De Westfield Racing Cup 2009 is van start gegaan en wij brengen je elke maand verslag uit van onze bevindingen, vorderingen en het wel en wee langs de baan. Simpelweg omdat dit de leukste en een van de meest betaalbare racecups van Nederland is.
Fotografie: www.nospeedlimits.nl
 
Zoals we eerder schreven, onderzoeken we of een volslagen talentloze, te oude, te zware en misschien zelfs te lange Top Gear-medewerker in staat is enigszins partij te bieden aan andere coureurs in Westfields. Met behulp van trainers, datalogging, videoanalyses, extra training, nog meer training en meer, bekijken we of onze medewerker in een deelnemersveld met meer dan veertig volstrekt gelijkwaardig auto’s van plek 40 aan het begin van het seizoen naar plek 10 aan het einde van het seizoen kan komen. Inmiddels zijn we drie trainingen, een kwalificatie en drie wedstrijden verder (alles gevat in zo’n beetje een weekend) en staat Top Gear theoretisch op een 25ste plek. Theoretisch.
 
Laten we bij het begin beginnen. Zandvoort. Daar zijn tot nu toe alle Westfield Cup-kilometers door ons verreden, daar startte ook de eerste training. Met een nog niet perfect afgestelde stoel werden de eerste rondjes in 2 minuten en 22 seconden afgelegd. Voor de beeldvorming: vorig jaar was de snelste tijd in een Westfield op Zandvoort 1.58-nog wat. Met een tijd van 2.22 zouden we nog binnen vijf ronden ‘gelapt’ worden. Dat kan natuurlijk niet.
 
We vlogen een geheime trainer in. Laten we hem Tom noemen. Tom is pakweg 45, bijzonder kort geknipt en heeft het perfecte postuur voor een coureur. Net niet langer dan 1,80 meter, afgetraind – zeg gerust slank, en een racefanatisme waartegen je U zegt. Daarnaast beschikt Tom over een welhaast perfecte wagenbeheersing, heeft Tom ontiegelijk veel rij- en race-ervaring en acht Tom ons niet bij voorbaat in het geheel kansloos om van die 2.22 een paar seconden af te snoepen. Speciaal voor Tom is er een tweede stoeltje in onze Westfield geschroefd zodat hij naast ons gezeten zijn aanwijzigen kan gebaren, aan het stuur kan trekken, klappen op onze helm kan geven en na afloop in klare taal kan vertellen wat er allemaal mis ging. Evalueren noemt hij dat.
 
Eerst laten we Tom maar eens achter het stuur plaatsnemen, zodat we kunnen zien hoe hij rijdt. Want waar rem je, waar schakel je en in welke versnelling, wanneer stuur je in, waar moet je de bocht uitkomen, hoe hard moet je rijden, hoe haal je anderen in en waar doe je dat? We hebben meer vragen dan we kunnen stellen, maar als we goed opletten, zo meent Tom, moet het grootste deel al beantwoord worden. Tom heeft nog nooit in een Westfield gereden. Tom haalt iedereen in. Tom maakt ons lijkbleek. Tom zorgt ervoor dat de moed om ons doel te behalen ons een beetje in de schoenen zakt. En Tom rijdt, met ons erbij, 1.58, zo wordt ons langs de kant vertelt door iemand van wie wordt gezegd dat als hij zelf klokt er altijd drie seconden verdwijnen. Maar snel was het.
 
Dat van die in de schoenen gezakte moed klopt niet helemaal. Zodra we met Tom naast ons achter het stuur plaatsnemen, hebben we het gevoel een aantal zaken direct te beheersen. De ideale lijnen rijden – dat kun je gewoon uit je hoofd leren. De schakelmomenten en de versnelling die je ingelegd moet hebben voor elk deel van de baan. Ook dat is een kwestie van onthouden, en door je opperste concentratie heb je dat in twee rondjes volledig door. Als basis, want nadien ga je ermee spelen, variëren, uitproberen, grenzen opzoeken – maar dat is later pas.
‘’s Nachts dromen we over snelle ronden op Zandvoort, over schakelmomenten, over onbalans in de auto, over insturen, ja, over alles’
 
We klokken onze tijden niet, en gaan na een dag trainen moe en redelijk voldaan en zelfverzekerd naar huis. ‘Je zult hier vannacht van gaan dromen’, meldt Tom ons terloops. Sure. We drinken nog een biertje aan de bar van Circuitpark Zandvoort. ’s Nachts dromen we over snelle ronden op Zandvoort, over schakelmomenten, over onbalans in de auto, over insturen, ja, over alles wat we die dag in de Westfield gedaan hebben. Dromen over racen, het moet niet gekker worden.
 
