De Hyundai i20 N heeft alles gewonnen wat we op hem hebben losgelaten. Het is onze Auto van het Jaar 2021 en onze Performance-auto van het Jaar 2021. Maar hoe gaat ie om met de outback van Australië? Regen in de woestijn. Het is iets dat eigenlijk niet zou mogen gebeuren. En toch is die regen hier, en niet zomaar een beetje ook. Een schijnbaar eindeloze hoeveelheid water plenst over het kleine blauwe autootje in dit enorme rode landschap. En er is meer slecht nieuws: vanwege dit weer is de enige weg die leidt van waar we vandaan komen naar waar we naartoe willen, gesloten. Na enkele vloeken die minstens zo hevig zijn als de regenval, geven we het op en besluiten totaal ergens anders heen te gaan.
Dit vormt de basis van Plan B, dat onmiddellijk wordt vervangen door Plan C, D en E als we ontdekken dat zo’n beetje elke weg gesloten is, behalve één: die waar we op staan, en die dus alleen maar terugleidt naar de plek waar we vanmorgen zijn begonnen. En dat is zoveel uren en kilometers terug dat het geen wonder is dat Plan F begint met de letter van een vrij populair vierletterig scheldwoord. Dus, zonder al te veel brandstof in de tank maar boordevol zelfbeklag aquaplanen we terug langs de enige optie die overbleef, terwijl telkens als we door een plas rijden de rode modder uit de wielkasten klotst.
Het plan – Plan A, tenminste – was simpel
We weten dat de Hyundai i20 N geweldig is op het circuit, subliem op Britse plattelandweggetjes en zo hilarisch dat ie auto’s die vele veelvouden kosten het schaamrood op de kaken zet. Maar de wereld is een tikkeltje diverser dan het TopGear-circuit en de B4391. Dus het ligt voor de hand dat de i20 N nog wel wat meer aankan dat dat. Plan A was dus doodeenvoudig: we nemen hem mee naar waar ie absoluut niet hoort te zijn, op wegen waar ie absoluut niets te zoeken heeft, en komen terug naar de beschaving met bergen fraaie foto’s en evenzoveel bloemrijk proza.
Wat er vervolgens gebeurde, was een compleet de mist ingaan van elk plan totdat we besloten ze maar helemaal niet meer te maken, en een 4.000 kilometer lange tocht te ondernemen over bergpassen, hopeloos verzopen snelwegen en autovermoordend onverhard. Onderweg komen we onszelf tegen – we glibberen over een ongeplande speciale rally-etappe, ontwijken eindeloos veel kangoeroes en vinden het laatste wat je zou verwachten na een paar biertjes in de pub: een écht goed idee.
Plan A ging al naar de filistijnen voor we zelfs maar uit Sydney waren vertrokken
Een regengebied zo groot dat het van de bovenkant van Australië helemaal naar de onderkant liep, was bezig met een opmars naar het oosten, en moest zo’n beetje arriveren op de plek waar wij naartoe wilden op het moment dat wij daar zouden aankomen. Nou zijn wij dom en koppig genoeg om het dan toch te gaan proberen, maar de lokale autoriteiten zijn dat niet – ze sluiten de wegen en delen boetes van 640 euro per wiel uit als je egoïstisch genoeg bent om ze toch te gaan gebruiken. En dus schrappen we het plan om lekker rustig westwaarts door de woestijn te rijden en doen ons best om het zo snel mogelijk te doen. Wat dus half zwemmend gaat, totdat het plan in zijn geheel uit elkaar valt.
