We kennen Radical als bouwers van lage, kleine, belachelijk snelle, lichtgewicht muggen op vier wielen. Nu zoeken ze het hogerop met deze RXC, die is te krijgen met zes of acht cilinders. We worden op Zandvoort met beide benen op de grond gezet.

De achtbaan reikte naar de wolken. Ik keek ernaar met een veel te grote lolly in m’n mond. Vriendjes stapten keer op keer in lullige kabouterkarretjes die een paar bochtjes maakten met 3 km/u, maar ik moest daar niets van hebben. Ik was bevangen door het echte werk: hoog en snel, luid en magisch, met zwermen mensen die joelend hun zonnebrillen verloren terwijl ze ondersteboven door loopings en kurkentrekkers geslingerd werden. Ik vergaapte me aan het stalen gevaarte en hoopte vurig dat de dag snel zou komen dat mijn kruin de harde hand van het gnoompje bij de ingang zou aantikken.

Tot de dag dat ik stiekem een beetje op m’n tenen ging staan en ik naar binnen werd gelaten. Ik zat te stuiteren in het karretje terwijl we omhoog werden getakeld, en toen keek ik naar beneden. Ik knipperde met mijn ogen, en plots wilde ik niet meer. Dit was helemaal niet leuk. Ik werd lijkbleek en zette het op een krijsen. We gingen nóg hoger. Er was wind en ik kon het hele pretpark zien. Ik raakte in paniek, maar de achtbaan stopte niet.

Wanneer ik Zandvoort op rijd in de Radical RXC, het kleine alcantara stuurtje in mijn handen geklemd en mijn rechtervoet in griezelig directe verbinding met de felle V8, komt deze herinnering ineens bij me opborrelen. Net als iedere benzine-fanaat droom ik al het grootste deel van mijn leven van het moment dat ik een echte racer de vrije teugels kan geven op een circuit, dat ik even mag proeven van de sensaties die echte coureurs op zich afgevuurd krijgen als ze op zoek gaan naar de snelste rondetijden. Dat moment is nu. Ik knipper met mijn ogen. Ik word vast ook een beetje bleek. Krijsen doe ik nog net niet.

‘Denk eraan dat je banden koud zijn’, roept Thierry, de man van Radical Benelux die me in de gaten moet houden, en toevallig ook mijn instructeur was toen ik twee jaar geleden in een afgekloven diesel-Seat m’n racelicentie haalde op dit circuit. Ik ben me ervan bewust, knik ik, en ik aai het gaspedaal met mijn kleine teen.

Alweer zeventien jaar houdt Radical zich bezig met het bedenken en bouwen van lichte circuitmonstertjes, pure sportmachines die bizarre prestaties combineren met fatsoenlijke betrouwbaarheid voor een niet al te buitensporige prijs. Hun grootste hit tot op heden is de SR3 RS, waarvan in elf jaar maar liefst 900 stuks in de jeukende handen van aspirant-racers overal ter wereld belandden. Vorig jaar reed ik met de straatversie van die auto op een drijfnat Zandvoort, waar ik bij elke bocht met de reflexen van een kolibrie moest ingrijpen om niet achterwaarts op een zandhoop te belanden. Toch was ik toen niet half zo geïntimideerd als nu.


De RXC (Extreme Coupé) is een compleet nieuw ontwerp voor Radical: groter, breder en zwaarder dan eerdere creaties, en de eerste auto met een dicht dak die het merk ooit maakte. Hij werd gemodelleerd naar Le Mans-prototypes en is bedoeld als het meest uitzinnige brok adrenaline waarop ooit kentekenplaten werden geschroefd. De auto, vorig jaar geïntroduceerd met een 3,7-liter V6 van Ford, bleek een succes op zowel weg als circuit. Een RXC met EcoBoost turbo-V6 maakte al snel z’n entree, gevolgd door twee versies met het pronkstukje van Radical zelf: een V8-motor uit twee samengesmolten Suzuki Hayabusa-blokken, voorzien van dry-sump smering en in staat om zonder mokken 10.000 toeren te draaien. Radical monteert hem in twee variaties: met 2,7 liter (436 pk, 353 Nm) of met 3,0 liter inhoud (487 pk, 380 Nm).

De auto waarin ik rijd, was oorspronkelijk een van de eerste RXC-prototypes; een straat-legale versie met een V6, elektrische spiegels en knipperlichten. Eerder dit jaar belandde er een 2.7 V8 tussen de achterwielen – de bliksemsnelle sequentiële Quaife-zevenbak bleef ongewijzigd – en werd de auto volledig geprepareerd voor het betere circuitwerk. Nu heb ik ‘m in handen.

'De besturing is je reinste vingertoppenwerk, en het rempedaal biedt meer gevoel dan ik ooit besefte in mijn voet te kunnen hebben'

Terwijl ik mijn best doe om niet te veel te denken aan de onaardse cijfers – bijna 470 pk per ton, 0 naar 96 km/u in 2,6 seconden, een top van net geen 300 km/u – voer ik de RXC voorzichtig over het circuit. De weersomstandigheden zijn ideaal, en dat is maar goed ook want het gros van mijn concentratievermogen wordt opgeslurpt door wat er achter me gebeurt.

