Als Mazda vraagt of we trek hebben in een monstertocht van heel erg veel noord naar een behoorlijk tikje zuidelijker, kunnen wij maar één antwoord geven: ‘Wanneer gaan we?’
Het was nog maar een paar dagen geleden dat Thierry Baudet zijn wat cryptische overwinningsspeech hield en Nederland hernieuwd liet kennismaken met (letterlijke) klassiekers als de ‘uil van Minerva’ en de ‘boreale wereld’, en nu zetten we al voet aan de grond in die laatste. Boreaal betekent immers noordelijk, en veel noordelijker dan waar we nu zijn, kun je niet komen. En dan zeggen ze nog dat goede journalistiek niet meer bestaat. Tss…
Extreme kou
Onzin, natuurlijk. Deze trip stond al lang vast, en als meneer Baudet het in zijn speech had gehad over ‘Nubische strijders’ (die, voor de minder klassiek opgeleiden, dus uit het tegenwoordige zuid-Egypte/Noord-Soedan kwamen) of de glorie van Thracië (vroeger een groot rijk in grofweg zuid-Bulgarije en het noordoosten van Griekenland) had bezongen, dan nog stonden wij hier de muts klappertandend wat verder over de oren te trekken.
Goed, onder het motto ‘we zijn hier nu toch’ kunnen we allicht eens bekijken waar hij zich zo druk over maakte. Eerste indruk: het is hier vooral koud. Dat ligt nog niet eens zozeer aan de temperatuur; die -4 graden Celsius roepen bij een béétje Boreaal alleen maar gedachten aan korte broeken en terrasjes op. Het is de stevige wind die het bepaald onaangenaam maakt, zeker in combinatie met de gestaag vallende motsneeuw. (Motsneeuw? Bestaat dat? Nou, hier wel.) Verder is het hier nogal donker. Waar niet enthousiast gereden of geschept is, ligt een dikke laag sneeuw, die eruitziet alsof ie tijdens de laatste IJstijd naar beneden is gekomen en bij gebrek aan een beter doel maar is blijven liggen.
Geen wonder, want toen we zeiden dat we niet veel noordelijker konden komen dan hier, bedoelden we dat ook vrij letterlijk. We zijn in het Honningsvag, de meest noordelijk gelegen stad van Noord-Europa, in het uiterste noorden van noord-Noorwegen. Nogal noordelijk dus. Er is nog één noordelijker gelegen punt, dat aanzienlijk beroemder is en zeer toepasselijk Noordkaap heet.
‘We zijn in de meest noordelijke stad van Noord-Europa, in het noorden van noord-Noorwegen. Nogal noordelijk dus’
Het wordt nogal eens versleten voor het noordelijkste punt van Europa, maar dat schijnt, hebben wij weer, strikt geografisch gesproken niet te kloppen. Spitsbergen ligt nog noordelijker, maar daar kun je met goed fatsoen (lees: met de auto) niet komen. Ook is er ergens, twee fjorden verderop, nog een stuk rots dat nog iets noordelijker ligt en het uiterste noorden van het Europese vasteland zou zijn. Dat is slechts bereikbaar via een wandeling van 24 kilometer. Wij vinden van onze stoel naar het koffiezetapparaat al een fors eind, en daarbij: we zijn Gekke Gerritje niet. Noordkaap it is, dus.
Een lange, gevaarlijke tocht
Het had trouwens niet eens zo veel gescheeld of we waren hier helemaal niet eens geweest. We vlogen met een klein propellorvliegtuig (voor de jongere generatie: google maar even) van Oslo naar Honningsvag. Nu moet je weten: strikt genomen ligt Honningsvag op een eiland, Mageroya. Het wordt weliswaar met het vasteland verbonden door een bijna zeven kilometer lange tunnel, maar toch: een eiland. Het wordt dus omgeven door een zee die eruitziet alsof de schuimkoppen uit ijsblokjes bestaan.
Het weer was prima, boven die zee, maar zo ongeveer waar het eiland zou moeten beginnen, doemde opeens een muur van mist op. Een bizar gezicht: zee, blauwe lucht en opeens die muur, die sprekend leek op The Wall uit Game of Thrones. De dappere piloot probeerde tot twee keer toe een landing uit te voeren, maar besloot toen dat ie altijd nog kon toetreden tot het leger van de White Walkers, en dat het vandaag waarschijnlijk verstandiger was uit te wijken naar een vliegveld dat ie wél kon zien. Waarvoor veel dank van onze kant.
