Het was een maand waarin ik volop heb genoten van de geneugten van langzame auto’s. Ik word zo onderhand een saaie evangelist op het vlak van dingen met weinig pk’s. Een buitenaardse bezoeker van deze planeet zou denken dat we helemaal gek zijn geworden – we bouwen auto’s die steeds sneller kunnen, en nemen vervolgens wetten aan die de snelheden op de weg steeds verder beperken.
Wat is de logica daarachter?
Volgens de Europese Unie moeten snelheidsbegrenzers over een paar jaar verplicht zijn. Dat maakt de woedende autofanaat in me wakker, een fanaat die stante pede naar Brussel wil marcheren met een boos bord in mijn hand, maar in realiteit bekijk ik de zaak tamelijk relaxt en fatalistisch. Ik denk er namelijk over om in aanzienlijk langzamere auto’s te gaan rijden.
Het rijden van een auto is, als je het terugbrengt tot de kale essentie, uiteindelijk niets meer of minder dan het bedienen van een stuur, een paar pedalen en een pook. Het maakt niet echt uit hoe hard je gaat, de bediening blijft hetzelfde; het enige wat verandert, is het landschap, want dat wordt waziger naarmate je snelheid hoger is. Dit werd me heel helder tijdens de Goodwood Members’ Meeting. Ja, de gebruikelijke Ferrari GTO’s en Jaguar E-types werden er behendig en stijlvol bereden, maar de race die me echt greep, was die van de Edwardiaanse monsters met kettingaandrijving.
Hard werken, maar langzaam rijden
De coureurs waren stuk voor stuk blootgesteld aan de elementen, wat betekende dat je kon zien hoe hard ze aan het werk waren – en ik verzeker je: ze waren heel erg druk bezig. Dit voorbereiden, daaraan denken, deze hendel uittrekken, dat knopje indrukken, omgaan met een tragisch remsysteem dat, gelukkig, inmiddels samen met een hoop andere verschrikkelijke ideeën bij het grofvuil is gezet. Maar één ding was overduidelijk: ze hadden veel plezier, en concentreerden zich tevens meer op het rijden dan de deelnemers in meer hedendaagse auto’s. Hun rondetijden waren werkelijk extreem langzaam, al leek dat er niet in het minst toe te doen. Wie eenmaal heeft gezien hoe het Beest van Turijn, een 28,4-liter grote kolos, wordt mishandeld op Goodwood, gaat opnieuw nadenken over de definitie van rijplezier.
Een paar dagen later reed ik zo hard als de auto waarin ik zat het maar toeliet, verwikkeld in een strijd met een vrijwel identiek voertuig. Ik kan met droge ogen stellen dat ik 100 procent van het vermogen van de auto benutte, ik had niet sneller kunnen gaan. Normaliter zou de TG-advocaat een zinnetje als het voorgaande meteen schrappen, maar in dit geval benaderde ik de snelheidslimiet nog niet eens, laat staan dat ik ’m zou overschrijden. We reden namelijk in Citroën 2CV’s, Eenden dus, met 425-cc motoren, terug van een niet-alcoholisch pub-bezoek ver van de bewoonde wereld. Ik heb dit jaar al deel uit gemaakt van vele konvooien met vele duizenden pk’s, en ik durf met de hand op mijn hart te verklaren dat dat nooit in de buurt is gekomen van de lol die ik had tijdens dit ritje.
Momentum was alles
Even van het gas had kilometerslang consequenties, en het volgen van de perfecte lijn was de enige manier om niet achterop te raken bij de andere Eend. Ik werd compleet in beslag genomen door het rijden zelf. Voor alle andere weggebruikers was ik een zielige stumper, een achterlijke hippie die hun SUV in de weg zat, maar ik kan met zekerheid zeggen dat er op dat moment niemand op een Engelse weg rondreed die meer plezier had dan wij tweeën. En samen hadden we niet meer dan 25 pk.
De toekomst van mobiliteit is elektriciteit en andere slimme dingen. En er zal vast een moment komen dat iemand een auto ontwikkelt die zichzelf tot op zekere hoogte kan besturen. Maar de toekomst van vermakelijk rijden ligt elders: daar waar de snelheden laag zijn en inspanning van de bestuurders een vereiste is. Momenteel betekent dat dat je iets ouds en leuks moet kopen, maar ik denk dat er binnenkort een slimmerik zal opstaan die in dit gat gaat springen, waarna de strijd welke auto als eerste 500 km/u kan rijden nog belachelijker zal lijken dan hij nu al is.
Reacties