Richard staat versteld van de uitzinnige Lamborghini Sesto Elemento. Weegt minder dan een Fiesta, heeft meer vermogen per kilo dan een Veyron, en er zit zo veel koolstofvezel in dat ie er zelfs naar is vernoemd. Lamborghini gaat uit zijn dak. Wederom.
door Richard Hammond
Het is net of ik in een kooi sta waarin een hele roedel dierenartsen een draak vasthouden. Dit is een krankjorum beeld dat in mijn hoofd zit, maar het is het enige waaraan ik in deze situatie kan denken.
De Lamborghini Sesto Elemento. Eén van de twintig die er bestaan. Tweeënhalf miljoen euro, meer vermogen per kilo dan een Veyron, van nul naar honderd in minder dan tweeënhalve seconde. En daar staat ie, aan de andere kant van de garage waar ie zich schuilhoudt. Z’n aanwezigheid zindert door de ruimte, hij absorbeert het licht, trekt het oog naar zich toe.
Hij heeft absoluut beestachtige allure. Hij heeft iets roofzuchtigs. Iemand start de motor en het geluid doet pijn, het gehuil van de V10 dringt met zo veel geweld door tot mijn oren dat ik me gedwongen zie om domweg mijn vingers erin te steken. De ergernis moet van de gezichten van omstanders zijn af te lezen. De motor wordt uitgezet en het geluid sterft even abrupt en angstaanjagend weg als waarmee hij tot leven was gewekt. Dit is geen auto. Dit is iets uit een fantasieverhaal.
Ik kan er niks aan doen: hoe meer mensen zich met de auto bemoeien voordat ik in ‘m ga rijden, hoe zenuwachtiger ik word. Vandaag kan ik geen glimp opvangen van het surrealistische interieur van de Sesto Elemento omdat de auto wordt omringd door een menigte monteurs met zonnebrillen op, die druk met het beest in de weer zijn voordat ze ‘m met mij loslaten op Imola. Yep, Imola. Een verbazingwekkend, vermaard en legendarisch circuit. En, als ik eerlijk ben, behoorlijk angstaanjagend. Ik kijk om me heen en gluur naar alle mensen van Lamborghini en mijn collega’s van TopGear. Iedereen is druk, bereidt voor en zorgt dat auto en camera’s er klaar voor zijn. Maar doorlopend is er wel iemand die naar deze meest duivelse Lamborghini ooit gaat staren en bedachtzaam met de hand de kin masseert. Wanneer dit gebeurt, heeft iedereen diezelfde wezenloze blik in zijn ogen, een mengeling van opstandigheid en verbazing, ieder met dezelfde overwegingen als ik: ‘Ja, ik zou het tegen ‘m kunnen op nemen, ik denk dat ik het zou kunnen winnen, of misschien wint de auto. Wie weet. Wie weet.’ Want de Sesto Elemento is ongelooflijk, onontkoombaar aanwezig. Hij dringt zich aan je op. Het is niet zozeer een auto, maar een uitdaging.
Wellicht ben je de specificaties vergeten die werden bekendgemaakt toen deze auto in 2010 als ‘concept’ werd onthuld. Dit zou je moeten weten: hij maakt gebruik van dezelfde ongeblazen V10 als de Gallardo en heeft hetzelfde systeem met vierwielaandrijving. En zo’n beetje alles wat erop en eraan zit is van koolstofvezel. Meer is er niet. Geen rakettechnologie, geen elektromotoren, geen opwekking van kinetische energie, geen zonnepanelen of achtvoudig elektrisch verstelbare stoelen met massagefunctie. Eigenlijk zijn er helemaal geen stoelen, het zijn feitelijk stoelpanelen die rechtstreeks aan de carrosserie van koolstofvezel zijn bevestigd.
Dat is de essentie: er is weinig meer dan de motor en wat koolstofvezel. De aandrijfassen, de wieldraagarmen, de wielen, het dashboard – voor wat dat waard is – elk onderdeel anders dan de motor is van koolstofvezel. Zelfs de naam is van koolstofvezel, want in de scheikunde is koolstof het zesde element. Koolstofvezel wordt door middel van een nieuw fabricageproces geproduceerd, een proces dat minder tijd vergt en kosten bespaart, hoewel de Sesto Elemento desondanks een slordige tweeënhalf miljoen euro kost. Dit laat, zo meent Lamborghini, de toekomst van supercars zien. Alles draait om gewichtsbesparing. Of, beter gezegd, de optimale verhouding van gewicht en vermogen. Want we hebben het hier over een auto die maar 999 kilo weegt – iets minder nog dan een Ford Fiesta – die wordt aangedreven door een V10 van Lamborghini die 570 pk ophoest, en dan begrijp je wat Lamborghini voor ogen heeft.
