WRC
VIDEO: Geniet van deze geweldige WRC-onboard op een smal zandweggetje
2 jul 2024 - 20:15 uur
2 juli 2024 - 20:15 uur
Baal jij ook zo dat je ouders je als dreumes niet in een kart gezet hebben, zodat je je tot autosport-wonderkind kon ontwikkelen? Ik in ieder geval wel. Nu heb ik iets in te halen. (Fotografie: Frits van Eldik) Je hoeft maar naar de leeftijdsindeling van de Rotax Max Challenge…
Ik verwacht een verpletterende acceleratie, maar dat valt tegen, althans, tot de motor goed op gang komt. Nog voor ik ‘is dit alles?’ kan mompelen, wordt het kartje met een metalig gejank gelanceerd en ben ik verbaasd bij de eerste bocht aanbeland. Oei, remmen! Net als de meeste karts heeft de Kombikart een fikse schijfrem op de achteras, waar veruit het meeste gewicht zit, en geen voorremmen. In mijn schrikreactie blokkeer ik daarom de achterwielen en ga ik dwars. Tegensturen, gas bij geven. Wanneer de kleine slicks hun grip op het hete asfalt terugvinden, val ik bijna uit m’n stoel. Dat met hogere bochtsnelheden hogere zijwaartse krachten gepaard gaan, kan een kind bedenken. Toch is het niet iets waar ik van tevoren al te lang bij heb stilgestaan. Terwijl ik elke bocht worstel om achter het stuur te blijven zitten, voelt het alsof de kart een loopje met me neemt. Bij enthousiast sturen in standaard karts kom je op een goed moment de grenzen van de machine tegen, maar ik ben bang dat ik hier al na een halve ronde de grenzen van mijn eigen lichaam heb gevonden. Hoe moet ik dit een middag volhouden? Dat gaat me simpelweg niet lukken. Wat een tegenvaller. Ik rol beteuterd terug de pitstraat in, ouder en minder fit dan ik me ooit gevoeld heb. Dat ik het zonder intensieve training niet lang zal uithouden in een formule-auto, dat wil ik nog wel geloven. Maar fysiek verpletterd worden door een kartje? Is het dan zo ernstig met me gesteld? Gelukkig staat de Nederlands kampioen van 2011 in de klasse Rotax Max Olympisch, Willem-Jan de Loos (1995), paraat om me van wat tips te voorzien. Ik vertel hem dat ik het zo druk heb met het redden van mijn eigen vege bovenlijf dat ik niet eens kan nadenken over zaken als rempunten of de ideale lijn. ‘Hoe stuur jij een linkerbocht in?’ vraagt Willem-Jan. Nou eh, gewoon zo, zeg ik, terwijl ik een stuurbeweging maak. ‘Trek je daarbij vooral met links, of duw je met rechts?’ Het eerste. ‘Dan is dat het probleem’, zegt hij. Logisch. Doordat ik aan het vlak liggende stuurtje van de kart trek in plaats van ertegen duw, til ik mezelf uit het kuipstoeltje en val ik alle kanten op. Ik ga de baan weer op en concentreer me. Duwen tegen het stuur zorgt ervoor dat ik mijn ruggengraat in de stoel plant en zo stevig blijf zitten. Het kost een hoop kracht – of gewenning, hoe je het noemen wilt – maar de beloning is groot. Het maakt een wereld van verschil. Met herstelde eigenwaarde voer ik het tempo op, en heb ik voor het eerst tijd om te beseffen dat dit fantastisch rijdt. Het is moeilijk om te omschrijven hoe scherp en direct de Kombikart reageert op elke minuscule beweging van je handen. Bij een indrukwekkende sportauto kun je nog zeggen dat ie ‘stuurt als een kart’, maar welk superlatief moet ik hier nu voor gebruiken? Alle sensaties die je meekrijgt tijdens een circuitsessie in een snelle auto, vinden hier plaats in kortere tijd, op kleinere schaal, maar heftiger. Een uitbrekende achterkant vergt een bliksemsnelle reactie, waarbij je het stuur misschien nog geen tien centimeter beweegt, maar je hoofd wel van je romp getrokken wordt en je ribben tegen elkaar worden geperst. Ik realiseer me ineens dat dit moet zijn wat Formule 1-coureurs meemaken. Goed, ik krijg slechts een fractie van die krachten voor m’n kiezen, maar het principe is hetzelfde: er is geen enkele vorm van overhellen of zijwaarts meegeven, dus in de bochten krijg ik, de bestuurder, de volle lading G-krachten te verwerken. Geen wonder dat Richard Hammond, toen hij destijds in Renault-formulebolides reed met als hoogtepunt een F1-auto, niet meer dan enkele rondjes per sessie mocht doen. ‘Anders gaat zijn nek eraan’, zei de teambaas.