Het lijkt wel alsof iedereen in Australië, vanaf het moment dat wij vertrekken, prompt vergeten is hoe autorijden ook alweer gaat. Na een paar uur treffen we een vrachtwagen aan die op zijn kant ligt en de hele weg naar de bergpas blokkeert, zodat we om die berg heen moeten rijden om een andere route te vinden. Een klein incident, maar het zet de toon; en we komen nadien ontelbaar veel ongelukken tegen, met de bijbehorende gekmakende vertragingen. Als we een uur of tien bezig zijn, is het bijna in één klap over als we achter een helling een rij lichtjes ontwaren. Na het rempedaal zo hard te hebben ingetrapt dat een portier uit zijn scharnieren getrokken had kunnen worden, eindigen we op een paar centimeter van de lampen. Het blijkt dat een truck over de hele weg geschaard is, met een trailer die zo ver uitsteekt dat ie een tegenliggende auto als een conservenblikje kan openrijten.
Mount Panorama in de Hyundai i20 N
En dus, voor de eerste maar zeker niet de laatste keer tijdens deze trip, besluiten we het boeken van enige serieuze vooruitgang op te geven en beginnen we een beetje te klooien. Hoogtepunten zijn een langzaam rondje om Mount Panorama heen, een tripje naar de Carcoar Dam voor een praatje met de locals en het neerzetten van de Hyundai i20 N op een ongebruikte spoorweg, alleen maar om het grapje ‘hij gaat als op rails door de bochten’ te kunnen maken. Serieus, hoe vaker je die grap maakt, hoe beter ie wordt.
Op een zeker moment herinneren we ons weer wat we hier ook alweer kwamen doen en rijden we door, onze vastberadenheid als enig verweer tegen de vermoeidheid die na twintig uur aan het stuur toeslaat. Eindelijk bereiken we de weg naar een plek die Lake Mungo heet, op tijd om de weg nog niet gesloten aan te treffen, maar laat genoeg om de wolken zich te zien verzamelen aan de verre horizon. Haastig verlaten we het laatste stukje asfalt en betreden de onverharde weg, in de wetenschap dat als we niet terug zijn voor de storm hier is, de weg afgesloten zal worden en we hier dagen vast zullen zitten, zoniet langer. We kunnen de hevigheid van de wolken nog niet goed inschatten, maar de druk des te beter.
De wegen naar Mungo zijn een onvoorspelbaar allegaartje aan ondergronden – steen, zacht en poederachtig stof, keien zo groot als eieren die in diepe voren liggen die door 4×4’s zijn gemaakt, en hard geworden modder met scheuren die gevuld zijn met het eeuwig reizende woestijnzand. Eroverheen rijden vereist enige concentratie, eroverheen rijden met onze snelheid vereist ál je concentratie – we hebben nog een heel klein beetje over om ons af te vragen wanneer een dom idee eigenlijk een goed idee wordt.
Maar we moeten de gang erin houden. Deels omdat we naar Mungo en weer terug willen voordat de storm hier is, deels omdat we vertrouwen op een concept dat, zoals zoveel interessante ideeën, toen heel tof leek en nu steeds minder. De theorie met dit soort ‘wasbord’-ondergrond is dat je hard genoeg moet rijden om alleen de hoogste stukjes te raken en niet ook steeds de laagste, want dan trilt je auto uit elkaar. In de praktijk betekent dat echter dat je een aanzienlijk deel van je tractie opoffert in ruil voor een klein stemmetje in je hoofd dat je steeds harder vraagt waar je die onmetelijke wijsheid ook alweer had opgedaan.
De Hyundai i20 N is een rallyauto, volgens Hyundai
Hyundai heeft de i20 N altijd neergezet als ‘afkomstig uit de rallywereld’ en dat deed wat overdreven aan. Maar door de krankzinnige hoeveelheid grip die de voorkant genereert en de staart die kwispelt wanneer jij dat maar wilt, heb ik me nog nooit zo verbonden gevoeld met de oude Finse rallymeesters. Zelfs bij driecijferige snelheden over immer veranderende ondergronden voelt de Hyundai i20 N nooit aan alsof ie er niet op zijn plek is. Voor iemand die nog nooit over dit soort wegen heeft gereden, laat staan in een klein hatchbackje dat bij dit soort snelheden zó onaantastbaar aanvoelt, is het nauwelijks te bevatten.
