Op 5 september 1909 liep de Eduard Bohlen bij Conception Bay aan de Atlantische kust van Namibië vast op een zandbank. In een wanhopige poging het schip los te trekken, liet de kapitein de motoren achteruit draaien, maar het koelsysteem was verstopt geraakt met zand en het schip kapseisde. Alle 30 bemanningsleden haalden ongedeerd de kust. Vanuit de stad Lüderitz in het zuidwesten werd de hulp van een sleepboot ingeroepen.
In de vijf dagen die het vergde om ter plekke te arriveren, had het schip zich in het zand vast gevreten, en de ketting die ze uitwierpen, brak. Het schip van 2.272 ton met een lengte van 95 meter, dat levensmiddelen vervoerde naar de afgelegen diamantmijnen, werd vanaf dat moment aan haar lot overgelaten. De Eduard Bohlen was een van de vele slachtoffers van de Geraamtekust.
Ligt het schip nu nog altijd op dezelfde plaats?
De zandvlakte verschoof, de oceaan trok zich terug en het schip werd een tijd lang gebruikt voor opslag en als onderdak. De Bohlen was immers het grootste door de mens gemaakte object in een omtrek van bijna 200 kilometer. Maar toen de mijnen werden verlaten, nam de natuur bezit van de omgeving. Gedurende een eeuw hebben zand en zout het schip afgetakeld tot een roestige schroothoop.
Het is een macaber gezicht dat zich ontvouwt zodra de zeenevel optrekt die deze kust zo verraderlijk maakt: een verkruimeld gedrocht waar nu alleen nog plaats is voor verbleekt gebeente en restjes voor de hyena’s.
Dat klinkt alsof de misse al geslaagd is
We hadden ons dit niet zozeer als het begin van de reis voorgesteld, eerder als het einde ervan: een eerbetoon brengen aan een gestrand schip. We hebben een reis van een dag achter de rug vanuit het noordelijker gelegen Walvisbaai, een dag waarop we in het geheel niets hebben gezien dat wijst op infrastructuur of beschaving of menselijk bestaan. Totaal niets. Geen wegdek, geen radiostations, geen gsm-bereik, zelfs geen wolkje aan de lucht.
Alleen de Hilux. Inmiddels een model van de achtste generatie, volgens opgave met verbeterd comfort wat geluid en resonanties betreft, een steviger ladderchassis, betere terreineigenschappen en een zuinigere 2,4-liter diesel. Maar in wezen is er niets veranderd. Dit is het voertuig dat afgelegen delen van de wereld draaiend houdt. Van ver afgelegen boerenbedrijven tot Zuid-Amerikaanse houthakkers is dit het favoriete wapen. In sommige onrustige delen van de wereld geldt dat laatste zelfs letterlijk.
Hoe zijn jullie bij de Geraamtekust gekomen?
‘We zijn zelf niet ongeschonden, maar de Hilux kan dit niet overleefd hebben’
Gisteren zijn we uit Walvisbaai vertrokken. Onze gids Paul Lombard heeft ons bij het vliegveld opgehaald en naar twee kant-en-klare exemplaren van de Hilux gebracht, een voor ons en een voor hem. Die van ons komt zo van de dealer: Bridgestone Dueler-banden volgens Europese specificaties, gewone luchtinlaten en luchtfilters. Gewoon een Hilux. Die van Paul is anders. Zijn exemplaar is nog het oude model, maar voorzien van lieren, een bullbar, beschermplaten, een snorkel – noem maar op. We rijden een kilometer of tien naar de kust, gapen de flamingo’s aan en verlagen de bandenspanning naar één bar. We schakelen de Power-stand in om ervoor te zorgen dat het gaspedaal sneller reageert, zetten de tractiecontrole uit en we zijn er klaar voor. Van de weg, zuidwaarts de kustlijn volgend, links zand, rechts water, voorzichtig een spoor trekkend door de ruimte tussen beide heen.
Al snel worden we overmoedig. We zwenken naar rechts en rijden door de branding, dan terug het mulle zand in. Grote lol, maar noem twee zaken die schadelijker voor een auto zijn dan zand en water. Bedenk maar eens wat dat korrelige goedje in lagers, schokdempers, luchtinlaten, bewegende delen teweeg kan brengen. Het is al vervelend wanneer het in je zwembroek komt.
Oké, dus niet hier komen met een kleine hatchback
Dat herinnert een mens eraan hoe ruig de omgeving is. Schipbreukelingen waren ten onrechte in de veronderstelling dat ze veilig aan land waren gekomen en door de branding konden strompelen. Het strand ziet er geruststellend uit, vertrouwd, maar allemachtig, de realiteit zal heel wat bitterder zijn geweest. De hitte, de desoriëntatie, de verlatenheid, de, eh, zeehonden?
We komen de eerste kolonie tegen als de nevel al vanuit zee begint op te trekken na de hitte van de dag. Driehonderd koppen zwenken omhoog, draaien rond op rubberachtige, grijze nekken.
‘Parkeer ‘m maar tussen de beesten en het water’, instrueert Paul. ‘Stap vervolgens uit en kijk wat er gebeurt.’
