Wie niet naar zijn muziek luistert of hem op tv of YouTube ziet langskomen, komt hem vroeg of laat wel tegen op de social media van ’s lands andere prominente supercar-eigenaren. DJ La Fuente (35) heeft voor elkaar wat we allemaal wel zouden willen: zijn ene hobby wordt mogelijk gemaakt door zijn andere. ‘Muziek en auto’s, daar heeft het voor mij altijd om gedraaid. Vroeger waren het cassettebandjes en Matchbox, nu festivals en dit.’ Hij wijst op zijn autoverzameling – en een motorfiets – die hij vandaag speciaal voor ons heeft meegenomen naar Circuit Zandvoort. ‘Upscaling. Wat wil een mens nog meer?’ De voornaamste reden dat we hem gevraagd hebben om vandaag hierheen te komen, is dat hij de helft van een dragrace voor zijn rekening mag gaan nemen: zijn McLaren zal het op het rechte stuk opnemen tegen de 991.1 GT3 RS van Maurice Hartsuiker, alias Mr Streetgasm. Maar als we hem hier dan toch uitnodigden, leek het ons zonde om niet even iets dieper in zijn goed gedocumenteerde autoliefhebberij te ­duiken. Hoe is het allemaal zo gekomen, en waar gaat het naartoe? We laten Job aan het woord, want zoals hij zelf zegt: als het om auto’s gaat, hoef je er bij hem maar een kwartje in te gooien.

Eerste auto meteen een pittige

Mijn eerste auto was meteen een goede: een Peugeot 205 GTI 1.9. Ik haalde mijn rijbewijs op mijn achttiende en kocht hem toen onmiddellijk. Diepdonkergroen was ie, met zwart leer en rode stiksels. Tot die tijd was ik altijd aan scooters aan het knutselen, dus hier moest ik ook het nodige aan doen: andere wielen, voorbumper en motorkap, dikke audio-installatie erin.
Man, wat heb ik een lol van die auto gehad. Ik reed er toertochtjes mee, ging ermee op vakantie naar Italië. Het beruchte snap oversteer? Dat heb ik zéker meegemaakt! De eerste keer was in een flauwe bocht op de snelweg, ik wist niet wat me overkwam. Maar je krijgt er wel gevoel voor, en je leert heel veel van zo’n auto.

Maar ik wilde meer

Al snel had ik bedacht dat ik met elke volgende auto een stap omhoog wilde. Mijn volgende was daarom een Alfa 147 2.0, met 150 pk en de Selespeed-transmissie. Ik ben er aardig op leeggelopen, dus het plaatje klopt helemaal. Hij was zwart op zwart met Novitec-wielen, een schroefset en een goede uitlaat eronder. Wat een fijn ding was dat – hij klonk goed en stuurde super. Nu ik er zo over praat, heb ik er goed spijt van dat ik die auto’s ooit heb weggedaan.
Ik ben niet per se van een bepaald merk of type, het totaalplaatje moet gewoon kloppen. Die Alfa bijvoorbeeld, zoals ie erbij stond: precies goed op z’n wielen, en met die lijnen… Die was af. Ik kan ook echt naar een auto gaan zitten kijken en genieten van z’n uiterlijk. En ik was ze altijd met de hand. Poetsen, polijsten, dat vind ik mooi. Ik heb nog nooit een auto door de wasstraat gehaald.

Eerste V8

Ik was halverwege de twintig en het ging goed met mijn carrière, dus ik promoveerde naar een BMW 645Ci Coupé, een jong gebruikte met 110.000 kilometer op de teller. Omdat ik toen al heel veel op de weg zat, zocht ik naast het sportieve ook wat comfort. Ik monteerde er Hartge-velgen op en liet wat sierstripjes spuiten, maar verder liet ik ’m standaard – de kloof met de Alfa was zo al groot genoeg. Die V8, wat een feest, elke keer weer. Veel koppel onderin, dat maakt dat je je onoverwinnelijk voelt. Het heeft ervoor gezorgd dat ik van ­grote GT’s ben gaan houden: auto’s waar je vlot mee kunt rijden en waar je toch telkens uitgerust uitstapt.

