U vraagt, wij draaien: kleine, hippe, sportieve auto’s zijn in, dus Audi komt met de A1. Klein? Zeker. Maar hip? Sportief?
 
Het hinderlijke van trends is dat ze de neiging hebben massaal te worden gevolgd. Nou gaat daar in de wondere wereld der automobielen meestal nogal wat tijd overheen; er zit in de regel minimaal een jaar of drie tussen het dat moesten wij ook maar eens gaan doen-moment en het tijdstip dat het resultaat van die aha-ervaring daadwerkelijk in de showroom staat.
 
Tel daarbij op dat de meeste fabrikanten eerst een tijdje de kat uit de boom hebben gekeken, om zeker te weten dat de pionier die als eerste met het betreffende idee kwam het ook echt bij het juiste eind had, en je weet: de trendvolgers zijn minimaal vier jaar later (of liever: vier jaar te laat) en komen zo goed als allemaal op hetzelfde moment met hun heruitvinding van het wiel.
 
Klinkt logisch, nietwaar? Toch blijkt het lang niet altijd zo te werken. De Mini kwam in 2001 en was onmiddellijk een hit. Daarbij: hoe helderziend moet je zijn om te bedenken dat het concept klein en hip nog wel eens een trend zou kunnen worden?
 
Ere wie ere toekomt – terwijl alle anderen nog okseldiep in de ontwikkeling van fullsize– en midi-MPV’s en -SUV’s zaten, was Fiat de eerste die met een wat serieuzer antwoord kwam. Eerst, in 2007, in de vorm van de 500, een jaar later ook met de Alfa MiTo. Begin dit jaar verblijdde Citroën ons met de DS3 en nu is er dan de Audi A1. Beter laat dan nooit? Ach, laat blijkt, gezien de uiterst alerte reacties van de concurrentie, een zeer relatief begrip te zijn. Precies op tijd dus.
 
Het voordeel van wachten is dat je ruimschoots de kans krijgt dingen anders of beter te doen dan degene die eerst kwam. Daar scoort Audi de eerste punten, want waar de MiTo zwaar leunt op allerlei 8C-stijlelementen en de DS3 voor maximaal visueel machtsvertoon gaat, houdt de A1 het opvallend rustig. De typische Audi-grille maakt hem vanaf verre sterrenstelsels herkenbaar, en hoewel de led-dagrijverlichting en de grote zwarte roosters rond de verstralers er vast niet voor de vriendelijkheid zitten, oogt de ronde A1 van voren vooral sympathiek.
 
Dat aardige karakter behoudt ie ook als je ‘m vanaf andere kanten bekijkt. De achterste daklijn doet ons voornamelijk aan de Fiat 500 denken (lief), het feit dat je de raamstijlen in een afwijkende kleur kunt bestellen is een leuke knipoog naar Mini. De achterkant heeft weer veel weg van de eigen Q5, de vouwen in de flanken verraden de invloed van de A4. Al met al een echte Audi, zonder dat ergens een wow!-moment optreedt. Leuk, vriendelijk, zelfs best elegant, maar zeker niet spectaculair. Wat op zich slim is, want niet iedereen zit te wachten op dat kijk-mij-nou-gehalte van de andere in deze klasse.
 
Van binnen is het van hetzelfde laken een pak. Niet de kermis van Mini, maar een strak vormgegeven interieur dat met de precisie van laserscalpels in elkaar lijkt te zijn gezet. Het meest opvallend zijn de toeters van het ventilatiesysteem, grote ronde roosters ‘geïnspireerd door de (zucht) luchtvaart’. Ze steken nogal pontificaal naar binnen en het achterste deel kan in een andere kleur worden uitgevoerd (wit of die van de bekleding) wat heel mooi kan zijn of blaartrekkend lelijk (we zagen ze in het beige: brr).
 