De Hyundai i20 N vertelt me zo precies wat ik moet doen om ‘de glimmende kant boven te houden’ – een beetje tegenstuur hier, daar eventjes van het gas, laat de achterkant hier weer een beetje om komen – dat mijn taak simpel wordt: ik hoef alleen maar de instructies op te volgen. Het is bijna jammer dat onze ‘ingelaste rallyproef’ tot een einde komt, maar een betere plek om met dat soort teleurstelling om te leren gaan dan Lake Mungo is er niet.
Het heet nog steeds een meer, al is het 10.000 jaar geleden dat er voor het laatste water in stond. Optimisme is nogal een ding hier. Belangrijker: hier vonden ze de Mungo-man, die een kleine 40.000 jaar geleden aan de oever begraven werd en wiens ontdekking elke theorie over wanneer de mens voet op Australische bodem zette, overhoop gooide. Als we het eindeloos lijkende, onaardse landschap van Mungo in ons opnemen, worden we het erover eens dat het zonder meer een plek is met een onmeetbare historie, en precies twee keer zoveel vliegen als maar in de verste verte wenselijk is.
Ver van de beschaving
We zien de wolken nog altijd langs de horizon marcheren, daarmee een zonsondergang blokkerend die anders tot de mooiste ooit zou hebben behoord, en realiseren ons dat we nu vele kilometers van de beschaving verwijderd zijn; en dat we voornoemde kilometers nu zullen moeten afleggen bij niets meer dan het licht van de nieuwe maan. Daarmee openbaart zich een nieuw probleem. Koplampen zijn, als gevolg van hun ontwerp, geneigd om naar voren te schijnen. Kangoeroes zijn, als gevolg van hun onvergelijkbare stupiditeit, geneigd om vanuit schuine hoeken uit de duisternis te springen, een plek vlak voor jouw auto verkiezend boven de veiligheid van de bosjes.
Uiteindelijk zullen de wetten der kansbereking een om en nabij de 1,60 meter hoge rode kangoeroe op de plek zetten waar de wetten der natuurkunde jouw
i20 N onomstotelijk naartoe dirigeren. De losse ondergrond maakt het ABS nutteloos, de achterkant komt om en nu glijden we richting 75 kilo aan kangoeroe in plaats van dat we gewoon lekker een stukje rijden. De marsupilami-achtige ziet de snel naderbij komende koplampen, overweegt zijn opties zoals jij dat zou doen terwijl je naar een uitzonderlijk lange menukaart staart, en hopt dan losjes naar één kant terwijl wij door de ruimte glijden die hij een fractie van een seconde geleden nog in beslag nam. Konijnen zijn slimmer, maar hebben vaak minder geluk; we ontwijken er duizend, schampen er één en pletten een laatste perfect onder het linkervoorwiel van de Hyundai i20 N. Wat wellicht voor eens en altijd bewijst dat je beter geluk kunt hebben dan slim kunt zijn.
Kostbare laagjes glazuur zijn inmiddels van onze kiezen verdwenen, maar we komen tevoorschijn uit onze tunnel van ongerepte flora en fauna, rijdend op slechts benzinedampen, geheel gehuld in woestijnstof en op de een of andere manier zonder kangoeroe als motorkap-ornament. Na een levensreddende jerrycan halen we net aan het benzinestation en eten een lauwe beker instant-noedels in plaats van een fatsoenlijk diner. Maar de storm is uitgebleven, en mijn laatste gedachte voor ik instort in mijn bed is of we niet een tikje te paniekerig te werk zijn gegaan op deze trip.
Het antwoord komt de volgende morgen. De wereld is gemaakt van water; lucht en land zitten er tot barstens toe vol mee. De zondvloed heeft de Hyundai i20 N weer schoon en fris gewassen, de onverharde waanzin van gisteren is nu slechts een herinnering. Het goede nieuws is dat de regen voor heel veel verse rode modder heeft gezorgd. En ze zeggen altijd dat je ‘het dak moet repareren als het droog is’, maar wat moet je dan als het regent? Nou: spelen.