‘Lopen ze ons dan niet onder de poten?’ willen we weten.
‘Dat ligt eraan hoe leuk ze je vinden.’
Werden jullie geen zeehondenvoer?
We stappen uit. De zeehonden aarzelen even en vluchten vervolgens het water in. Aangezien wij ertussen staan, komen ze op ons af en dwarrelen om ons heen, strompelend en struikelend. Geen idee of ze bang zijn – er is hier domweg waarschijnlijk nog nooit een mens geweest – of alleen voorzichtig. Er is hier dus leven. De zeehonden vreten zich vet aan het overvloedige zeevoedsel en houden een ecosysteem in stand dat grotendeels begint en eindigt met jakhalzen. Af en toe een hyena. Een paar moedige spiesbokken.
De jakhalzen zijn de drijvende krachten – het zijn opportunistische roofdieren die in het donker naar de tenten loeren. We overnachten in de duinen. Terwijl Paul en zijn assistent Penrich Gonteb met vuur en voedsel aan de slag gaan, rijden wij met de Hilux de duinen in. Boven ons glinstert een donkere hemel en we genieten van de stralende helderheid die het geheel biedt.
Dit is een plek waar je alle rust kan vinden
We turen naar boven. Ze zeggen dat er in het heelal meer sterren zijn dan zandkorrels op aarde. We kijken naar beneden en laten wat zand tussen onze vingers door glijden. Duizenden korrels. Onder onze voeten is er alleen maar zand, duinen van wel 300 meter hoog die zich honderden kilometers uitstrekken. Sommige zijn zo oud dat ze fossiel zijn geworden. Alles is zandkorrel. Niets dan zand. En er zouden meer sterren zijn? Het zet een mens aan het denken.
We voelen ons buitengewoon nietig: het zand werkt benauwend. De sterren hangen zwaar boven ons, onze hersens geplet in het midden. Er schiet nog een natuurkundig feit door ons hoofd: in een enkele zandkorrel zitten meer atomen dan er zandkorrels in een woestijn liggen. Onze hersens raken oververhit.
De woestijn brengt je filosofische aard wel naar boven zo te zien
De nevel licht op in de koplampen en we schrikken op uit onze mijmeringen. We realiseren ons dat de nevel zich verdicht tot mist doordat het afkoelt en een wolkenband komt opzetten. Haastig pakken we de camera-apparatuur in, maar het is al te laat – tegen de tijd dat we willen terugrijden, verdwalen we in dichte mist. We zoeken onze bandensporen van de heenweg, maar we hebben hier te veel heen en weer gereden, dus stappen we uit om het juiste spoor terug naar ons kamp te vinden. Dat lukt, maar de schrik zit erin.
De volgende dag rijden we verder zuidwaarts en passeren het wrak van de treiler Shawnee die in 1976 aan land liep. We gaan verder naar de Eduard Bohlen. Het is bewolkt, het wrak is bruin, triest en verlaten en de Hilux klinkt verveeld wanneer ie eropaf koerst – het had uitdagend moeten zijn om hier te komen, maar de Toyota heeft het klusje moeiteloos geklaard. Een anticlimax? Nee. Het is buitengewoon onwerkelijk.
Konden jullie nog wel ergens fatsoenlijk de Toyota Hilux in de woestijn testen?
We lopen voorzichtig over het uiteenvallende wrak (het achterschip is nog maar ongeveer een jaar geleden ingestort) en bedenken hoe het nu verder moet. We moeten de Hilux goed testen, dus zullen we dieper de woestijn in moeten, voorbij de mijnenkampen naar de hoogste duinen, zo’n 30 kilometer verderop.
Zo kan het gebeuren dat we een paar uur later ineens in de lucht hangen. De woestijn hebben we achter ons gelaten in de vorm van het topje van een duin. Achter ons zien we dat de spullen gewichtloos boven de achterbank zweven omdat de zwaartekracht kortstondig is weggevallen – zand is niet zacht wanneer je er met 70 km/u op landt. Alles explodeert: het dashboardkastje springt open, de tassen die net nog gewichtloos leken, lijken nu loodzwaar neer te storten, onze ruggen worden tegen de leuning gekwakt en onze maag zit in onze keel. We zijn zelf niet ongeschonden, maar de Hilux kan dit niet hebben overleefd. De laadruimte ligt helemaal vol met tenten, gasflessen, extra jerrycans diesel en wc’s; het is onmogelijk dat de bladveren dit hebben doorstaan. De terugweg naar de bewoonde wereld zullen we nu wel op sleeptouw bij Pauls Hilux moeten afleggen.
Gaf de Hilux al een krimp?
Er branden geen lampjes. Niet één. De diesel klinkt nog steeds verveeld. Goed.
