Automerken hebben niet altijd het eeuwige leven. Ze komen en ze gaan. Vaak heeft dat laatste te maken met een modelgamma dat niet helemaal aansluit bij de wensen van de consument. Of beter gezegd: helemaal niet. Meestal gaat het een tijdje bergafwaarts met zo’n merk en zijn de modellen flink verouderd. Geld om iets nieuws te ontwikkelen is er immers niet.
Maar het is niet altijd zo dat de modellen slecht zijn. In deze zeven gevallen zijn de producten van het merk in kwestie juist heel erg goed, of in elk geval zeer de moeite waard. In alle situaties was het een geval ’too little, too late’. Het maakt de autoverhalen er wel mooier op. Helaas is het zo dat goede auto’s niet per definitie goed verkopen, anders hadden we deze merken nog wel.
TVR Sagaris
Kennen jullie Nikolai Smolenski nog? Dat was de man die TVR overnam van Peter Wheeler. De kleurrijke Brit ging met pensioen en vond in Smolenski de ideale kandidaat om het stokje over te nemen, uiteraard tegen een vorstelijke hoeveelheid naar ponden geconverteerde roebels. Die gekke Smolenski had wel degelijk door waar het fout ging voor TVR. Iedereen hield van het idee van een TVR: een wild uitziende sportwagen met een opzwepend karakter.
Het geluid, de unieke motoren (die TVR zelf maakte), de buitenissige styling en de relatief lage prijs trokken voldoende mensen over de streep. De gebrekkige bouwkwaliteit en belabberde betrouwbaarheid kwamen later pas tevoorschijn. Smolenski verbeterde de productieprocessen, betrouwbaarheid en de bouwkwaliteit. De laatste Sagarissen zijn ietsje braver, maar wel veel beter in elkaar geschroefd. Het mocht helaas niet baten.
Rover 75 / MG ZT
BMW bouwde in de jaren 90 al de beste achterwielaandrijver in zijn klasse (de BMW 3-serie van de E46-generatie) en wilde met Rover de beste voorwielaangedreven auto in zijn klasse bouwen. De Rover 75 was een waanzinnig goede sedan, precies goed gepositioneerd: qua prijs onder de premiummerken, maar het had overduidelijk meer sjeu dan een Mondeo of Passat. Het enige nadeel was dat Rover niet te sportief mocht zijn, die rol was weggelegd voor BMW.
Toen BMW en Rover uit elkaar gingen (BMW maakte de verkering uit), gingen ze bij MG Rover helemaal los. De MG ZT was een sportieve versie van de Rover 75. Aanvankelijk alleen met vier- en zescilindermotoren, later ook met een knotsgekke V8-versie. Deze had de 4,6-liter V8 uit een Ford Mustang. Nog opmerkelijker: de MG ZT 260 (zoals ie heette) had achterwielaandrijving. Zowel de 75 als de ZT waren geslaagde auto’s in hun klasse, maar het was niet voldoende om de toko te redden.
Fisker Ocean
De geschiedenis van Henrik Fisker is een interessante. Hij heeft driemaal een ‘merk’ opgericht en driemaal is het misgegaan. Er is dus een patroon. De Tramanto en Latigo CS waren leuke probeersels, maar te weinig onderscheidend. De Fisker Karma was een geweldig apparaat dat 10% ontwikkeling miste en ook niet werd doorontwikkeld. De Fisker Ocean daarentegen was een totaal andere auto. Dat was een fraaie crossover, geheel elektrisch.
Het was geen Chinees merk, dus voor veel Europeanen (en Nederlanders) is dat iets makkelijker te verteren dan een auto waar ze helemaal geen context bij hebben. De kinderziektes daargelaten, is de basis erg puik. De Fisker Ocean reed uitstekend, zat vernuftig in elkaar en zag er prima uit. Naast de Ocean had Fisker de grootst mogelijke plannen, waaronder de Pear-hatchback. Helaas heeft het niet zover mogen komen. Aan de auto lag het niet.
