Bij McLaren draaien ze hun handen niet om voor wat extra toeters en bellen. Als je maar betaalt.
 
Zoals de wet nou eenmaal luidt: als het bestaat, is het door iemand gemodificeerd. Zelfs als het heiligschennis lijkt om een onderdeel waaraan de onderzoeksafdeling van een specialistische fabriek miljoenen euro’s heeft uitgegeven, er zal ergens iemand zijn die bedenkt dat het er in een ander kleurtje net wat lekkerder zal uitzien, of net iets harder zal gaan met een andere vleugel achterop.
 
Van een bedrijf dat zo technologisch geobsedeerd en zo op details gericht is als McLaren, zou je denken dat modificaties die buiten de fabriek worden gedaan, zouden leiden tot gefronste wenkbrauwen. Toch is dat niet zo. Want als je een McLaren hebt, en het kunt betalen, dan kun je bellen met het A-Team.
 
Goed, B.A. Baracus staat dan niet op de loonlijst, maar ze noemen het wel McLaren Special Operations (MSO) – een naam die eigenlijk zou moeten staan voor een team dat uitrukt met bivakmutsen op hun hoofden en opdrachten die zichzelf vernietigen nadat ze een keer zijn gelezen. In de realiteit is het MSO een team van vijfig monteurs, technici en ontwerpers wier enige doel in het leven het is om jouw McLaren uniek te maken. Zoals je je zult kunnen voorstellen, is dit geen clubje dat halve maatregelen treft.
 
MSO werd officieel in 2011 opgericht tijdens het Pebble Beach Concours d’Elegance in de VS, maar het bestaat in feite al – tenminste voor een gedeelte – sinds de late jaren negentig onder de iets eufemistischer naam ‘Customer Care’, en hield zich bezig met de wensen en behoeften van F1- en SLR-eigenaars. Het zou tenslotte niet een heel puik plan zijn om een F1 de Kwik-Fit binnen te rijden voor een apk’tje – dat zou olieverversers John en Mo voor onoplosbare problemen stellen.
 
De afdeling hield zich ook bezig met upgrades en verschillende soorten persoonlijke aanpassingen. Met de geboorte van de MP4-12C voor op de openbare weg werd besloten tot de oprichting van een nieuw, verderstrekkende tak van McLaren Automotive.
 
Een van de belangrijkste factoren daarin was de ontdekking van de graagte waarmee de klanten van McLaren hun toch al vrij bijzondere auto’s nog verder willen aan passen aan hun persoonlijke wensen. Naarmate de F1 en de SLR ouder werden, bleken klanten hun auto’s steeds liever te willen modificeren, zodat de Stirling Moss Edition SLR Roadster – op zichzelf al een behoorlijk extreme auto – door ongeveer 30 procent van de klandizie naar hun eigen smaak werd aangepast. Dezer dagen wordt ongeveer 10 procent van de MP4-12C’s door MSO onder handen genomen, waarbij het spectrum van de aanpassingen loopt van speciale strepen, velgen en interieurs, tot unieke lakkleuren.
 
Misschien is het nog interessanter om te zien wat MSO allemaal kan leveren – als een klant voldoende fantasie heeft om voorbij de standaard opties te denken. En genoeg geld heeft.
 

 
MSO’s directeur Paul Mackenzie en hoofd verkoop Marcus Korbach beschrijven wat er kan gebeuren wanneer je de mensen bij McLaren uitdaagt om een product dat zijzelf al perfect achten, verder te perfectioneren. ‘Als je bij ons komt met een idee,’ zegt Mackenzie, ‘dan hebben wij echt de expertise in huis om te leveren wat je ook maar wilt. Hier bij MSO hebben we alles voorhanden voor de hele auto; dus als we een belangrijk onderdeel modificeren, laten we er daarna de complete CFD [Computational Fluid Dynamics, red.] op los, laten we onze chef-testrijder Chris Goodwin de nieuwe instellingen nagaan en vragen Frank Stephenson [McLarens designdirecteur, red.] om de schetsen te beoordelen – we doen het echt allemaal’.
 
Hij is serieus en dat zie je. Een MSO-klant liet een aantal wijzigingen aan brengen in zowel de techniek als het uiterlijk van de MP4-12C, en die reulteerden erin dat hij zich niet alleen een aantal keren in de fabriek moest melden voor besprekingen, maar ook dat hij de aanpassingen op een circuit moest gaan testen, omdat Goodwin had besloten ook de ophanging wat aan te passen. Zo fungeerde de klant in feite als een fabrieksrijder, al was het maar voor een dagje. Later, na de ‘operatie’, zei de klant dat hij het gevoel had dat hij niet alleen de sleutels van een heel nieuwe auto had gekregen, maar zich ook een poosje had gevoeld alsof hij de sleutels van de hele fabriek in zijn zak had.
 
‘We zeggen nooit nee. We vragen alleen: “Hoe ver mogen we gaan?”’
 
De auto’s die je op bijgaande foto’s ziet (een MP4-12C en een legendarische F1) kregen intern de codenaam ‘Bespoke Project 8’ (de eigenaar vond dat wel wat, en behield de naam voor de auto’s). Het begon als een opfrisbeurt voor de F1, waarna hij besloot zijn MP4-12C in dezelfde stijl te laten aanpassen. ‘Collecties heben tegenwoordig een identiteit,’ zegt Korbach, ‘en wij gaan al lang om met deze klant. Maar zijn eerste instructie luidde simpelweg: doe iets met rood en wit’.
 
Het resultaat daarvan zie je dus hier: een tweelingetje. De F1 is volledig opnieuw bekleed (het ‘high downforce’-pakket werd al een paar jaar geleden aangebracht), en de MP4-12C is aan de F1 aangepast. De veranderingen gaan dieper dan de oppervlakte: ook de binnenkant van het motorcompartiment is in dezelfde kleuren uitgevoerd, en de sleutels zijn opnieuw ontworpen.
 
McLaren is zelfs zo ver gegaan om een speciale lak te ontwikkelen zodat de koolstofvezel nu dezelfde kleur heeft als de stalen delen, en heeft voor elke auto aparte velgen ontwikkeld. Dit is – misschien een wat overbodige opmerking – geen Halfords en geen stickerplakkerij, hoewel dit duo samen toch wel wat in de kijker loopt.
 
MSO kan echter veel meer dan je auto’s een gekleurd themaatje geven. Veel en veel meer. Het bereik en de kunde van MSO’s expertise strekt zich uit tot de mogelijkheid om het onmogelijke te doen – als je een volledig naar je eigen specificaties gemaakte auto wilt op basis van louter de koolstofvezel carrosserie en de aandrijving van de MP4-12C, bijvoorbeeld, dan kunnen zij dat realiseren. Een unieke McLaren-supercar: dat moet wel het ultieme zijn in de automobiele wereld van dit moment.
 
Het laatste woord over deze zaak kan maar het beste worden gezegd door McLaren Automotive’s directeur Antony Sheriff, en betreft hoe ver de afdeling zou gaan om de wensen van een klant te vervullen. Hij stelt: ‘We zeggen nooit nee. We vragen alleen: “Hoe ver mogen we gaan?”’

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)

Meer van TopGear