De TT van het eiland Man is net zoiets als een achtbaan. Op weg naar boven zit je vastgegespt in een stoel, en heb je geen idee waarom je er opnieuw aan bent ­begonnen. Maar dan, ineens, ben je onderweg en is het een heel ander verhaal.

De ervaring

Als je je in de paddock bevindt en de race gaat binnen een paar minuten starten, dan denk je dat er makkelijker manieren ­moeten zijn om je geld te verdienen. Je denkt aan alles wat er mis kan gaan.

Maar zodra je naar beneden stormt vanaf de Bray-heuvel, ­geniet je van het rijden op je motor en denk je verder nergens meer aan. Je bent niet langer nerveus, want nu heb jij zelf de controle. Je weet wat je doet. Er kan alleen iets gebeuren buiten jouw macht om, en dat geldt eigenlijk voor het hele leven, nietwaar?

Hoe meer jaren je er komt, hoe meer mensen je er hebt zien sneuvelen, en de bochten waar die ongelukken zijn gebeurd, herinneren je daaraan. Het is niet slecht om eraan te denken, want meestal zijn die ongelukken gebeurd met een reden, en dat is reden voor jou om je te realiseren dat je er niet voluit kunt gaan, dat de bochten op Man kunnen bijten.

Het eiland Man is anders

Ik denk dat je jezelf op scherpte en snelheid moet trainen op een circuit, en vervolgens tijdens wegraces zoals de TT net een tandje terug moet schakelen, wetende dat er geen gravel aan de zijkanten ligt om je af te remmen en op te vangen.

We zijn beland op een punt dat coureurs op circuits bepaalde prestaties neerzetten, lucht krijgen van hoe het is om te winnen, en dan denken dat ze op Man op dezelfde manier kunnen rijden. Je moet constant beseffen dat je aan een wegrace meedoet – als je wordt gebeten, dan ben je de pineut. Ik wil altijd het gevoel hebben dat ik niet helemaal voluit ga. Ik heb dan ook zes ronden om de race te proberen te winnen, niet zes kilometer.

‘Dit is puur gekkenwerk!’

Ik herinner me nog dat ik in 2014 als toeschouwer op Man was, toen ik terugkwam van een blessure. Ik ging naar Barregarrow om de Superstock-race te zien, en toen de eerste paar motoren langskwamen, dacht ik: ‘Dit kan ik dus nooit meer doen, want dit is puur gekkenwerk!’

En toen won ik een jaar later de Superstock-race. Maar elke keer als ik nu op de motor op die bocht afrijd, heb ik visioenen van wat ik toen heb gezien. Ik wil nu dus eigenlijk niet meer kijken, ik vermijd het, want ik wil er niet aan herinnerd worden hoe verschrikkelijk het er allemaal uitziet wanneer je als toeschouwer langs de kant staat.

Het leukste moment volgens Ian Hutchinson

Het leukst is het om de TT te rijden als je een flink stuk voor ligt op de rest, want op ieder ander moment probeer je altijd de limiet van je motor te vinden. Als het de laatste ronde is, en je weet eigenlijk al dat je gaat winnen als je machine heel blijft, dan kun je het wat rustiger aan doen, wat eerder schakelen, een wheelie doen – dat voelt goed, weet je. Misschien rijd je over een ronde bezien gemiddeld maar 2 km/u minder hard, maar het voelt ­meteen totaal anders.

Ik bekritiseer mezelf in iedere bocht als ik probeer te winnen, dat is echt een gevecht: het moet beter. En dat hoef je niet te doen als je ruim aan kop ligt, want dan heb je duidelijk gedaan wat je moest doen, dan hoeft het niet per se nog beter.

Een ongebruikelijke race

Ik denk dat de TT op Man een heel ongebruikelijke race is, omdat er maar heel weinig coureurs zijn die er kunnen winnen – het gaat er niet alleen maar om snelle rondes neer te zetten. Neem iemand als Joey Dunlop, die nog drie races won toen hij al 48 jaar was. Er waren tijden dat hij weinig of geen TT’s won, en toen ineens viel alles weer zijn kant op.

Dus je kunt een hele poos niet presteren, en denken dat het nooit meer gaat gebeuren, en dan ineens win je weer. Na al mijn blessures zou het misschien beter zijn om te stoppen. Maar als je dat doet, dan is het klaar, dan rijd je nooit meer zo hard een rondje op het eiland Man.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)