BMW-upgrade

Na meer dan een ton kilometers met die BMW te hebben gereden, begon ie wat olie te verbruiken en was het tijd voor iets nieuws. Een auto moet voor mij 100 procent goed zijn: als ik op een zaterdag vijf festivals heb, wil ik zeker weten dat ik overal aankom. Ik besloot al snel dat ik voor de nieuwe 6-serie wilde gaan en kocht uiteindelijk een 650xi. Diesel heb ik nog even overwogen, vanwege de afstanden die ik rijd, maar dat voelde als een soort verraad. In een 5-serie: prima, maar zo’n 6 moet een V8 hebben.
Het was m’n eerste gloednieuwe auto, en wat een verschil: meer vermogen, geen piepjes en kraakjes, en hij rook zo lekker. De vierwielaandrijving was een openbaring in de winter. Ik rijd vaak ’s nachts wanneer er nog niet is gestrooid, dus daar had ik echt iets aan. Ik liet ’m tunen door GMTEC en zette er een Akrapovic-pijp onder, hij was sneller dan een M6. Met die auto reed ik uiteindelijk 245.000 kilometer, elke met een big smile.

Jongensdroom komt uit

Op m’n 30e kocht ik mijn Ferrari. Ik had al jong besloten dat dat een levensdoel moest zijn. Als kind ging ik altijd van showroom naar showroom om folders te verzamelen, en toen ik bij Ferrari in Eindhoven binnenliep, ging ik zowat van m’n stokje: glimmend zwarte vloer, vuurrode auto’s, de sfeer, de magie… Dit is het hoogst haalbare, besefte ik toen. Vanaf dat moment had ik een modelautootje op m’n nachtkastje staan om me eraan te herinneren dat er ooit een rode Ferrari zou komen. Ik kom uit een ondernemende familie: als je iets wilt, moet je hard werken en er vol voor gaan – en dat deed ik. Dus toen het zover was, vond ik ook dat ik die auto echt had verdiend.

precies zoals Ferrari hem bedoeld had

Het werd een 458 Spider, van onder tot boven precies zoals Ferrari ’m destijds introduceerde: dezelfde kleuren, dezelfde uitrusting. Zo hadden zij bedacht dat ie moest zijn, dus zo wilde ik ’m. Normaal verander ik aan al mijn auto’s wel iets, in ieder geval de wielen, de uitlaat, dat soort dingen. Maar dit is een Ferrari, daar blijf je van af.
De eerste kilometers die ik ermee maakte, gingen regelrecht naar de Stelvio-pas. ’s Ochtends vroeg naar boven en naar beneden jagen, geen verkeer, beginnend zonnetje, dakje open, het motorgeluid galmend tegen de bergwand… Dat was de mooiste dag van m’n leven. Die auto praat met je, je voelt alles, ik snap hem precies. Daarna reed ik door naar de fabriek om de mensen te ontmoeten die aan mijn motor en mijn interieur hadden gewerkt. Fantastisch. Deze wil ik nooit meer wegdoen, ik zet ’m later gewoon in huis, bij wijze van kunstwerk.

Ik had iets unieks nodig

Daarmee had ik meteen een luxeprobleem, want als supercar-eigenaar kom je al snel in aanraking met andere supercar-eigenaren. En die doen samen nog weleens leuke dingen, zoals rally’s rijden. Ik ontmoette Maurice van Streetgasm en wilde heel graag meedoen, maar niet met mijn Ferrari. Die auto is om van te genieten, daarin laat ik me niet opnaaien; zo’n rally rijd je op standje sambal. Ik deed daarom mee met m’n BMW, maar dat klopte toch ook niet helemaal. De keer daarna wilde ik iets heftigs, iets unieks, waarmee ik ook nog eens vooraan zou kunnen rijden.

