Ik ben in Baja voor de Mexico 1000. Mexico, het vreemd gelegen schiereiland dat zich als een stiefkind net onder de Amerikaanse staat Californië bevindt. En als een soort weeskind ten westen van het Mexicaanse vasteland ligt. Misschien heb ik me enigszins op deze uitdaging verkeken. Het plan is om mee te rijden en te dienen als navigator gedurende een ruim 2.200 kilometer lange terreinroute van Ensenada (bovenaan de Baja-landengte) naar het zuidelijke vakantieparadijs San José del Cabo, als deel van de Norra Mexico 1000. Het probleem is dat mijn rally- en navigatiekunde exact nul is, en bladerend door het routeboek zie ik nog zes driedubbele uitroeptekens op de eerste paar pagina’s. Ik weet niet waar ik het zoeken moet.

De eerste echte race

Maar om te beginnen, eerst even wat geschiedenis. De Mexico 1000 was in feite de eerste echte race op Baja. Het idee kwam 50 jaar geleden van een man die Ed Pearlman heette. Hij wilde de legendarische Hollywood-stuntmannen Bud Ekins en Eddie Mulder laten zien dat vier wielen beter geschikt zouden zijn om dit dorre en ruige landschap te bedwingen dan twee. Dus begon onze Ed in 1967 de National Off-Road Racing Association (Norra) om een race te legitimeren die hem en 60 van zijn beste vrienden van Ensenada naar La Paz zou voeren. Er was maar een voorwaarde: elke deelnemer moest 100 dollar in de pot stoppen, en het totaalbedrag zou worden uitgegeven aan de moeder aller feesten, na de finish. Dat klonk en ging goed, en werd een jaarlijks festijn, tot Score (een andere race-organisator) in 1973 de race in handen kreeg en hem omdoopte tot de Baja 1000. Maar in 2010 wilde Mike Pearlman – zoon van – wat meer lol hebben dan het inmiddels uiterst serieuze en bedrijfsmatige terreinracen van vandaag de dag biedt. Deze Mike Pearlman defibrilleerde de dode Norra Mexico 1000 en bracht ‘m weer tot leven. Compleet met eindfeest.

Race tegen de klok

Norra splitst de afstand op in vier dagen – in plaats van de altijd doordenderende Baja 1000. Het is wel een race tegen de klok, en er valt wel degelijk een beker te winnen, maar de race is niet half zo competitief als z’n broer de Baja. De Norra Mexico is eigenlijk een viering van snelheid op een woeste ondergrond, met veel plezier onderweg. Dat betekent echter niet dat het een totale grap is. Baja is een beruchte plaats om te racen, en er vallen met enige regelmaat doden. Gevaar is een deel van de aantrekkingskracht die dit soort off-road-evenementen zo speciaal maken. De beschaving ligt uren achter ons, telefoons hebben geen bereik, de omstandigheden zijn ruig: dit is een omgeving die je moet respecteren. Ook vanwege de deelnemende voertuigen.

Mexico 1000 is meer Mad Max

Het deelnemersveld – auto’s, trucks, buggy’s, driewielers en tweewielers – bestaat uit een mix van uitzinnigheid die je voor het laatst zag in Honey, I Blew Up the Tamiya Factory en Mad Max: Fury Road. Van de sympathieke Meyers Manxs tot de militaire trucks zijn de deelnemers onderverdeeld in zes verschillende perioden die het hele tijdperk van terreinracen in kaart brengen aan de hand van de technologie uit de betreffende jaren. Om te vermijden dat iedereen aan de start verschijnt met de beste, snelste en modernste motoren en materialen, houdt Norra zaken die vintage zijn graag echt vintage. Hier zouden de meeste klassiekerraces nog wat van kunnen leren. Gedurende de race zal ik mijn ruggengraat blootstellen aan drie verschillende off-roaders, uit drie verschillende tijdperken. Ik besef ten volle dat een onduidelijk gegeven aanwijzing catastrofale consequenties kan hebben, dus moet ik leren hoe je navigeert en de taal leren spreken van het terrein. Daartoe krijg ik een intensieve les in bijrijden van zesvoudig Baja 1000- en tweevoudig Dakar-winnaar Darren Skilton. In tegenstelling tot de Dakar, waarin navigatie verboden is, zijn GPS-systemen wel toegelaten in de Norra. Maar wat de GPS niet laat zien, zijn de hobbels, de heuvels, de hellingshoek van de bochten, de kuilen en de onverwachte veranderingen in de ondergrond die dit ontzagwekkende landschap vormen. Tot diep in de nacht zit ik te stampen, als en middelbare scholier vlak voor zijn eindexamens.

