Met de komst van de Countryman zou het helemaal fout zijn gegaan. Ondanks redelijke verkoopcijfers was Mini’s imago definitief naar de knoppen, zo werd er geroddeld. Gaat de Coupé die bewering bevestigen of ontkrachten?
 
Is het een helm? Is het een baseballpetje? Nee, je bent niet opeens beland op een modewebsite over hoeden, petten en dameskorsetten, dit is nog steeds TopGear.
 
Maar wat is dan dat ondefinieerbare ding bovenop die Mini? Dat zit zo: toen de Mini Coupé voor het eerst getoond werd op de salon van Frankfurt, in 2009, verklapte een trotse Gert Hildebrand, Mini’s designdirecteur, dat hij bij het ontwerp van het dak was geïnspireerd door zijn zoon, die de gewoonte had zijn baseballpetje achterstevoren te dragen. Kort daarna besloot een andere hotemetoot bij Mini (ongetwijfeld ook een Duitser) dat het beeld van een puistige, baseballpetjes dragende puber niet helemaal paste bij het sportieve imago dat Mini met de Coupé wilde uitdragen. Van baseballpet werd het dus een helm. Of we dat maar goed willen begrijpen. Wat je hier ziet is dus geen baseballpetje, maar een stoere helm. Dat heeft Mini met opzet zo gedaan, want het is een stuk lastiger om flauwe grappen te maken over een helm dan over een achterstevoren gedragen baseballpetje. Wij gaan er dus ook geen flauwe grappen meer over maken en zetten de Mini voor de fotosessie onder een goederenbrug in het meest naargeestige landschap dat we konden verzinnen.
 
We moeten toegeven dat de Mini er op de foto interessant, fris en vooral brutaal uitziet. Nu ziet in deze grijze, industriële setting zelfs het half aangevreten karkas van een dode haring er interessant uit, dus dat zegt niet veel. Ook zoiets wanstaltigs als een SsangYong Rodius oogt hier waarschijnlijk heel fris en fruitig.
 
Het is jammer voor de Mini, maar onze vergelijking stopt niet bij een paar roestige kranen. We zetten er de Audi TT en de Peugeot RCZ tegenover. Dat is geen misselijke concurrentie, maar wat prijs betreft past de John Cooper Works Coupé er zo’n beetje tussen, vooral in België. De Peugeot RCZ beviel ons zo goed, dat het TopGears coupé van het jaar werd. De Audi TT heeft nauwelijks verdere introductie nodig. De tweede generatie TT heeft nog maar weinig overeenkomsten met de oude, ietwat nuffige eerste TT’s uit 1998.
 
In deze eerste roadtest krijgen we de beschikking over de krachtigste Mini, de John Cooper Works uitvoering; de snelst accelererende Mini ooit. Van 0 naar 100 in 6,4 seconden, dankzij een 211 pk sterke 1,6-litermotor. Dat komt precies overeen met het instapmodel van de TT, die exact hetzelfde vermogen levert uit een 2,0-liter turbo. De Peugeot blijft een fractie achter met 200 pk. Dankzij de tegenwoordige samenwerking tussen verschillende autoproducenten, is de motor van de Peugeot overigens nauw verwant aan die van de Mini.
 

 
De Mini verschilt in een belangrijk opzicht van de Audi en de Peugeot. Het is namelijk een echte tweezitter, terwijl de TT en de RCZ over een rudimentaire achterbank beschikken. Wanneer je de exclusieve, strikt gelimiteerde JCW GP Hatch uit 2006 buiten beschouwing laat, is deze Mini Coupé de eerste echte tweezitter in de meer dan 50-jarige geschiedenis van het merk.
 
Achter de bestuurder is dus hooguit plaats voor een paar jassen of een dwarsgeplaatste teckel, en daar weer achter scheidt een enorme klomp plastic de cabine van de 280 liter grote bagageruimte.
 