Een week later staan we zonder trainer op Zandvoort. De stoel is inmiddels op een perfecte stand gezet, de stuurstang is zelfs verlengd zodat we het stuur lekker dichtbij hebben. Aan het materiaal kan het niet meer liggen, aan gewenning op het circuit ook niet – het komt er nu op aan om te laten zien wat we kunnen. Aan onszelf, want er kijkt geen hond. Het is een dag voor de wedstrijd en we trainen twee sessies van een half uur.
 
We starten met rondjes 2.11 en 2.10, straks in de wedstrijd waarschijnlijk precies voldoende voor een op een na laatste plek. De tweede training rijden we een aantal rondjes 2.08 en we spinnen een paar keer. Heel netjes, zonder iets te raken, maar toch. Dat kan een negatief effect op je gemoedsrust hebben, je zelfvertrouwen kan erdoor afnemen, maar wij worden er vrolijker van, zekerder ook. We weten nu ongeveer tot waar je zo’n Westfield door een bocht kunt drukken. Tevreden gaan we naar huis, om lekker vroeg te slapen, want de dag erna starten we om half tien met de training, om vijf voor elf moeten we een scherpe tijd rijden tijdens de kwalificatie en om half twee start onze eerste race. We dromen maar een paar uur van het racen op Zandvoort, in onze Westfield.
 
De volgende dag, tijdens de vrije training van een half uur, rijden we rondetijden van 2.05! Het eindeloos dromen heeft geholpen, en hoe. We maken ons vol vertrouwen op voor de kwalificatie, waarin we weer een half uur hebben om een snelle tijd neer te zetten, een tijd die gaat bepalen vanaf welke plek we de eerste race mogen starten. Helaas, we zakken bijna een seconde terug tot 2.06.202 als snelste ronde, gemaakt in de vijfde ronde van de in totaal acht die we kunnen rijden. Het half uur is dus een stuk korter geworden als gevolg van lichte crashes van collega-rijders. Ook wij maken lichte schade door in onze onervarenheid iets te vroeg in te sturen op het moment dat een ander wil passeren. We raken zijn voorscherm dat direct scheef staat, wij hebben een kras op het achterscherm. Dom, dom, we handenschudden het later met welgemeende excuses af. Schade, elkaar per ongeluk raken, het hoort erbij. We mogen vanaf de 25ste plek starten, een plek die tijdens de rommelige startopstelling al bezet blijkt waardoor we maar van plek 26 vertrekken. De eerste race kan beginnen.
 
Niet alleen de startopstelling is wat rommelig zo’n eerste keer, ook de start zelf is wat onduidelijk. Op de brug van de start-finishlijn staat de wedstrijdleider met de Nederlandse vlag te zwaaien; bij zijn eerste zwiep zien we ergens op rij 15 al een auto rijden terwijl er achter ons nog iemand is die z’n handschoenen probeert aan te trekken. Als de andere auto’s een fractie van een seconde ook langzaam in beweging komen, besluiten wij ook maar eens gas te geven. Het voelt, in een woord en niet samengevat, geweldig. Links en rechts knallen auto’s voorbij, wij knallen zelf links en rechts auto’s voorbij. Met 40 Westfields op een kluitje op de eerste bocht af. En alles gaat goed.
 
Al snel nemen de allersnelste mannen afstand van ons, middenmoters. Na enkele ronden vinden we aansluiting bij een groepje van drie waarvan de achterste, een makkelijk herkenbare knal-oranje – naar later bleek de coureur die nog met z’n handschoenen in de weer was, toen de nummer één al de eerste bocht in vloog – sneller blijkt dan zijn voorliggers, maar er lastig voorbij kan. Uiteindelijk lukt hem dat en wij volgen. Wat een enorme en haast onbeschrijflijke kick geeft het als je als rookie voor het eerst een ander inhaalt, een ander die bijna net zo snel is. Drie ronden voor het einde hebben we lang genoeg achter de knaloranje Westfield gezeten: we gaan gelijk op, maar toch besluiten we om hem in de scherpe bocht aan het einde van het rechte eind (de Tarzanbocht voor de kenners) uit te remmen. Gewoon de auto aan de binnenkant ernaast rijden met 190 km/u om later en harder op de rem trappen. En het lukt. De kick is enorm, sterker, we kunnen ons niet heugen zo’n kick te hebben gehad in de afgelopen weken.
 
Dat vreugd en verdriet dicht bijeen liggen, blijkt twee bochten verder als onze Westfield begint te sputteren. Hadden we in gedachten een heel klein beetje weg te rijden van die knaloranje omdat we tijdens voorgaande ronden bekeken hadden in welke bochten we nog iets sneller zouden kunnen zijn dan hij, houdt onze auto in. De gloednieuwe motor moet nog ingereden worden en is niet afgesteld op de temperaturen waartoe wij ‘m opgezweept hebben. We kunnen rustig rijdend de pitstraat bereiken, maar het is einde race voor ons, terwijl we op een 25ste plek lagen. Jammer, maar helaas. We blijken vrij constant rondjes van 2.06 gereden te hebben alleen heb je daar weinig aan, we worden 35ste.
 