Verkreukeld in een helikopter

De dag van de race. Na een slapeloze nacht waarin ik alle slechte scenario’s heb proberen te bedenken en vervolgens uit te sluiten, is er niets zo geruststellend als het vasttapen van je paspoort op je borstbeen. Dat is een voorgeschreven voorzorgsmaatregel, in geval je zo hard uit een bocht vliegt dat je verkreukeld in een helikopter moet worden geladen om in de VS te worden uitgedeukt. Misschien, zo bedenk ik, is het dus maar het beste om rustig aan te beginnen. Helaas. De eerste auto die we gaan proberen is een prachtige, in retro rood, wit en blauw uitgevoerde Nissan Hardbody. Hij is in 1990 gebouwd door Nissan Motorsports en was tegelijkertijd een revolutionair concept en een enorme mislukking. Er werd een miljoen dollar geïnvesteerd om het op te kunnen nemen tegen de toppers in de zwaarste Unlimited-klasse. Hij was de eerste pick-up die helemaal op een computer werd ontworpen. Hij had een middenmotor, was onvoorstelbaar licht, had onafhankelijke wielophanging, vierwielaandrijving en destijds revolutionaire 37 inch grote BF Goodrich-banden. Dat leek het perfecte recept om te winnen. Maar z’n geavanceerde vierwielaandrijving maakte ‘m vreselijk onbetrouwbaar. Inclusief de tests reed ie maar 500 kilometer voordat ie voor eeuwig werd geparkeerd in een loods achter de Nissan-fabriek.

Rustig aan – dan haal je de finish. Of dan blijf je in elk geval in leven

Momenteel is ie in handen van een particulier en zijn de voorste aandrijfassen verwijderd zodat de auto tijdens de rally kan worden gereden door de Gentleman’s Guide to Racing – een team dat wordt aangevoerd door twee Britse expats: Michael ‘Skiny’ Power en diens hilarische, twee meter vijf lange, mini-motor-rijdende mammoetmens en ‘culturele attaché’, bijgenaamd ‘Spaanse Tony’. ‘Denk eraan: geniet ervan’, zegt Skiny door de intercom als hij het gas intrapt en de startplek in stof achterlaat. Ik doe mijn best, maar de eerste racekilometer ben ik alleen maar volslagen in paniek.