Onze gehelmde Mini ziet er een stuk gewaagder uit dan de zakelijke, strak gelijnde Audi en de ronde, aaibare Peugeot. (Als we het toch over het ontwerp hebben; wanneer gaat Peugeot de veel mooiere neus van de 508 voorop de RCZ plaatsen? Dat zou een geweldige verbetering zijn).
 
‘De Mini is hard afgeveerd en door de onvoorspelbare aanvallen van te veel vermogen op de voorwielen is het af en toe worstelen om de auto op de weg te houden’
 
Vanuit bepaalde hoeken lijkt het wel alsof er een gigantische vleeskleurige tong aan de bovenkant van de Mini likt, maar iedereen zal wel zijn eigen associaties hebben bij het opvallende ontwerp. Wij kunnen in elk geval zeggen dat we na verloop van dagen best gesteld raakten op het cartoonachtige uiterlijk van onze kleine vriend. Nu gebiedt de eerlijkheid ons te zeggen dat wij ook al gecharmeerd waren van de Lancia Hyena (Google maar), dus ons esthetisch oordeel moet misschien met een korreltje zout worden genomen.
 
Ondanks onze schoorvoetende sympathie voor deze Duitse hoofddekseluitspatting werden wij op geen enkel moment overvallen door een Aha-erlebnis. Er kwam voor ons geen moment waarop alles op z’n plek viel. Waarop we opeens in de gaten kregen wat de ontwerper nou eigenlijk heeft bedoeld met die pet. Uh, helm.
 
De Mini Coupé heeft iets schaamteloos over zich, maar dat maakt hem misschien juist wel zo leuk om naar te kijken. En hij is klein! Na het dubieuze – en Mini onwaardige – zijstapje van de uit de kluiten gewassen Countryman, komt de verloren zoon ten langen leste thuis. Compact, voorzien van voorwielaandrijving en licht van gewicht. Dat laatste is overigens een relatief begrip, want ondanks het gebrek aan een achterbankje is de JCW Coupé 25 kilo zwaarder dan een gewone Mini. Dat heeft te maken met allerlei chassisaanpassingen, die de JCW Coupé heeft geleend van de JCW Cabrio. Ondanks die verstevigingen ligt het zwaartepunt van de Coupé wel lager dan dat van de hatchback.
 

 
De Coupé wordt aangeprezen als de leukste en spannendste Mini ooit. Zulke beweringen nemen wij bij TopGear nooit voetstoots aan. Dat willen we graag zelf in de praktijk bewezen zien. Vandaar dat we een traject hebben uitgekozen dat een flinke aanslag doet op het onderstel van onze testauto’s. Smalle bochtige wegen, met een wegdek van slordig aan elkaar geplakte stukken asfalt. Ruwe, hobbelige paden met uitgesleten geulen, die bij regen veranderen in kleine modderige sloten. Kortom, de nachtmerrie van iedere chassisontwerper.
 
Rijden op dit soort weggetjes vergt uiterste concentratie, en wanneer je het tempo erin wilt houden ook stalen zenuwen. Er valt niet te voorspellen wat je na de volgende bocht te wachten staat. Een kuil waar je hele wiel in kan verdwijnen? Een hobbel ter hoogte van een nare verkeersdrempel? Een glad stuk grint, of een suffend schaap dat zijn rap naderend einde tegemoet gaat met een dom starende blik in jouw koplampen? Het kan allemaal.
 
Klimmend en dalend door het landschap, tussen weilanden en paars bloeiende heide, merken we dat de Coupé je voortdurend bij de les houdt. De Mini is hard afgeveerd en door de onvoorspelbare aanvallen van te veel vermogen op de voorwielen is het af en toe worstelen om de auto op de weg te houden. De Coupé is zo gevoelig voor oneffenheden in bochten, dat je aanhoudend als een maniak aan het stuur zit te draaien om de boel in het gareel te houden.
 
