Jeroen Bleekemolen rijdt het hele jaar door in zo veel mogelijk verschillende raceklassen, zoals bijvoorbeeld dit weekend op Le Mans. Op een van de schaarse momenten dat hij 0 km/u gaat, maken wij een praatje met hem.
FIA GT, Formule 3, DTM, A1; als geboren coureur heeft Jeroen Bleekemolen in zijn 29 jaar al heel wat vormen van autosport beoefend. Momenteel komt hij voor Porsche zowel in de Mobil1 Supercup (in de Formule 1-weekeinden) als in de Carrera Cup (in de DTM-weekeinden) in actie, rijdt hij mee in de American Le Mans Series en het Dutch GT4-kampioenschap, en neemt hij ook nog eens deel aan nagenoeg alle 24-uursraces die er in 2011 georganiseerd worden: Le Mans, Dubai, Daytona, Barcelona, de Nürburgring… Het lijkt ons een (bijzonder coole) uitputtingsslag, maar we vragen ons vooral af: hoe is dit alles te combineren als je maar op één paddock tegelijk kunt zijn?
‘Dat is zeker een uitdaging’, zegt Jeroen lachend. ‘Er zijn wel eens seizoenen geweest die qua planning niet ideaal waren. Vorig jaar kon ik bijvoorbeeld in de Porsche Supercup niet meedingen naar het kampioenschap, omdat ik niet bij alle races kon zijn. In 2008 en 2009 was ik kampioen in die klasse en daar wil ik weer voor gaan, dus heb ik ervoor gezorgd dat ik dit jaar geen dag mis.’ En in de andere raceklassen? ‘Daar moet iemand anders inderdaad af en toe mijn stoeltje overnemen, al sluit het dit seizoen allemaal vrij goed op elkaar aan en kan ik de meeste races gewoon rijden.’
Is het niet moeilijk om elk weekend in een andere raceauto te stappen en met een ander team te werken? ‘Dat valt eigenlijk wel mee. Je sjort je vast in je stoel, pakt je stuur vast, en zodra je de pitstraat uit rijdt, ben je eigenlijk alweer volledig gewend. Bedenk ook dat bijvoorbeeld de auto’s uit de Supercup en de Carrera Cup eigenlijk identiek zijn, op de remmen na. Ik merk wel eens aan het begin van een raceweekend dat ik wat minder op een team ben ingespeeld dan de mensen die elke dag met elkaar doorbrengen. Maar dat weet het team ook, en zij vangen dat goed op, waardoor het toch werkt.’ Of hij wel eens zenuwachtig wordt voor een belangrijke race? ‘Misschien heel even voor de kwalificatie, maar dat ebt snel weg. Wat emoties betreft, kan ik soms wel ouderwets balen wanneer ik door mijn eigen fout een goede plek vergooi. Daar zit ik dan best even mee.’
Op 11 en 12 juni wordt de 24 Uur van Le Mans verreden, waarbij Jeroen in de LMP1-klasse meedoet met de Lola-Toyota van Rebellion Racing. In 2008 werd hij samen met Peter van Merksteijn en Jos Verstappen kampioen LMP2 met de Porsche RS Spyder. ‘Dat was een prachtig moment, om als Nederlands team zo’n succes te behalen voor de ogen van zo veel Nederlandse fans. Die auto was dan ook geweldig, ook vandaag de dag zou hij nog heel goed mee kunnen komen.’ Over zijn huidige Lola is hij goed te spreken, al geeft hij toe dat ze bij voorbaat kansloos zijn tegenover de dieselauto’s. ‘Bij een training die we onlangs reden, liepen die per rondje zo’n tien seconden op ons uit, en ze kunnen ook nog eens langer doorrijden op een tank. Wat dat betreft is het eigenlijk vreemd dat ze in dezelfde klasse rijden, wij hoeven nu niet eens aan de overwinning te denken.’ Dan maar strijden om the best of the rest te zijn, toch? ‘Precies. Van de benzineauto’s zijn we het snelst, dus we gaan ervoor. Het rijden op Le Mans blijft ontzettend leuk om te doen, zeker met een auto met zo veel downforce. De snelheid waarmee de Lola zich door de bochten laat sturen is een feest.’