Spyker Aileron
Spykers zijn geweldige auto’s, want ze komen uit Nederland. Aanvankelijk begon Spyker met prachtige doch sportieve en rauwe sportauto’s. Later werden de Spykers duurder en lag de focus minder op sportiviteit lag. Ja, duur en exclusief, maar daarmee kom je er niet. Niet onaardig bedoeld, maar als je ‘roept’ dat de auto’s hoger gepositioneerd zijn en de prijzen daarop aanpast, wil dat niet zeggen dat de markt dat ook zo ziet. De Spyker Aileron was een enorm goede stap in de goede richting.
Eindelijk maakte Spyker een stap op het gebied van design. Daarnaast was er grote stap gezet op het gebied van raffinement en verfijning. Ook koos Spyker een richting van chique super-grand tourer in plaats van dure sportwagens voor mannen met borsthaar. Helaas kon Spyker met moeite de auto’s bouwen. Later kondigde men nog de Venator aan (een aangepaste Artega GT), maar toen was het merk al aan het spartelen. Op basis van de kwaliteiten van de Aileron had Spyker beter verdiend.
Saab 9-5 (YS3G)
De Saab 9-5 kwam onlangs even langs (want dit kost een Saab 9-5 tegenwoordig) op deze pagina. De Saab 9-5 was een beetje een ambivalente auto, zoals wel vaker met Saabs het geval is sinds, eh, sinds de 9000 eigenlijk. Voor Saabliefhebbers zijn ze niet bijzonder en eigenzinnig genoeg, terwijl de rest van het publiek het niet begrijpt. De nieuwe 9-5 was echter een enorme sprong voorwaarts ten opzichte van zijn voorganger. Alsof je twee generaties erop vooruitging (wat in technische zin ook het geval was).
Saab is niet ten onder gegaan door de 9-5, maar ondanks de 9-5. Het was vooral het gesteggel met General Motors over de patenten en eventuele inmenging van Chinese investeerders. De Saab 9-5 was niet beter dan de Duitse tegenstrevers, maar dat was bij Saab nooit van belang. Hij was goed genoeg om de individualistische hoogopgeleide klant te bedienen.
Pontiac G8 GXP
We gaan niet alle merken die General Motors afgeslacht heeft hier behandelen, want die lijst is namelijk oneindig. Maar de Pontiac G8 moeten we wel benoemen. Het was namelijk de beste Pontiac en misschien wel het beste GM-product van zijn tijd. De Pontiac G8 was eigenlijk niets meer dan een omgekatte Holden Commodore SS, maar dat is helemaal niet erg. De Pontiac G8 had een beter chassis dan de meeste sportsedans en misschien wel de beste motor ooit gebouwd: de LS3 V8.
Zeker als G8 GXP (het snelle model) was uit de kunst en werd door de pers de hemel in geprezen. Bijna niemand was erin geïnteresseerd, er werden minder dan 2.000 van verkocht. Overigens had GM het wel goed bekeken met de sportieve sedan. Want Pontiac en de deze modellen werden afgeschoten, de G8 GXP zou zijn carrière voortzetten als Chevrolet SS. Die was zo mogelijk nog beter, maar alsnog vergat echt iedereen om hem te kopen.
Scion FR-S
Over het algemeen worden we minder warm voor typische ‘marketingmerken’. Van die submerken die in het leven worden geroepen om een jonge doelgroep met een dynamische levensstijl aan te spreken. Scion was wel iets meer dan dat. Het merk werd in Nederland niet geleverd, maar dat was ook niet nodig: veel Scion-modellen konden wij als Toyota krijgen. Het werkte op zich best aardig. Scions waren net als Toyota heel betrouwbaar, maar dan iets vlotter qua looks en betaalbaarder.
De leukste en laatste was de Scion FR-S. Nu kan het zijn dat je dit model ergens vindt lijken op een Subaru BRZ. Anderen zien er wel iets van een Toyota GT 86 in. Beide groepen hebben gelijk. Het voordeel was dat de FR-S net zo leuk was (stiekem was het gewoon dezelfde auto, niet verder vertellen), maar dat deze nog goedkoper was.
Reacties