Alle meters zijn uitstekend af te lezen en de bediening kan haast niemand voor onoverkomelijke problemen stellen. De knoppen voor de airco zitten wat laag, maar ach, ze moeten toch ergens zitten, en Audi heeft gelukkig niet de fout gemaakt dan maar de knoppen voor de stereo en dergelijke op die plek te posteren. De airco bedien je meestal hooguit één keer per rit en dat is met een radio wel anders, dus die hoort op de best bereikbare plek te zitten. De gebruikte materialen zijn allemaal van topkwaliteit, evenals hun verwerking.

‘De A1 is helemaal geen sportieve auto. Het gekke is dat het niet meteen duidelijk is waar ‘m dat in zit’

 
Daarbij is het interieur op alle mogelijke manieren op te leuken met leer, navigatie, Bose-audio en andere snuisterijen, waarbij aangetekend dat je daarvoor diep tot héél diep in de buidel moet tasten. Maar al met al is het een interieur geworden waarvan veel A3-rijders mochten willen dat het in hun auto gemonteerd was.
 
Het stuur pakt heerlijk vast en de stoelen zitten uitmuntend. Dat wil zeggen: de voorstoelen, want de achterste wil je niemand langer dan 1,50 meter meer dan een paar minuten aandoen. De bagageruimte meet 270 liter – stukken groter dan die van een Mini, maar iets kleiner dan die van een DS3. De achterbank is natuurlijk in delen neerklapbaar en dan kan er drie keer zoveel mee. Opbergmogelijkheden zijn er meer dan genoeg en ook een blikje drinken heeft zijn eigen plekje (kom daar eens om in een DS3, bijvoorbeeld).
 
Voorlopig heb je qua motoren de keuze uit twee benzines van 86 en 122 pk en één diesel van 105 pk. Op termijn zal daar nog het een en ander bijkomen, waaronder een vast erg smakelijke S1 met een pk’tje of 180. Wij beperkten ons tot de sterkste benzineversie, de 1.4 TFSI.
 
Het is een bekende natuurlijk, die ook in de A1 weer prima functioneert. De acceleratie naar 100 verloopt in 8,9 seconden en bij 203 km/u is het schluss. Volgens Audi moet je desondanks bijna 1 op 20 kunnen halen en met een CO2-uitstoot van 125 g/km vinden ook Greenpeace-leden je nog redelijk aardig. Je kunt ‘m krijgen met een handmatige zesbak of met de nimmer te volprijzen zeventraps dsg-, pardon: S-Tronicbak. Die zijn beide standaard gekoppeld aan een start-stopsysteem, wat in die zin niet bijzonder is, want alle A1’s hebben dat systeem.
 
De combinatie met een automaat is ook niet nieuw, maar het blijft opmerkelijk hoe snel zo’n motor weer kan starten als je je voet van de rem hebt gehaald. Het is allemaal iets minder snel dan met een handbak, maar het went snel en de verloren tijd haal je wel weer in met die bizar korte schakelmomenten.
 
Nu we het toch over snelheid hebben – dat is het heikele punt van de A1. Zijn directe concurrenten zijn allemaal autootjes waar de sportiviteit met emmers, nou ja, emmertjes van afgutst. Audi gaat vrolijk mee in die babbels en schreeuwt van alle daken dat de A1 de ‘sportiefste auto in zijn klasse’ is. (Mocht je dat visueel niet zo in de A1 terugvinden, dan kun je dat trouwens nog benadrukken met allerlei spoiler- en diffusor-pakketen, maar dat terzijde.) Nou kan Audi dat nog zo hard roepen, het wil nog niet zeggen dat het zo is.
 
Sterker: de A1 is helemaal geen sportieve auto. Het gekke is dat het niet eens meteen duidelijk is waar ‘m dat in zit. De besturing is heerlijk zwaar, zwaarder dan de meeste concurrenten, en aan de precisie en gevoel mankeert ook weinig. De motor klinkt lekker, vooral bij stevig doortrekken. Bij constante snelheden blijft ie juist keurig op de achtergrond en is bij een muziekje op fluistervolume al zo goed als onhoorbaar. De vering is stevig – niet zo stug als die van de Mini en DS3, maar het is bepaald niet zo dat alle communicatie bruut wordt weggefilterd. Eigenlijk precies zoals je van een Audi verwacht. Hij rondt elke bocht dan ook met een vanzelfsprekendheid die uiterst vertrouwenwekkend is. Beetje onderstuur als je het te bont maakt, mild esp-ingreepje, niets aan de hand.