Het werd een McLaren

Zo kwam ik bij McLaren terecht. In Duitsland vond ik deze 540C in GT4-uitdossing, met ruim 700 pk. Race-uitlaat, unieke bestickering, door McLaren zelf getuned voor demonstratiedoeleinden. Dat vond ik vet, dus dat moest ’m worden, ook al was ie eigenlijk niet voor de verkoop bedoeld.

Motorrijden is een andere dimensie

Toen begon het te borrelen: ik wilde motorrijden. Op autogebied was er inmiddels weinig meer wat me echt verraste; tenzij je naar LaFerrari’s en dat soort super-exoten gaat kijken, kan het niet meer zo heel veel heftiger. Maar motorrijden, dat is een andere dimensie. Ik ging lessen bij Suzuki en was meteen verslaafd. Het geluid, de beleving, hoe je zo’n machine met je hele lichaam bestuurt: het grijpt me steeds weer bij m’n keel. Ik heb nu een GSX-R1000R en ik rij er alleen maar mee binnendoor – al doe ik twee uur langer over m’n reis, dat maakt me niets uit.

Een supercar in de vorm van een GT

Tja, en dan m’n nieuwste aanwinst… Ik zocht iets waarmee ik eigenlijk alles in één zou hebben: de prestaties van de Ferrari en McLaren en het comfort van de BMW. Via YouTube-items met JayJay Boske ging ik op zoek naar een nieuwe daily. Ik heb veel tips gekregen en veel verschillende auto’s bekeken – van M5 tot RS 6. Toen stapte ik in een Panamera Turbo S E-Hybrid, en soms heb je dat: je trekt de deur achter je dicht, je rijdt een halve minuut en het is duidelijk. Die auto is zo stabiel, met z’n luchtvering en achterasbesturing, en het verbaast me hoe wendbaar hij is ondanks z’n grootte en gewicht. Je kunt er vreselijk hard mee rijden terwijl je rustig zit te kletsen en wordt gemasseerd. In een paar weken had ik er 8.000 kilometer mee gereden en was ik ermee vergroeid.
Maar ik vond ’m net iets te netjes, iets te gelikt. Er mocht een randje aan zitten. Ik heb een bodykit van LibertyWalk overwogen, maar dat ging me dan weer te ver. Toen kwam Techart met de Grand GT, de widebody-uitvoering. De kwaliteit en de aandacht voor details zijn subliem – het is echt vakwerk. Uiteindelijk sloeg ik een beetje door: alles wat ze konden aanpassen, liet ik aanpassen. Die koolstofvezel widebody dus, maar ook het hele interieur, wielen met banden van 295 en 335 breed, een diffuser, een uitlaat van voor tot achter. Ik wil ’m technisch nog verder laten aanpakken, daar zijn we nu mee bezig samen met Techart en Porsche Centrum Gelderland. Ik durf niet met zekerheid een getal te noemen, maar als ik mag dromen, gaat ie van de huidige 680 naar 900 of misschien wel 1.000 pk.

En nu?

Wat betreft toekomstige aankopen: wanneer er een Ferrari SUV komt, ben ik erbij. Ik heb in een Urus gereden, maar als ik m’n ogen dichtdoe, is het alsof ik in een opgevoerde Audi zit. Dus mocht Ferrari met iets komen dat écht bijzonder is en ook zo aanvoelt, dan zie ik dat wel zitten. Een F40 zou ik ooit ook wel willen, trouwens. Dat vind ik de mooiste auto ooit gemaakt. Ik zou ’m niet als museumstuk kopen, maar er gewoon mee rijden. Ik ben een moderne jongen en ik hou van nieuwe techniek, maar dat zou ik echt geweldig vinden.

Streetgasm vs DJ La Fuente

Fotografie: Gijs Spierings

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)

Meer van TopGear