Het contrast met de Audi kan haast niet groter zijn. In de TT richt je de neus grofweg in de richting waar je heen wilt en de boel volgt gehoorzaam. Deze testauto is uitgerust met het optionele Magnetic Ride-systeem en zelfs in de meest stevige stand strijkt de TT het wegdek glad op een wijze waar de Mini niet aan kan tippen. Op papier is de Audi de snelste van de drie. In de sprint van 0 naar 100 klopt de TT de Mini met 0,3 seconden en de Peugeot zelfs met 1,4 seconden. Dat voel je meteen. De TT draagt z’n vermogen met gemak over op het verweerde wegdek, terwijl de Mini met spinnende wielen probeert om de Audi bij te benen. De TT maakt daarbij een aangenaam geluid. Een grom die nooit overheersend of storend wordt, maar die je er wel steeds aan herinnert dat je in een heuse sportwagen zit.
 

 
De RCZ pakt het heel anders aan. De Peugeot vertoont meer overeenkomsten met een traditionele GT en op deze wegen is het verschil in weggedrag opvallend. De Peugeot laat een zachte, meegaande kant zien, zelfs op momenten dat de Mini en de Audi bokkend en springend hun weg vervolgen. Ondanks de sterke overeenkomsten tussen de motoren van de Mini en de Peugeot, heeft de RCZ een heel ander karakter. De Mini draait graag toeren en hangt aan het gas, terwijl de Peugeot een stuk rustiger reageert.
 
De Mini slurpt al je aandacht op. Op den duur begint dat zelfs vermoeiend te worden. Wat je ook doet, hoe je ook corrigeert, er is geen blijvend antwoord te vinden op het nerveuze weggedrag van de Coupé. Dat divagedrag van de Mini verbaast ons niet. Het is bij de andere Mini-modellen niet echt heel veel beter.
 
‘De RCZ is weliswaar een stuk goedkoper, maar kan niet in de schaduw staan van de messcherpe TT’
 
Een andere overeenkomst met de hatchback-Mini is de hoge zithouding. Al zet je de stoel in de laagst mogelijke stand, je blijft het gevoel hebben dat je veel te hoog zit. Jammer dat de ontwerpers die tekortkoming met de komst van de Coupé niet hebben aangepakt. Hoe het wel kan, bewijst de Audi. Een prima zithouding. Lekker laag, benen gestrekt, waardoor je echt het gevoel krijgt dat je omringd wordt door de auto en er zelfs bijna deel van uitmaakt. Het toont eens te meer aan hoeveel meer hatchback dan coupé de Mini eigenlijk is. Ook de plaats van de pedalen is bij de Peugeot en de Audi beter doordacht.
 
Het interieur van de Mini laat ook de nodige steken vallen. Het komt er eigenlijk op neer dat we zo langzamerhand wel aan iets nieuws toe zijn. De grappige verwijzingen naar de Mini van weleer hebben hun tijd nu toch echt ruimschoots overleefd. Vergeleken met het luxueuze leren interieur van de RCZ steekt het rommelige, achterhaalde decor van de Mini schril af. Het mag dan een soort handelsmerk zijn, maar had Mini niet in ieder geval de grote centraal geplaatste snelheidsmeter achterwege kunnen laten? Dat grote starende oog in het midden van de cabine missstaat en leest ook niet prettig af.
 
We zijn misschien erg streng in onze beoordeling van de Coupé, want het moet gezegd: onder de juiste omstandigheden is het een ideale auto om je eens flink in te kunnen uitleven. Een brutaal, agressief en lekker onbehouwen balletje energie. Blazend en grommend werkt de Mini zich door bochten heen en hoewel het af en toe flink knokken geblazen is, zal de Mini Coupé al snel een plaatsje weten te veroveren in het hart van menig autoliefhebber. Net als in de hatchback, lever je keer op keer zware gevechten met het kleine dikke stuur. Iedere spier staat gespannen, wachtend welke kant de neus nu weer op wil. Je kunt je geen moment van onoplettendheid veroorloven.
 