Spelen in de modder met de Hyundai i20 N
Het blijkt dat de i20 N precies is wat je nodig hebt voor wat ongebreidelde lift-off overstuur-ongein in een modderig veld. Je hebt een handrem niet nodig; gewoon op de bocht – een eenzaam struikje, in ons geval – af rijden, bruusk van het gas af en insturen, zodat de achterkant om komt. Zelfs met de mollige knuistjes van terminaal vermoeiden als wijzelf is het niet moeilijk om drifts aan elkaar te gaan knopen en écht lol te hebben. De i20 N heeft een ultrastijve tweedelige torsiestaaf achter, gecombineerd met een echt sperdifferentieel voor.
Dat dikdoenerige jargon betekent vanuit een praktisch perspectief dat de voorkant zich vastbijt, zelfs in omgewoelde modder, en alleen zal ondersturen als je een échte lomperik bent. Doe het goed, daarentegen, en je kunt zomaar met de achterkant een voorwielaangedreven auto besturen. Achterwieldrifts zouden in deze omstandigheden bijna zo makkelijk worden dat je er geen pret meer aan beleeft, maar om de lastwissel van de Hyundai i20 N te gebruiken om eerst één, dan twee, dan drie en dan vier heksenkringen in de modder aan elkaar te verbinden – het is intens bevredigend. Wat goed nieuws is, omdat dit het enige sprankje vreugde in een anderszins compleet waardeloze dag blijkt te zijn.
De weg is afgesloten
Met modder besmeurd voegen we ons weer bij de geasfalteerde wegen die honderden kilometers van wat dan ook verwijderd zijn. Het lijkt erop dat onze trip weer merendeels op de rit is – tot de rit dus bruut wordt onderbroken. Weg afgesloten. We bestuderen de kaart in de hoop een andere weg te vinden. Die is er niet. We struinen door andere plannen, nieuwe bestemmingen en steeds wanhopiger manieren om daar te komen. Niks.
Uitgeput, totaal verslagen en met het eind van de dag in zicht, rijden we met de staart tussen de poten weer terug naar het motel waar we vanmorgen waren uitgecheckt. We zien in dat we feitelijk vastzitten op een eiland, en besluiten tot het enige dat redelijkerwijs zou kunnen helpen: de auto achterlaten bij het motel, naar de pub en bier drinken totdat de zaken er wat minder somber uitzien. Het blijkt een twijfelachtige manier te zijn om met stress om te gaan, en ook de enige goede beslissing die we tot dan toe genomen hebben.
Onze kleren zijn net zo klam als ons gemoed, we zitten aan de bar en drinken sterk bier terwijl we slap klagen. Kasteleinen Ben en Marie voorzien ons niet alleen van voedsel, drank en een luisterend oor, maar ook van de redding voor deze hele trip. Het is gewoon een kwestie van naar het westen rijden tot je de rand van de beschaving bereikt, en dan naar het noorden gaan. Als je dat doet, kom je bij een weg die Silver City Highway heet. Na de enorme stroom ellende die ons in deze pub heeft doen belanden, klinkt het als een weg die geplaveid is met goud.
En dus trekken we de volgende dag verder westwaarts dan we voor mogelijk hadden gehouden. Het is de juiste beslissing – de storm gaat verder naar het oosten en er lijkt eindelijk een eind aan onze pech te komen. Er heerst een bijna tastbaar gevoel van vrijheid als we de vijandige, alom aanwezige wolkenmassa uit zicht zien verdwijnen en het weer zich eindelijk gaat gedragen zoals je dat in de Australische outback mag verwachten: een eindeloze voorraad gele zon, blauwe lucht en rood stof.