‘Zo’n 335 km/u is denk ik het maximale wat ik heb aangetikt op Le Mans’
Heeft diesel dan misschien de toekomst in de autosport? ‘Ik denk het niet. Voor de toeschouwers – en zonder hen kunnen we niet racen – zijn benzinemotoren uiteindelijk veel spectaculairder. De diesels klinken niet mooi, áls je ze al hoort. Ik denk eerder dat we meer hybrideaandrijving gaan zien, zoals Porsche het bijvoorbeeld doet met de 911 GT3 R Hybrid en de 918 RSR. Daarbij heb je de sensatie en het geluid van een benzinemotor, je rijdt een stuk efficiënter, én je beschikt over meer vermogen.’
Is het toeval dat Jeroen zo veel met Porsches racet, of is het een bewuste keus? ‘Het begon als toeval, toen ik in 2005 voor het eerst in de Supercup terechtkwam, maar ik ben blij dat ik inmiddels zo veel in Porsches kan rijden. De kwaliteit is zo goed; ik geloof niet dat ik ooit ben uitgevallen door technische problemen. En het is wel zo prettig wanneer je als coureur op je auto kunt vertrouwen.’
Even iets anders: is Jeroen eigenlijk wel sneller dan James May? Hij lacht. ‘Met die Veyron, bedoel je? Nee, zulke snelheden haal ik niet, en dat zal ook niet meer gebeuren. Ik rijd m’n hoogste topsnelheid op Le Mans, en die auto’s worden voortaan een beetje teruggetuned in verband met de veiligheid. Zo’n 335 km/u is denk ik het maximale wat ik heb aangetikt.’ Rijdt hij op de openbare weg ook flink door? ‘Dat valt mee, hoor. Ik heb niet zo veel met snelle straatauto’s, dat schiet in het verkeer toch niet op. Ik rij zelf in een Porsche Cayenne diesel, dat is voor mij het meest praktisch met alle kilometers die ik maak. De ruimte komt ook van pas, want mijn gezin gaat vaak mee naar de races in Europa. Mijn zoontje is pas acht maanden, maar hij begint al helemaal te glimmen zodra ik hem in een raceauto zet.’ Aha: een volgende generatie snelle Bleekemolens is opgestaan? ‘Dat zit er wel in’, zegt hij trots.
Gaat Jeroen zich ooit nog met iets anders bezighouden dan met autosport? ‘Nee, dat lijkt me niet. Als het aan mij ligt, blijf ik zo lang en zo veel mogelijk racen. Wanneer dat op een gegeven moment afgelopen is, dan zien we wel weer. Misschien dat ik dan in de pits blijf staan, om een team te runnen bijvoorbeeld, maar daar ben ik nu nog helemaal niet mee bezig.’ En andere takken van de autosport; tractorpulling, misschien? ‘Ik moet eerlijk zeggen dat dat me niet zo trekt’, grijnst hij. ‘Maar Dakar bijvoorbeeld, dat zou ik wel eens willen doen. Het zou op dit moment botsen met m’n andere activiteiten, maar wie weet in de toekomst. In 2008 heb ik de Carrera Panamericana gereden met mijn broer, in een oude Porsche 356 door het stof, dat was geweldig om te doen. Het avontuurlijke van een evenement als Dakar trekt me wel.’
Is meedoen in dat geval belangrijker dan winnen? ‘Nou… In de Panamericana namen we het continu op tegen Jan Lammers en Chris Zegers, aan het eind van elke proef namen we contact op om te kijken wie het snelst was. Ongeacht in welke tak van de autosport ik rijd, dat competitieve, dat moet er voor mij wel in zitten.’
Reacties