We hebben een dag rust tussen de eerste race en de tweede en derde die op één dag gereden worden. De spierpijn is niet van de lucht. De vermoeidheid ook niet. We dromen weer flink.
‘Regel twee (na regel een: ‘gij zult niet opzettelijk brokken maken’): zorg dat je een transponder hebt’
 
Inmiddels zijn er wat uitvallers, men rijdt er wel eens een wiel af en kan dat niet op tijd repareren. Voor de tweede race verschijnen er 38 auto’s aan de start, drie andere pechgevallen van de eerste race staan achter ons. Drie pechgevallen die rondjes van 2.00 kunnen rijden. Die gaan ons vlak na de start vast al voorbij, dus dan rijden we lekker laatst. Er is iets aan de motor aangepast waardoor hij wat meer hitte kan verdragen. Voor ons zit er niets anders op dan als een idioot te gaan rijden, op zoek naar die ene knaloranje – die uiteraard beweerde dat we om niks de pits ingingen de vorige wedstrijd, en zich van onze geniale inhaalactie al helemaal niets meer wist te herinneren.
 
Het lukt ons om op te klimmen naar plek 24 en we rijden rondetijden van 2.04. De vaart zit er nu goed in, maar dat heeft de knaloranje ook gezien – die heeft direct door dat wij met onze felrode auto na een paar ronden achter hem zitten en getweeën duwen we twee voorliggers op. In de laatste rond gaat knaloranje in een actie de twee voorliggers voorbij op een punt waar wijzelf er niet meer voorbij kunnen. Maar nog voor we kunnen broeden op waar wij die twee kunnen passeren, zien we knaloranje voor onze neus langzaam de bocht uit schuiven, richting grindbak. Zonde. Knaloranje wilde klaarblijkelijk hoe dan ook niet weer door ons ingehaald worden, denken we met een glimlach na gezien te hebben dat er verder niets aan de hand is. Het lukt ons niet meer de andere twee in te halen en we finishen als 23ste. Vinden wij.
 
Regel twee (na regel een: ‘gij zult niet opzettelijk brokken maken’): zorg dat je een transponder hebt. Dat kastje aan je auto geeft je rondetijden door, geeft aan op welke plek je eindigt. Geen transponder betekent geen rondetijden en geen opname in de einduitslag. Je raadt het al, wij hadden geen transponder, we zijn iets te snel de baan opgegaan voor de opwarmronde. Navraag bij de wedstrijdleiding – ‘we zijn echt 23ste geworden’ – leert dat je de volgende race weer gewoon mag meedoen, alleen dien je wel achteraan te starten. Nou, daar hebben we inmiddels ervaring mee.
 
De derde en laatste race gaat van start. Met transponder. Knal-oranje heeft de steentjes inmiddels uit z’n neusgaten en auto gepulkt en mag ook weer starten. Jammer genoeg niet achteraan. Om kort te gaan: de laatste race starten er 36 auto’s en worden we 27ste. We rijden niet sneller dan 2.06 en merken dat de concentratie wegebt. Het is mooi geweest: drie dagen racen, voor het eerst van ons leven, in vier dagen tijd met een virtuele 25ste en 23ste plek, en een echte 27ste plek – want die virtuele tellen natuurlijk totaal niet. Alles, de hele organisatie, de collegialiteit, de auto, het racen, het inhalen, het is echt geweldig om te doen. Dat is haast niet op papier over te brengen. Dat moet je zelf ervaren. Pas als je ook over racen gaat dromen, snap je precies wat wij bedoelen. Op naar het volgende raceweekend, weer op Zandvoort, 6 en 7 juni aanstaande. Kom gerust kijken. Je herkent ons aan de startopstelling, achteraan.
 
 
Westfield zelf ervaren
 
Wil je zelf weten hoe het is om in een Westfield te rijden? Dat kan. Voor 245 euro ben je een hele dag onder zeil met Westfield-straatauto’s en –cupracers. Je krijgt wat theorie over het rijden in Westfields, je gaat een noodstop oefenen (Westfields hebben geen abs) en uitwijkmanoeuvres maken. Daarnaast leer je snel van baan wisselen, slalommen op tijd en je leert ideale lijnen rijden op een circuit. Doe het snel – kijk hier maar, wie weet ben je gelijk verkocht en rijd je nog dit seizoen tegen ons…
 

Reacties