Stoffig kruispunt van mensheid en wildernis
We volgen de weg en komen terecht in de wildernis achter Silver City zelf, Broken Hill. Daar, bij die laatste, zeer ongebroken heuvel voordat de woestijn compleet plat wordt, strekt de horizon zich in een volmaakte, ononderbroken 180-gradenboog om ons zichtveld heen. We staan op het stoffige kruispunt van mensheid en wildernis, staren in de schemering en overpeinzen de krankzinnige reis die ons hierheen heeft gebracht. Uiteindelijk, als het donker genoeg is om de satellieten voor de sterren langs te zien trekken en het zand van de woestijn zich mengt met de gloed van de Melkweg, snappen we het.
Als alles volgens plan verloopt, is het geen avontuur. Helemaal niets verliep volgens plan op deze trip, maar elke keer kwamen we er ongeschonden uit, en pruttelde de auto vrolijk verder alsof we hem niet zojuist op een rally-etappe over wasbordjes hadden gejaagd. Of hem honderden kilometers lang hadden laten aquaplanen, eisend dat de voorwielen grip kregen op een onoverwinnelijke ondergrond. Of in de aarde speelden totdat de Hyundai i20 N uit gelijke delen modder en machine bestond, om vervolgens weer honderden kilometers verder te ploegen met alleen een woestijnstorm om het bewijs weg te spoelen.
De Hyundai i20 N overtreft de verwachtingen
Het kostte dik 4.000 kilometers, 56 mueslirepen, twee dode konijnen en een ‘eens per decennium’-zondvloed om het vast te stellen, maar we kunnen concluderen: de i20 N is briljant in de dingen waarvoor je hem daadwerkelijk zult gebruiken, onvoorstelbaar goed in een heel aantal dingen die je nooit met hem zult doen, en is ontworpen en gebouwd naar standaarden die niemand die bij zijn volle verstand is ooit zou overschrijden. We hebben hem naar de rand van de beschaving en weer terug geleid zonder ook maar één aanpassing, miskleuntje of kapot onderdeel – niet eens een gebutste velg of een lekke band.
Als we naar het oosten Broken Hill uitrijden, terug naar huis, realiseren we ons: de heuvel mag dan kapot zijn (of zo genoemd worden), wij mogen dan kapot zijn, de auto is het op de een of andere manier niet. Het is dit simpele refreintje dat ons bijblijft op de veertien uur die de terugreis naar Sydney duurt, terug door dezelfde storm die elk plan dat we bedachten zo zorgvuldig wegspoelde dat er niets overbleef dan een idee, en het avontuur dat daaruit voortkwam: doen wat niemand ooit zou doen met een auto als deze, gewoon om te zien of het kan en te kijken wat er gebeurt.
En wat er gebeurde, was net zo verrassend, spectaculair en landschapsveranderend als eh, nou ja, regen in de woestijn. Een nederige hete hatchback die ervan genoot honderden kilometers te rijden over wegen die alleen in naam en gedeelde desillusie bestonden. Een klein autootje dat zowel comfortabel als onverstoorbaar bleek gedurende deprimerend lange afstanden. Een kleine Hyundai-hatch die niet alleen heerste tijdens de TopGear Speedweek én onze Performance-auto Award van 2021 op zijn naam schreef, maar dat zo goed en zo ver uit zijn comfort zone deed, dat het onmogelijk is íéts anders te doen dan hem tot onze overall Auto van het Jaar te benoemen.
Hallo, Hyundai Nederland?
Dag lieve mensen van Hyundai Nederland! We weten het: jullie vinden dat de i20 N dankzij onze nimmer genoeg te prijzen CO2-beleid te duur zou worden, en houden hem dus uit de Nederlandse prijslijsten. Terwijl wij ongeveer duizend auto’s kennen die veel, zelfs veelvouden duurder zijn, maar niet half zo leuk. En er moeten in Nederland duizenden mensen rondlopen die dat ook vinden, en er best iets meer voor over hebben dan de 30.499 euro die de i20 N in België moet kosten. Dus zouden jullie je beslissing niet nog eens in de heroverweging willen mikken? Wij van TopGear hebben er nu echt alles aan gedaan om de i20 N te bewieroken en de aandacht te geven die hem toekomt, en jullie en passant op andere gedachten te brengen. Toe? Please?
Reacties