Een busreis van tweeënhalf uur later staan we hier dan toch. Het is al laat en we moeten de volgende morgen vroeg op, maar zo dicht bij de heuse Noordkaap zijn en er niet geweest zijn, is natuurlijk geen optie. En dus klimmen we, voor die laatste 30 kilometer naar het toppunt van de borealiteit, in de auto.
Stuurverwarming en spijkers
Ach ja, de auto – laten we het daar eens over hebben. Dat is dus de nieuwe Mazda CX-5. Hoewel ‘nieuw’ hier een wat, eh… homeopatisch verdunde term is, want heel veel meer dan een paar kleinigheden zijn er niet aan de CX-5 veranderd. Apple CarPlay en Android Auto worden nu ondersteund, je kunt kiezen voor afwerkingsstrips van echt hout, een aantal bedieningselementen zijn verplaatst en zien er beter uit, en er is een aantal opties waarvan we de komende tijd weinig gebruik zullen gaan maken: stoelventilatie bijvoorbeeld. Er komt vast een seizoen waarin dat meer tot z’n recht komt.
Wél bijzonder welkom op dit moment: stuurverwarming! Die knop drukken we dus maar in, en met het stuur stevig in de ontdooiende knuistjes zetten we koers naar de Noordkaap. We komen er al snel achter dat het rijden in dit soort omstandigheden zo zijn eigen mores kent. Bumperkleven leer je hier snel af. De auto voor je werpt namelijk zulke lawines aan stuifsneeuw op dat je geen hand voor ogen meer ziet. De banden onder de Mazda CX-5 zijn voorzien van tientallen, zoniet honderden studs, een soort spijkertjes. Die leveren een verbluffende hoeveelheid grip op, vooral als de weg gelijkmatig besneeuwd is. Dat is ie echter zelden.
Veel sneeuw en gladheid
Veelal geldt: hoe meer naar het midden van de weg, hoe meer de sneeuw is stuk- of weggereden. Aan de randen is ie eerder platgereden c.q. in ijs veranderd. Wat wil zeggen dat je links vaak heel veel, en rechts heel weinig grip hebt. Dat kan verrassende resultaten opleveren, vooral bij hard remmen of in enthousiast genomen bochten. Afstand houden en anticiperen, is dus het devies. Het verklaart ons inziens ook meteen waarom Scandinaviërs vaak een wat ‘onderkoelde’ indruk maken: enthousiasme kan hier al snel dodelijk zijn. Doe maar gewoon, dan leef je langer.
De laatste kilometers naar de Noordkaap worden we voorafgegaan door een behoorlijk indrukwekkende sneeuwschuiver. Hij werpt zulke tsunami’s van sneeuw naar de zijkant van de weg dat we opgelucht ademhalen – zonder hem zouden we waarschijnlijk hopeloos gestrand zijn en over een paar millennia als een soort 21e-eeuwse Ötzi de IJsmummie weer zijn opgegraven. Nu bereiken we dankzij hem heelhuids het bijna-noordelijkste puntje van Europa.
Een kneuterige trekpleister
De gemeente beseft terdege met een toeristische trekpleister van formaat te maken te hebben. Men heeft zich dan ook het vuur uit de sloffen gelopen om er iets bijzonders van te maken. Er staat een kolossaal Visitor’s Centre, met een gigantisch restaurant, een nog grotere giftshop (trollen en Noorse truien met Noordkaap-logo – tof!), exposities, ietwat knullige diorama’s, een heuse kapel (‘de Noordelijkste kapel ter wereld’) en een joekel van een filmzaal. Daar bekijken we na enig aandringen van de beheerder een twintig minuten durende film met fraaie natuurbeelden van de Noordkaap onder begeleiding van aanzwellende violen en gekrijs van meeuwen. Het enige dat we ervan opsteken, is dat die hier dus ook komen, die meeuwen. Oh, en papegaaiduikers. Wat heel apart is, want duiken lijkt ons hier heel oncomfortabel, en wat papegaaien hier te zoeken hebben, is ons ook erg onduidelijk.
