Blijkbaar is het mogelijk te veel honing-amandelgranola te eten. Er is kennelijk een punt waarop het terugkijken van het verzamelde artistieke oeuvre van Arnold Schwarzenegger saai wordt. En het schijnt zelfs zo te zijn dat er een moment is waarop je intellectueel niet langer beter wordt van het bekijken van dierenfilmpjes op het internet. Oftewel, het bestaat: te veel van het goede. Het was dan ook met een gezonde dosis scepsis dat we dit hier benaderden: de Porsche 911 RSR Rebel. Omdat het alweer de zoveelste herbouwde retro-Porsche is. Alleen: dat is ie niet. De redenering hierachter is als volgt: anno 2021 worden we overstelpt met (in goed Nederlands) custom, hot-rodded, re-imagined en retro-Porsches. Zelfs in die mate dat binnenkort de ware zeldzaamheden de auto’s van twintig jaar of ouder zullen zijn waar níéts aan versleuteld, verfraaid of ‘verbeterd’ is. En hoewel er ook veel gekeken wordt naar de wat betaalbaarder andere producten uit Stuttgart, steekt één model er als lijdend voorwerp natuurlijk mijlenver bovenuit: de 911. Natuurlijk, er zitten prachtige creaties bij. Auto’s die werkelijk verbeterd zijn, en zo behandeld dat ze jaren langer doorkunnen dan de tand des tijds normaal gesproken had toegestaan. Maar als we in deze herbouwde 911 over een achterafweggetje beuken onder de lome Californische zon, voelt het anders.

Deze Porsche 911 RSR Rebel is niet normaal

Dit is niet een setje wielen, een verlagingskit en wat nostalgische lak. Dit is een samensmelting van kunst en dynamiek die een heel apart plekje voor zichzelf claimt. En hij is goed – erg goed. Hij wordt beter naarmate de motor dichter tegen de rode lijn van de toerenteller aan zit, beter naarmate je harder gaat, en beter naarmate je zijn wat, waarom en hoe leert kennen. Als de neus omhoogkomt en weer omlaagduikt op de kronkelige Californische weg, de brede banden kermen en de sporen en onvolkomenheden in het wegdek vertalen naar de messcherpe besturing, realiseer je je dat ‘perfectie voor velen’ helemaal niet het doel van deze auto was. Het is een haast lasergestuurde interpretatie van de wil en passie van één man.

Dit is geen wrap, maar lak

Het eerste dat opvalt: het spuitwerk. Want het is spuitwerk, geen lekker makkelijke wrap. Nou hebben we niets tegen wraps: het is een goedkope, eenvoudige, effectieve en niet-permanente manier om iets bijzonders met je auto te doen. Maar het feit dat deze uitmonstering gespoten is, verdient des te meer respect. Eén: het is veel moeilijker, en twee: dit soort vakmanschap vereist aanzienlijk meer toewijding dan ‘oké, we krabben het er weer af en proberen iets anders’. Daar kun je nog bij optellen dat het ontwerp van de livery is gedaan door niemand minder dan Freeman Thomas, de ontwerper van de New Beetle en de nu iconische (iconische, ja) Audi TT, die eerst bij Porsche werkte (van 1983 tot 1987). Hij maakte het ontwerp voor de uitdossing die je op de foto’s zit, geïnspireerd op die van de nogal legendarische (en nogal woeste) race-Porsche 917’s van de vroege jaren zeventig.
Uiteraard gebeurt dit soort dingen niet zomaar – je hebt op zijn minst een bijzonder iemand voor nodig. In dit geval is dat Jon Gunderson. Hij had de onbeschrijflijke mazzel al op zijn achttiende in zijn eerste 911 te stappen en is sindsdien zwaar besmet. Zijn perfecte 911? De RSR van begin jaren zeventig. Favoriete look? De voornoemde ‘art car’-livery van die 917’s. We spoelen een paar jaar vooruit, waarin wat handige zakelijke scherpzinnigheid de weg heeft gebaand voor een passieproject van epische proporties. Het leidt tot een extreem gelimiteerde serie restomods van zaken die nooit hebben bestaan, waar dat in Gundersons wereld wel had gemoeten.