‘Alle sensaties van circuitrijden in een snelle auto krijg je hier mee in kortere tijd, op kleinere schaal, maar heftiger’
Het buizenframe van de Kombikart is zo stevig dat het tussen de voor- en achterwielen nauwelijks buigt, wat betekent dat de kart erg stuiterig rijdt en nogal snel uitbreekt. Het is dus worstelen geblazen als je er snelheid uit wilt halen. Als ik in de Tonykart stap, merk ik meteen wat een enorm effect een iets buigzamer frame heeft op het rijgedrag: het lijkt erop dat deze kart meer oneffenheden absorbeert en daarmee zijn wielen beter aan de grond laat staan. Daardoor behoudt hij meer grip en hoef ik minder hard te werken om hem in het gareel te houden. Ook een leuke gimmick van deze Tony: heuse voorremmen, die tegenwoordig zijn toegestaan in bepaalde raceklassen. Je bedient ze los van de achterremmen met een grote hendel die rechts achter het stuur zit. Het idee is dat je ze selectief gebruikt en alleen als je voorwielen kaarsrecht staan, anders schuif je zo de baan af en eindig je mogelijk op je hoofd. Bij de enkele scherpe bochten die Berghem heeft, zijn de voorremmen een heerlijkheid: anderen kunnen slechts toekijken hoe je veel en veel later remt, waarbij je steeds weer tegen een muur lijkt te rijden. Dit geeft met recht een extra dimensie aan het karten – en sloopt de ongeoefende rijder nog effectiever. Haast uitgeput kan ik het niet laten om nog even terug in de Kombikart te stappen, voor mijn lichaam er helemaal de brui aan geeft. Het zenuwachtige, kwispelende karakter van die kart vind ik prettiger dan het koersvaste van de Tony. Hij laat zich lekkerder in de bochten smijten. Hij doet niets anders dan flirten met de grenzen van de grip wanneer je ‘m aan het werk zet, waarbij de directe respons van het Rotax-blok betekent dat je feitelijk kunt sturen met je gaspedaal. Ondanks het gebrek aan voorremmen blijk ik er nagenoeg even snel mee te rijden als met de Tony. Na een twijfelachtig begin van de dag heb ik de smaak nu echt te pakken. Ik zou elk weekeinde wel met dit kartje willen stoeien. Waarschijnlijk is het voor mijn welzijn beter dat ik dat niet doe. Ik reken na afloop van deze hete circuitmiddag uit dat ik precies 3,5 liter water heb gedronken (en ogenblikkelijk weer uitgezweet), en ik gok dat ik nog ongeveer eenzelfde aantal maanden elke spier zal blijven voelen. Het was het meer dan waard. Rijden in dit soort bliksemsnelle karts was alles wat ik dacht dat het zou zijn, en nog veel meer. Meer pijn en moeite, vooral, maar daardoor ook meer belonend. Ik heb dit misschien niet meegemaakt toen ik nog piepklein, vederlicht en oneindig energiek was, maar ik weet nu wel hoe het voelt om m’n moegestreden lijf met achterlijke snelheden over het asfalt te schrapen. Daarbij heb ik vandaag de bevestiging gekregen dat ik mezelf ronde na ronde tot het uiterste kan drijven om maar sneller en beter te rijden. Dat is een strijd die je een keer gevoerd moet hebben. Zeker als je een bijna-dertiger bent die, ergens diep van binnen, er nog steeds van droomt om coureur te zijn.‘De directe respons van het Rotax-blok betekent dat je feitelijk kunt sturen met je gaspedaal’
Reacties