Het is allemaal te groot om kneuterig te zijn, maar te kneuterig om groots te zijn. In een staat van milde verwarring bekijken we buiten uiteraard de opengewerkte wereldbol die monumentaal de bijzonderheid van de plek markeert. Het befaamde Noorderlicht, dat in deze tijden van het jaar de Noordkaap veelvuldig frequenteert, gedraagt zich vandaag als liefde waar je net iets te nadrukkelijk naar op zoek bent: in geen velden of wegen te bekennen. Spijtig, maar met het milieu zijn overduidelijk geen fatsoenlijke afspraken te maken. Vervolgens vinken we de Noordkaap aan op onze bucketlist en zoeken even moe als voldaan ons bed op.
Schitterend landschap
We zijn niet erg matineus ingesteld – integendeel. Ons vragen om om half zes ’s ochtends aan het ontbijt te zitten, is dus doen alsof mensenrechten niet bestaan. Zwelgend in zelfmedelijden erkennen we dat de 850 kilometer die vandaag op het programma staan ‘echt een kolere-eind’ is, in deze omstandigheden. En dat dat een mensonterend vroege start niet alleen rechtvaardigt, maar zelfs vereist. Een paar dingen helpen. Zo is het gestopt met sneeuwen; de lucht is strakblauw. Maar bovenal: de schoonheid van het landschap is volkomen overrompelend. De besneeuwde bergen, de weg die zich als een slang langs de zeeëngtes kronkelt – het is allemaal even betoverend.
‘De schoonheid van het landschap is volkomen overrompelend’
Het bestaan van bergen impliceert ook meteen het bestaan van tunnels (je zult hier een tunnel moeten bouwen!). Die hebben gemeen dat ze vrij lang zijn en vaak nogal smal. Nu is de populatie hier niet zodanig dat je heel veel tegenliggers zult tegenkomen; in de meeste gevallen is het zo’n sneeuwschuiver. En dan kun je je in je SUV met zijn hoge zit (nog altijd de belangrijkste reden van aanschaf) nog zo veilig voelen, dat verdwijnt snel als je zo’n mastodont op je af ziet komen. Ook hier weer: kalm aan, en iets met lijntjes en dat ze dan niet breken.
Comfortabele rit
De Mazda CX-5 toont zich, terwijl de kilometers (soms letterlijk – toch iets te enthousiast) onder ons wegglijden, een voorbeeldige reisgenoot. De stoelen, het lekker dikke stuur, de bespottelijk eenvoudige bediening, prima navigatie en niet te vergeten de fijne audio-installatie (muziek is belangrijk op een lange reis) – het draagt allemaal bij aan een diep welbevinden.
Ook nu het landschap, we rijden inmiddels Finland binnen, allengs minder interessant wordt. Seen one naaldboom, seen ’em all. En naaldbomen, daar hebben ze er nogal een aantal van. De weg kronkelt ook nog zelden – het gaat vooral vooruit en rechtuit. Bijkomend, typisch winters nadeel: op het navigatiescherm zien we vaak dat we een meer passeren; het enige dat wij zien, is een witte vlakte.
En zo leren we het landschap te lezen. Staan er wat huisjes, met van die veranda’s, dan is er een meer. Staat er een Villa Kakelbont tussen, dan is het een groot meer. En zie je een bord met een tekening van een benzinepomp, dan kun je er donder op zeggen dat er een pompstation aankomt. Dat treft, want zowel wij als de auto hebben honger. Een paar hotdogs en enkele tientallen liters diesel later kunnen we door met het inmiddels Zweedse en steeds saaier wordende landschap. Zie je net zo’n wereldbol als op de Noordkaap te zien was, maar dan kleiner, dan passeer je, inmiddels zo’n 700 kilometer verder, de Poolcirkel. En weten we dat het niet ver meer kan zijn naar Lulea, onze bestemming.
Die stad heeft slechts twee claims to fame, maar niet de minste. Eén: de servers van Facebook staan er, vanwege de (voor servers) prettige klimatologische omstandigheden. Twee: het ligt aan de Botnische Golf, toch echt een zee, die echter in deze jaargetijden zo stijf bevroren is dat er een officiële weg overheen loopt, met borden en de normale verkeersregels en zo. Bijzonder – maar meteen het enige bijzondere aan Lulea.
Het was een eind rijden, maar zeker de moeite waard. De Mazda CX-5 was in zijn 2019-uitdossing het perfecte transport, maar eerlijk is eerlijk: het is altijd onze favoriete SUV geweest. Dus zijn 2017-uitvoering zou ook perfect geweest zijn, en zijn 2020-versie wordt dat ongetwijfeld ook. Gaan we dan weer?
Reacties