 
Zoek je dus een tweezitter met die kenmerkende, bokkige Mini-eigenschappen en kun je met dat malle hoofddeksel op het dak leven, dan is de Mini Coupé eigenlijk best een praktische auto. Laten we eerlijk zijn. Niemand heeft de hatchback ooit gekocht omdat ie zo’n ruime, bruikbare achterbank heeft, dus waarom zou je net blijven doen alsof je meer dan twee personen kan vervoeren? Dat lukt je in de hatchback echt niet. Eigenlijk ben je dus veel beter af met de Coupé. Offer dat nutteloze achterbankje op en geniet van het feit dat je opeens een hoeveelheid bagageruimte hebt die je in staat stelt om op z’n minst zes blikjes bier en twee familiezakken paprikachips te vervoeren.
 
Vergelijken we de TT met de RCZ, dan is de Peugeot weliswaar een stuk goedkoper dan de Audi, maar de TT is ook echt van een andere klasse. Of het verschil ‘t waard is, moet ieder voor zich bepalen, maar we moeten wel eerlijk zijn: de RCZ kan niet in de schaduw staan van de messcherpe TT.
 
Ondanks het strijdlustige karakter van de Mini Coupé, is het overduidelijk een directe afstammeling van de normale Mini hatchback. Die kost in basisuitvoering ongeveer de helft van deze Coupé en is zelfs in de John Cooper Works uitvoering nog voordeliger. Zo’n meerprijs is de Coupé niet waard.
 
Misschien moeten we de zaak van een andere kant bekijken, want de vergelijking tussen deze drie auto’s gaat mank. De Mini Coupé is verkrijgbaar vanaf 24.350 euro. Wij zijn ook altijd al van mening geweest dat het instapmodel van de hatchback, de Mini One, een van de leukste auto’s in het assortiment van Mini is. Dat zou ook bij de Coupé het geval kunnen zijn.
 
Het komt er op neer dat deze opgeleukte en relatief kostbare Mini Coupé in JCW-uitvoering zich alleen in prijs kan meten met de RCZ en (op afstand) met de TT. Voor het overige zijn de verschillen te groot. Maar kijken we naar de andere Mini Coupé modellen, dan kan het 122 pk sterke basistype, de Mini Cooper, zich waarschijnlijk prima meten met auto’s als de Renault Wind en de Abarth 500. Uit zo’n vergelijking komt de Coupé ongetwijfeld veel sterker tevoorschijn.
 
Om een vergelijking eerlijk te houden, moeten we de dure John Cooper Works Coupé wel afzetten tegen auto’s als de RCZ en de TT. Daar gaat het dan ook mis. Tegen zulk geweld is de Mini Coupé JCW simpelweg niet opgewassen.

Mini Coupé JCW

 

Motor: 1.598 cc, viercilinder turbo benzine

Vermogen: 211 pk

Koppel: 260 Nm

Gewicht: 1.165 kg

Verbruik: 1:14,1

CO2: 165 g/km

0-100 km/u: 6,4 seconden

Topsnelheid: 240 km/u

Prijs: € 39.500 (NL), € 32.100 (B)

 

 

Audi TT 2.0 TFSI

 

Motor: 1.984 cc, viercilinder turbo benzine

Vermogen: 211 pk

Koppel: 350 Nm

Gewicht: 1.335 kg

Verbruik: 1:15,2

CO2: 154 g/km

0-100 km/u: 6,1 seconden

Topsnelheid: 245 km/u

Prijs: € 47.960 (NL), € 35.760 (B)

 

 

Peugeot RCZ 1.6 THP 200

 

Motor: 1.598 cc, viercilinder turbo benzine

Vermogen: 200 pk

Koppel: 275 Nm

Gewicht: 1.272 kg

Verbruik: 1:14,9

CO2: 149 g/km

0-100 km/u: 7,5 seconden

Topsnelheid: 235 km/u

Prijs: € 35.350 (NL), € 30.130 (B)

Reacties

Meer van TopGear