Best vloeiend

Zonder dat me er iets over is gezegd, blijkt het GPS-systeem zo te zijn ingesteld dat het noorden altijd boven is, en niet – zoals ik thuis gewend ben – in de rijrichting wijst. Het kost me tien minuten om mijn hersens te herprogrammeren en te snappen hoe links en rechts er op hun kop uitzien. Dan werpt de buggy die we achterna zitten een monsterlijk grote steen op die mijn vizier raakt. Au. Nu ben ik echt wakker geschud en raken Skiny en ik rap beter op elkaar ingespeeld. En mijn aanwijzingen (minus twee vergissingen) komen overeen met zijn acties. Het gaat eigenlijk best vloeiend, en we lopen in op langzamere deelnemers, en halen hen zelfs in. Stofwolken blijven kilometerslang achter onze wagen hangen. De kwaaiige racemotor van 4,0 liter gorgelt en giert terwijl de ophanging uit de jaren negentig vreemd genoeg geen kik geeft wanneer we obstakels in het terrein ter grootte van een koelkast bedwingen. Het gaat echt lekker. Dan draaien we naar links en zien dat weg is veranderd in een spleet van een meter of vier diep. Dat is toch even slikken. De etappe van 160 kilometer heeft overigens een snel parcours met een mix van typisch Mexicaanse makelij: weidse cactuswouden, eindeloze velden vol keien, woeste kliffen, kleine dorpen, rivieren, rotsige, omgewoelde woestijn en lege vlakten waar we tientallen kilometers achtereen plankgas kunnen rijden. Als we de finish passeren, doen mijn hersens pijn van het urenlang achtereen concentreren, maar mijn angst voor Baja is verdwenen; ik wil alleen nog maar meer, verder, en liefst in een andere auto. Misschien heb ik voor mijn beurt gesproken. Nadat ik mijn wens vrolijk kenbaar heb gemaakt in de bar, mag ik een hele dag aanwijzingen brullen naar Robby Gordon. Ja, die Robby Gordon. Terreinlegende, bedenker van de prettig kinderlijke Stadium Super Trucks-shows, en de man die heeft geracet in ieder denkbaar voertuig op vier wielen. Vanwege TopGears eigen arbo-wetgeving benadruk ik dat onze – eigenlijk: mijn – veiligheid voorop moet staan. ‘Er is niemand op deze wereld van wie ik meer houd dan van mezelf’, zegt de voormalige Nascar-coureur met een lach. ‘We redden ons wel.’ Hij is verbluffend ontspannen, en door toedoen van een asbreuk op de eerste dag kan hij niet meer winnen. Ik mag zelfs even rijden.

Op techno dansen

Zijn 2003 Class I-buggy (in essentie een lichtgewicht trophy truck zonder carrosserie) met een zestraps halfautomaat uit een Indy-wagen, een veerweg van 60 centimeter aan de voorkant, 50 centimeter achter, en een 600 pk Corvette-motor op normale benzine, is heel wat rapper dan de Nissan. We beginnen onze tegenstanders in te halen alsof ze stilstaan. Door een fout in het communicatiesysteem is de mogelijkheid om te navigeren gereduceerd geraakt tot handgebaren, zodat ik eruitzie als iemand die op techno danst. Hoe dodelijker de bocht, hoe meer ik flapper en wapper, terwijl Robby op een foute aanwijzing reageert door kwaad met zijn vuist op het stuur te rammen. Dat gebeurt een aantal keren.

‘Robby, kunnen we ergens even stoppen voor wat nieuw ondergoed?’

Als Baja-veteraan kent Robby dit terrein als zijn broekzak. Hij heeft de meeste stukken van onze 370 kilometer lange etappe van Loreto naar La Paz eerder gereden, en houdt ervan om van de gebaande paden af te gaan. De 1.270 kilo zware buggy (minder dan de helft van het gewicht van de grote trophy trucks) is geweldig beweeglijk – vooral dankzij de mogelijkheid om de linker- of rechterwielen op slot te zetten, en dan te kunnen draaien als een tank. Hij is ook verbluffend goed in het bedwingen van rotspartijen en het scheren over verzandingen. Maar het is bepaald geen S-klasse.
Hoewel de ophanging van de auto pure magie is, kan ze toch niet op tegen de ondergrond van Baja. De landingen na sprongetjes over heuvels persen je longen samen, je ingewanden worden heen en weer geschud tot ze aanvoelen als een dikke derrie, en wanneer je de volgende dag wakker wordt en ontdekt dat er bloed in je urine zit, weet je dat je nieren de Baja-wildernis niet echt op prijs stellen. Maar met 200 km/u terrein bedwingen waar een Range Rover zich met moeite doorheen zou ploegen, is en blijft een geweldig gevoel. Robby is meesterlijk in deze omgeving. Zijn toewijding en zijn precisie op de millimeter zorgen ervoor dat de wiebelige buggy de moeilijkste manoeuvres aankan. Mijn hersenen begrijpen niet hoe het kan, maar ik geniet ervan. We bedwingen een steengroeve vol enorme dinosauruseieren met 150 km/u – ik denk er niet bij na, ik houd mijn kaken op elkaar en probeer ondertussen de aanwijzingen bij Robby te krijgen. Dat lukt redelijk, tot ik een scherpe bocht naar links over het hoofd zien en we een akker binnenrijden, waarbij we bijna tegen een paard botsen. Maar aangezien deze auto en deze bestuurder eigenlijk ieder landschap ter wereld aankunnen, rijden we gewoon op de GPS terug naar de route en ploegen we voort.