‘De A1 is er vanaf 17.500 euro. Dat is een versie zonder airco en met een paar fijne wieldoppen’

 
Misschien zit ‘m in dat gemak ook wel een beetje de crux. Perfectie is wel knap, maar niet leuk. Het is wat de meeste (de goede niet te na gesproken) AMG-Mercedessen tot zulke oorverdovend saaie auto’s maakt – van 0 tot 100 lichtjaar per uur in een paar seconden, maar je merkt er helemaal niets van. Boring. In een doorsnee Suzuki Alto heb je al na tien minuten meer lol gehad dan in een heel AMG-leven. Dat plaagt ook de A1.
 
Het rijdt uitstekend, maar de lol is met een lampje te zoeken. Dat komt ook door de relatief beperkte kracht van de motoren. Onze 1.4 TFSI levert 122 pk, wat in de Peugeot 205 GTI die we ooit mochten bezitten meer dan genoeg was voor een paar rechtervoetbediende hartverzakkingen per kilometer. Niets van dat alles in de A1. Niemand zal het vermoeden achter de mooie cijfers, maar het voelt alsof het drie keer zo lang duurt. In de A1 is het de beschaving die alom regeert. Dat zou op zich niet erg zijn als het niet allemaal zo intens gereformeerd overkwam. Gij zult schoon rijden, zuinig zijn en gij zult de zonde die pret heet zo ver mogelijk uit uw serene bestaan bannen. Als de A1 al in de verte in verband mag worden gebracht met sport, dan met schaken, ganzenbord en golf.
 
Bijkomend probleem is, zoals je ook al van Audi gewend bent, de kosten. De A1 is er vanaf 17.500 euro, en dat klinkt voor zo’n hoop kwaliteit alleszins schappelijk en keurig op het peil van de Mini en DS3. Wie daar een addertje vermoedt, heeft het grootste gelijk van de wereld. Dat is namelijk een versie zonder airco en met een paar fijne wieldoppen. Probeer daar maar weer eens af te komen als je je volgende auto wilt kopen. Sterker: wij denken dat als je je toch bij de Audi-dealer vervoegt voor zo’n A1, hij drie volle weken op je in zal praten en je desnoods zal waterboarden om je op andere gedachten te brengen (omdat die versie alleen in de prijslijsten bestaat en hij hem helemaal niet kan leveren).
 
Je zit dus sowieso al vast aan een Pro line-pakket dat je een mechanische airco en andere onmisbare zaken als spiegelverwarming en een ‘opbergpakket’ oplevert. Wil je die afwijkend gekleurde dakbogen (natuurlijk wil je die): 592 euro. We zullen je niet door alle optielijsten sleuren, maar ga er gerust van uit dat je met een paar leuke lichtmetalen wieltjes en nog wat snuisterijen riant tot zéér riant over de twintig mille gaat. Je hoeft niet eens zo gek veel moeite te doen om een A1 samen te stellen die keihard richting de dertig mille gaat – de door ons gereden 1.4 Pro Line met automaat kostte in z’n standaardvorm al 26.800 euro. En dat is toch wel érg veel geld voor zo’n kleintje, hoe Audi ook.
 
Je begrijpt het al: we staan niet erg te springen van de A1. Het is zonder meer een uitstekende auto. Hij rijdt goed, maar is zo opwindend als een leeg pak karnemelk. Hij ziet er goed uit maar steekt wat bleekjes af tegen de concurrentie. En voor dat alles betaal je natuurlijk wel de hoofdprijs.
 
Aan de andere kant: de A1 verhoudt zich precies zo tot de VW Polo als de A3 tot de Golf. Het succes van de A3 hebben we in die zin ook nooit zo begrepen, maar kennelijk zijn een hoop mensen zeer bereid zich te laten uitkleden voor de stijl en het imago van Audi. We twijfelen er dan ook nauwelijks aan dat de A1 een succes zal worden.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)

Meer van TopGear