Het is vrij rijden, deze middag op Zandvoort, en veel ervaren racers maken daar dankbaar gebruik van. Dat merk ik aan de zwermen auto’s – stuk voor stuk langzamer dan de RXC – die me met een noodgang voorbij komen zetten. Ze vullen om beurten dreigend mijn spiegels en daarmee mijn gedachten, waar ze mijn aandacht verdringen voor de auto die ik zelf bestuur. Het idee is dat de langzamere rijder zijn lijn houdt en de snellere zelf zijn weg eromheen zoekt, maar ik ben deze machine aan het aftasten en ik wil niemand in de weg zitten. Het is een iets te sociaal trekje dat me vroeger tijdens slome kart-heats al parten speelde en ik er in mijn beperkte aantal circuit-uitjes nog niet uit heb kunnen wringen.

Als ik na twee ronden voorzichtig opwarmen ervan overtuigd ben dat ik niet meteen dood zal gaan als ik gas geef, voer ik het tempo op, vastberaden om de juiste pk/machtsverhouding op de baan te herstellen. Dat werkt niet; tv-presentator en racefanaat Rob Kamphues komt langszij in zijn SR3 RS bij het remmen voor de Tarzanbocht, en loopt meteen op me uit. Hij rijdt heel andere lijnen dan ik geleerd heb, merk ik op. Ik zou kunnen proberen aan te haken, hem te volgen en er iets van op te steken, maar er verschijnt weer een of andere snelle Porsche in mijn kielzog waar ik me onwillekeurig mee bezig moet houden. Thierry zat in het begin nog adviezen naar me te gebaren, maar heeft het inmiddels opgegeven.


Ik begin me nu aan mezelf te ergeren. Dit is het meest serieuze stuk gereedschap waar ik ooit in heb mogen sturen, en ik maak er een zootje van. Ik loop te prutsen, zit maar wat aan te modderen. Ik weet dat ik hard kan rijden, dat ik de capaciteiten van een snelle auto effectief kan benutten – maar ik heb mezelf laten overrompelen door de lage, brede en machtige RXC, tot het punt dat ik ‘m niet stevig durf beet te pakken, maar tussen trillende vingers houd terwijl ik aan de kant spring voor de haantjes op de baan. Ik ben hetzelfde zielige hoopje dat lang geleden gillend in een achtbaan omhoog werd gehesen. Progressie in 25 jaar: nul.

Met dat besef springt er met een harde klap een grote rode hendel om in mijn hoofd. Zo ga ik mijn laatste rondjes in deze Radical niet doorbrengen.

Raap jezelf bij elkaar. Focus op de baan, aandacht bij de auto. Niet nadenken, niet bevend achterom kijken; ríjden nu. Rijden zoals je dat altijd al hebt willen doen.

Mijn blik haakt zich vast in de verte terwijl de V8 opgelucht ademhaalt. In mijn ooghoek zie ik led’jes knipperen; ik schakel op, en het klinkt alsof er daadwerkelijk twee Hayabusa’s door me heen proberen te rijden. Mijn spiegels gebruik ik enkel nog voor een korte blik opzij en naar achter, vlak voor ik mijn stuur gedecideerd omgooi, strakker mijn lijnen volgend.

Ik kan het vakmanschap van de helden van Radical bijna proeven. Hoe een auto die zo veel angst zou moeten aanjagen, die genoeg kracht en kunde in zich heeft om jou als nietig mens volkomen stuk te maken toch zo goedmoedig en handelbaar kan zijn, is voor mij onmogelijk te bevatten. De motor reageert nooit agressief, maar luistert haarscherp naar mijn input en bouwt lijnrecht en gecontroleerd naar zijn climax. Het (Nederlandse) instelbare Intrax-onderstel leidt de RXC kaarsrecht en vastberaden door de bochten en doet de Dunlop-slicks versmelten met het asfalt. De besturing is je reinste vingertoppenwerk, en het rempedaal biedt meer gevoel dan ik ooit besefte in mijn voet te kunnen hebben. Waar was ik bang voor?

Ik weet maar al te goed dat ik, in de luttele minuten die deze sessie nog duurt, nog niet de helft van het prestatiepotentieel van de RXC ga meemaken. Dit is een auto die op snelheid bijna z’n eigen gewicht aan downforce te verwerken krijgt, maar de grens tussen mechanische grip en aerodynamische grip is iets wat ik niet ken, nooit heb gevoeld. Dus rem ik voor snelle bochten in plaats van meer gas te geven. Ik weet dat er meer is, dat er meer kan, en dat ik ooit meer zal kunnen. Maar voor nu is het goed, want ik heb een stap gezet.

Toen we de top bereikten, kneep ik, hulpeloos, mijn natte ogen dicht. Ik drukte mijn nagels in de handgrepen, klemde mijn knietjes tegen elkaar. Ik haalde diep adem en mijn maag werd licht, terwijl we steil naar beneden suisden in wat haast een eeuwigheid leek. Ik voelde de loopings, twee na elkaar, alsof enorme, onzichtbare handen me alle kanten op probeerden te sleuren. Toen was er alleen nog snelheid, en terwijl ik durfde te kijken, lachte ik.


Radical RXC 2.7 V8



Prijs: € 140.000 (excl. belastingen)

Motor: 72° RPX V8, 2,7 liter, 436 pk, 353 Nm

Prestaties: 0-96 km/u in 2,6 s, top 298 km/u

Aandrijving: achterwielen, RPE/Quaife sequentiële zevenbak

Maten (l x b x h): 4.300 x 1.960 x 1.127 mm

Gewicht: ca. 935 kg



Meer info: www.kohlersport.nl / www.intraxracing.nl

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)

Meer van TopGear