De Porsche 911 RSR Rebel is helemaal gerestaureerd

De basis is een 911 uit ’72 of ’73 die geheel wordt gestript en weer opgebouwd. Geen goedkoop maar geinig ‘pseudomod’-gevalletje dus, al is het alleen al vanwege de prijzen van het basismateriaal. Het is ook geen bouwpakketje met wat plastic onderdelen – alles op de auto’s van Rebel is van metaal, van de verbrede wielkasten tot de aluminium ducktail, bumpers en motorkap. Al het andere is geüpgraded of nieuw. Geen fetisjistische ‘hercreatie’ of period-correct eerbetoon, maar gewoon een verzameling van alle dingen die ­Gunderson beschouwt als ‘het goede spul’. Dus je krijgt die superbrede stalen carrosserie, Elephant Racing-ophanging (met de draagarmen en remmen van een 930), een lichtgewicht kabelboom, een op maat gemaakte rolkooi en diverse ‘nieuwe maar sympathieke’ dingen, zoals de meters. De tankvulopening zit in het midden, al het glas is nieuw en er zijn wat RSR-achtige zaken, zoals het stuur en de deurpanelen – allemaal dingen die een vleugje Rennsport toevoegen zonder de beklemming van allerlei historisch belang. De pook van de korte Wevo-bak wordt natuurlijk gesierd door een knop van houtcomposiet en de portiergrepen zijn geperforeerd. Allemaal fijn spul, uit het boekje.

De motor

De ster van de show is waarschijnlijk de RothSport 3,5-liter motor achterin, met zijn 350 pk. Hij werd geboren als 3.2, maar de RothSport MFI/EFI zescilinder boxer ziet er old-school uit terwijl hij wel het gemak en de precisie van elektronische injectie heeft, met een Motec-motormanagement om alles bij elkaar te houden. Oogt retro, is modern, met andere woorden. Maar wederom: het is geen speelgoed. Hij klinkt zoals een 911 hoort te klinken – als ie boos is en zijn frustratie kwijt moet. Er is geen radio. Er is geen airco. Dat heeft deze auto allemaal niet nodig. Want weet je, de Porsche 911 RSR Rebel mag er dan een beetje uitzien als een schreeuwlelijk, als een blaffende hond zonder tanden, hij is beslist niet gebouwd voor de boulevard. Hij kán wel langzaam rijden, maar vrolijk wordt ie er niet van. De koppeling gaat behoorlijk zwaar, de bak doet nukkig als je te lief voor hem bent. Het is beter voor hem als je wat agressiever optreedt – maak gewoon kort en lomp duidelijk wat je van hem wilt, en het mechaniek levert wel. Want als je boven de 4.000 toeren komt, wordt deze auto opeens iets heel anders. Snel, luid en lollig. Wat ie zeker níét opeens wordt: modern.

Het typische 911-gevoel

Er is veel grip, maar ook dat typische 911-gevoel als ie door een bocht gaat: alsof je geduwd wordt door een grote hand op de achteras. Doe er nog een tandje bij en de besturing schiet je te hulp, constant babbelend over wat er met de vooras gebeurt. De motor is lineair en zalig, maar brult en bijt duidelijk harder in de hogere toerenregionen. Er zijn heus wat dynamische onvolkomenheden, maar die zijn door het smeermiddel dat ‘karakter’ heet eerder charmant dan irritant. Vooruit, op een licht aangevroren klaverblad in Rotterdam zullen die brede banden, met enkel wat profiel voor de vorm, ongetwijfeld wat minder aansprekend zijn, maar hier komen ze perfect tot hun recht. En dat is het hele punt. Deze Porsche 911 RSR Rebels zijn niet de snelste, extreemste, duurste of zelfs bijzonderste 911’s in de wereld. Ze zijn de manifestatie van de passie-schuine-streep-visie van één man. En dat is maar goed ook. Ze zitten prachtig in elkaar, rijden fantastisch en maken hebberig. Mensen wijzen, lachen en zwaaien. Dat is geen gebruikelijk gedrag voor toeschouwers van Porsches omdat het, de über-exoten daargelaten, redelijk ingetogen sportauto’s zijn. Maar deze jongen hier is een soort rijdend circus. Dus er is theater en opwinding voor de voorbijganger en volmaakte tevredenheid voor degene achter het stuur. En ze zijn te koop, al krijg je het idee dat Gunderson niet per se van zijn creaties af moet – hij is eerder blij ze te kunnen doorgeven aan een andere genieter. Wat betekent dat als het aankomt op goed uitgevoerde, geüpgradede Porsche 911’s, er toch nog plek was voor één erbij – voordat het echt te veel wordt.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)