'Ik krijg het gevoel dat ik samenwerk met de machine, meer als bestuurder op een motorfiets dan als technicus in een leren cocon'
Even later sta ik aan de startlijn van Imola en is het tijd om te gaan rijden. De vierwielaandrijving – nog effectiever dankzij het vederlichte onderstel – graaft zich vast en katapulteert de Sesto Elemento van de startlijn. Hij zal in 2,4 seconden de 100 kilometer per uur bereiken, om en nabij dezelfde tijd als de Bugatti Veyron. Maar daar waar de grote Bugatti enorm veel vermogen gebruikt en allerhande voorzieningen heeft om de wetten van de fysica te ontregelen, springt de Lamborghini weg zoals een jong katje achter een spin aanspringt. De acceleratie is acuut; het lijkt geen inspanning te kosten, het is een en al gretigheid.
In de eerste bocht blijkt de essentie van het geringe gewicht. Stuur in en je krijgt niet de indruk dat de auto moeite heeft controle te bewaren, dat hij z’n vermogen moet beteugelen om de grens van gewicht, grip en elektronica niet te overschrijden. Nooit krijg je de indruk dat hij z’n eigen banden van de velgen trekt, zoals bijvoorbeeld bij de Veyron.
Aangezien er in bochten minder massa zijdelings wordt verplaatst, wordt er minder van de banden gevergd tijdens het extreme samenspel met het wegdek. Het kost minder moeite grip te vinden en proberen te voorkomen dat ze van de velg worden gereten. Vastgesnoerd in de hete, luidruchtige cockpit, zonder een echt dashboard voor me en met naast me alleen maar dunne kunststof schuifraampjes kun je het geheel niet beschrijven als moeiteloos. Maar het geluid, de snelheid, het waanzinnige tempo en de sensatie voelen meer aan als gretigheid dan als inspanning. Opwinding. Energie.
Zodra je de bocht wilt uitsturen volstaat een minimale verdraaiing van het kleine stuur om z’n neus in het gewenste spoor te krijgen, met grip op alle vier wielen op weg naar het rechte stuk. Dit voelt levendiger aan dan alle auto’s waarin ik ooit heb gereden. Er zit domweg weinig materie tussen je handen, voeten en kont en het asfalt, en je bent je net zozeer bewust van wat er allemaal gebeurt als wanneer je je hand door het raam naar buiten zou steken. Dat is overigens niet eenvoudig, want dat zijn kleine raampjes van perspex.
De manier waarop ie accelereert, heeft veel weg van de manier waarop een supersnelle motorfiets dat doet. Maar op zo’n motorfiets is de bestuurder druk in de weer met de machine om hem naar beneden een bocht in te trekken, en met het vinden van balans. Natuurlijk is mijn positie nu niet van belang, want ik zit immers in een auto op een vaste positie vastgesnoerd, op een stoel die eigenlijk geen stoel is. Toch krijg ik het gevoel dat ik samenwerk met de machine, meer als bestuurder op een motorfiets dan als technicus die in een leren cocon met de bediening bezig is.
Nu is Imola weliswaar een fantastisch circuit, maar toch zijn er enkele passages met blinde heuveltoppen en bochten die steeds scherper worden. Als jouw brein net zo functioneert als het mijne – dat is pech – dan moet je je realiseren dat je een circuit niet domweg uit je hoofd kunt leren. Het duurt een paar rondjes voordat ik een beeld, zij het vaag, krijg van wat me te wachten staat, al zou ik mijn leven daar niet voor in de waagschaal willen stellen. Dat is ironisch, want dat is exact wat ik aan het doen ben. De Sesto en ik gaan erg hard, maar zorgen goed voor elkaar. Dat draagt bij aan de beleving dat we samenwerken, dat we een team zijn. Dat de Sesto een levend wezen is. En dat ie buitengewoon veel ontzag inboezemt.
Dat juist Lamborghini de handschoen oppakt in de strijd om vermogen, is opvallend. Dat juist Lamborghini een mijlpaal neerzet op het terrein van de verhouding tussen vermogen en gewicht op een flamboyante, basale en opwindende wijze is volkomen voor de hand liggend. De Sesto Elemento hoefde er waarschijnlijk niet uit te zien als de privéauto van de duivel, er hoefden geen rode vezels in de carrosserie te worden verweven om die een duivelse gloed te verlenen, en het geluid hoefde niet te doen denken aan het trompetgeschal bij de aankondiging van de dag des oordeels.
Maar het is een Lamborghini, dus zouden we teleurgesteld zijn als dat niet zo was. Toch zit er onder het furieuze geweld een gedrevenheid, een indruk van subtiliteit en puurheid dankzij het geringe gewicht waarvan de eenvoud volslagen oprecht en nieuw aandoet. Je kunt natuurlijk tien radiateurs monteren aan een motor die duizend pk levert en die in een carrosserie plaatsen met actieve aerodynamische voorzieningen, airconditioning en een geheel leren interieur. Je kunt dat ook allemaal achterwege laten en je concentreren op het maken van een supercar die accelereert als een tennisbal bij de service en die aanvoelt alsof ie wil doen wat je droomt dat ie kan doen. Dat lijkt de keuze van Lamborghini te zijn. Als dat iets prijsgeeft van de toekomst van supercars, dan ben ik daar in elk geval zeer, zeer opgewonden over.
Reacties