Oplichter

Als we over de finish van de dag komen, blijkt dat we de etappe hebben gewonnen. Op het podium voel ik me een oplichter. De Mexicanen denken dat ik Robby Gordons echte bijrijder ben. Ze willen selfies met me maken, ze laten me met watervaste stiften hun telefoons signeren. In Europa zou ik worden gearresteerd vanwege het beschadigen van andermans eigendommen. Maar in Mexico ben ik een heuse held. Tijd voor een lesje in bescheiden- en nederigheid. Dus zeggen we hallo tegen Jim Riley, eigenaar van een tequilafabriek en van een van de meest iconische auto’s in de rally: de Rippin’ Rooster. Het is een verhoogde Chevrolet Bel Air uit 1957 op 35 inch banden met 48 overwinningen en acht kampioenschappen achter z’n naam, en met negen Baja 1000’s achter de rug. Het apparaat ziet eruit alsof het door een van Immortan Joe’s War Boys moet worden gereden. Maar met een fikse olielekkage, nog maar zeven functionerende cilinders en een bestuurder die een spier in zijn borst heeft gescheurd, zijn zowel de auto als de coureur na bijna 2.000 kilometer niet meer echt kersvers.

Twee centimeter bodemspeling

Ik mag. Ik mag navigeren in de Rooster tijdens de laatste etappe – en die is kort maar krachtig. Een steile klim van ruim 30 kilometer naar de top van een verraderlijke en onverzoenlijke berg, en daarna een bochtige, mul zanderige afdaling naar San José del Cabo. Laat je niet misleiden door de gigantische schokdempers die uit de motorkap steken – om recht te doen aan het tijdperk waaruit hij afkomstig is, heeft de Bel Air ongeveer twee centimeter bodemspeling en weegt ie zo’n beetje hetzelfde als een flatgebouw. Mijn veiligheidsriemen zitten zo strak dat mijn scrotum bijna naar buiten komt, er zijn te veel drievoudige uitroeptekens in het routeboek om te kunnen tellen, en met een fles industriële olie tussen mijn dijen geklemd, beginnen we aan de klim. Omdat dit een van de oudste en langzaamste auto’s is, vertrekken we als laatste. De smallblock-V8 verbrandt olie alsof z’n leven ervan afhangt: er hangt constant een rookgordijn in de cabine. De benzinedruk daalt meteen na de start, zodat we aan een evenwichtsoefening beginnen – genoeg gas geven om de druk op peil te houden, maar niet zoveel dat de motor oververhit raakt op deze langzame, extreem smalle, uitgebeende rots- en gravelweg.

We mogen geen momentum verliezen

Met haarspeldbochten op de rand van ravijnen van honderden meters diep, zonder vangrails, moet Jim dapper zijn om zijn voet op het gas te houden. We passeren gevallenen: een omgeslagen trophy truck, een eenzame motorrijder die de weg kwijt is geraakt, en een UTV die z’n vooras is verloren. Ze zullen tien uur lang op hulp moeten wachten. Nadat we uit Ensenada zijn vertrokken, zijn we als een pingpongbal heen en weer gestuiterd tussen de oost- en de westkust van Baja. Het uitzicht is almaar mooier geworden. Maar na nog een laatste stukje plankgas te hebben gereden, worden we beloond met het mooiste aller uitzichten: de finishlijn. De Rippin’ Rooster hobbelt eroverheen en valt in handen van een team dat zonder uitzondering ontroerd is. Dat is de ware kracht van de Mexico 1000. Waar de Baja 1000 een race is die je sloopt en je daarna voor de goede orde nog eens in je gezicht spuwt, draait de Mexico 1000 om camaraderie, doorzettingsvermogen en de finish weten te halen met een lach op je gezicht. Als dat is wat het is, dan zijn we geslaagd – en bovendien kunnen we het navertellen. Zouden we het overdoen? Meteen. Dit zou best eens de leukste race ter wereld kunnen zijn. Tijd voor een tequila.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)