gewoon sneller dan wij.
 
De altijd buffelende Westfield-engineers pakken een nieuw boutje van een euro of twee, sleutelen er tien minuten aan, lijnen de voorwielen uit en we zijn helemaal klaar voor race twee. Stom genoeg zijn we weer eens veel te onstuimig waardoor we twee keer spinnen na een relatief goede start. We doen het wat rustiger aan, vooral ook om de auto heel te houden, en eindigen als 26-ste. De plek waarop we dit seizoen zo’n beetje een abonnement hebben. Reusje Rudy wordt beide races eerste.
 
Toch, Assen was lekker! Op Zandvoort wordt er meestal over twee dagen geracet (een vrije training en kwalificatie op dag 1 en twee races op dag 2), op Assen doen we alles op een dag. Twintig minuten trainen, twintig minuten om een snelste ronde neer te zetten en twee races van circa twintig minuten elk. Geloof ons, als je niet wekelijks in de sportschool hangt, levert je dat een dag later best spierpijn op. Wij lopen nu nog moeilijk.
 
We hebben nog twee race-evenementen tot het einde van het seizoen. Een weekend op het Duitse Oschersleben en een dag op Zandvoort. We worden er nu al een beetje verdrietig van dat het zo snel voorbij gaat allemaal. En dat we in het klassement niet echt omhoog kruipen. Deels omdat onze tegenstanders dezelfde progressie boeken en deels omdat we het idee hebben nu pas – echt, dat duurt gewoon een aantal uren als je het bij elkaar optelt – de auto echt lekker beheersen. We herhalen het nog maar een keer: ons doel om net in de top tien te eindigen bleek onhaalbaar. We dachten dit te bereiken met extra training en data-analyses maar in de praktijk is daar allemaal niks van terecht gekomen. Zelfs als we ons daar wel mee bezig zouden hebben gehouden, betwijfelen we of een top tien plek haalbaar zou zijn geweest. Top vijftien misschien, hooguit.
 
Teleurgesteld? Geenszins. We staan telkens weer te popelen om te kunnen racen, het is ook niet op papier over te brengen hoe vet-cool-gaaf het is. Je moet het gewoon doen. Al hebben wij makkelijk praten als Top Gear-medewerker. Hoe dan ook, we gaan ons voorbereiden op Oschersleben en de laatste race op Zandvoort. Misschien moeten we daar maar even voor in bad gaan zitten.
 

Reacties