De woestijn wordt zo onze zandbak waarin we ons kunnen uitleven. Paul wijst ons op avontuurlijke uitstapjes. We dalen af langs bijna verticale hellingen, die we pas ontwaren als we de kont van Pauls Hilux plotseling zien verdwijnen. Dan duiken we ‘m achterna. Onze assen zakken weg en we schuiven kleine lawines van zand voor ons uit. We rijden door uitgestrekte zandkommen, hellen over in merkwaardige hoeken. In de grootste kom, met de omvang van een voetbalstadion, volgen we Paul en zitten we boven de 100 km/u, waarbij de horizon zich hoog boven ons verheft. Ons hart klopt in onze keel – er komen woeste krachten vrij, als water dat naar een afvoerput stroomt om daar met een uithaal van pure, tomeloze opluchting te ontsnappen.
Niets in dit landschap weerhoudt ons ervan, dus we proberen alles. We storten ons in diepe kuilen met op de bodem zand dat fossiel is geworden. We schakelen de vierwielaandrijving uit en proberen genoeg vermogen aan de motor te ontlokken om te kunnen driften. We stellen ons op bij gigantische zandduinen om de mogelijkheden te overzien. En soms komen we vast te zitten. Het eerste wat je moet beseffen wanneer je in zand rijdt, is het belang van vermogen. Het tweede wat je moet beseffen, is dat er een moment komt dat vermogen er niet meer toe doet. Wanneer dat moment zich aandient, draait alles om subtiliteit.
Konden jullie steeds wel ontsnappen aan het zand?
Het zand dat je tracht zo lang mogelijk onder je te houden, zal je op een zeker moment tot aan de bodemplaat opslokken. Dan moet je voorzichtig heen en weer manoeuvreren om jezelf een uitweg te pletten. Soms duurt het een eeuwigheid, steeds naar achter en dan weer een stukje naar voren, soms moeten we een beroep doen op Pauls lier.
De banden bezorgen ons problemen. De 265/60 R18’s zijn weliswaar breed en groot, maar het profiel is niet open genoeg en ontbeert grip op een los oppervlak. Penrich moppert over de plaatsing van het sleepoog onder de voorbumper, ik klaag over de versnellingsbak. Het is een zestraps automaat die niet automatisch naar de lage gearing overschakelt. Staat ie eenmaal in de lage gearing dan is de topsnelheid – met loeiende motor – nog geen 70 km/u, en daarmee krijgen we niet genoeg vaart om tegen de steile hellingen op te rijden. De bak reageert ook bij handmatige bediening niet adequaat, al zal het wel iets sneller werken dan bij een handgeschakelde transmissie.
Deze problemen hebben toch ook te maken met de ondergrond waar je op rijdt?
Ja, daarom komen we ook veel te weten over zand. ’s Morgens voelt het vaster, wanneer de bovenlaag nog vochtig is (60 procent van de 15 millimeter jaarlijkse neerslag in de woestijn van Namibië, de op een na droogste ter wereld, is afkomstig van mist). Het is ook vaster waar de wind het zand samendrukt. Er zijn veel verschillende soorten zand. Zo is er een soort waarin je helemaal niet wegzakt, maar die biedt dan ook weer totaal geen zijdelingse grip. Er is geen touw op te trekken met welke soort je te maken hebt of waarom er op sommige plaatsen richels ontstaan. Paul, die hier is opgegroeid en zijn hele leven al door de duinen rijdt, heeft er een zesde zintuig voor. Wellicht maken we er een groter punt van dan nodig is, al komt dat dan wel doordat de banden er zo vaak moeite mee hebben.
Een setje speciale zandbanden zoals er bij de Hilux van Paul onder ligt, zou bij ons wonderen doen. Daarmee zou onze Hilux vrijwel onstuitbaar zijn. Hij doet degelijk aan, maar hij is wat interieurcomfort betreft toch niet vergelijkbaar met andere SUV’s. Het plastic is hard, het interieur is praktisch en sober – het is geen gezinsauto. Overal zit zand dat via onze schoenen of via spinnende wielen naar binnen is gedrongen, maar wat zou het, dat maken we wel weer schoon. Hij is een werkpaard dat werkt.
De Hilux speelt een rol die van levensbelang is
Redding (via satelliettelefoon) vergt een heel lange adem wanneer er binnen een omtrek van een kleine 200 kilometer geen mens is te vinden. Namibië is terughoudend met toerisme: gemiddeld wordt er om de week maar één trip in deze uitgestrekte regio toegestaan, en met uitzondering van as en urine moet alles wat erin gaat er ook weer uit komen. Alles.
‘Het plastic is hard, het interieur is praktisch en sober. Overal zit zand’
De Hilux is onze steun en toeverlaat. ’s Nachts levert hij stroom aan de douches; de auto van Paul dient voor de verlichting en het koken. Er zit een windscherm tussen beide auto’s ter beschutting. Nu is de Toyota geen pleziervoertuig meer, iets waarmee we ons in het zand kunnen uitleven, maar onze hoogstnoodzakelijke en onmisbare uitrusting, onze reddingsdeken – we zijn er compleet afhankelijk van. We zitten ’s avonds rond het vuur, we stoken het hout dat we hebben meegenomen, drinken een koud biertje en eten vlees, salade, brood en fruit. Wanneer we gedoucht hebben en we op ons slaapmatje gaan liggen, beseffen we terdege hoe goed de Hilux voor ons zorgt. We besluiten ‘m de volgende dag beter te behandelen.
Had de woestijn jullie nog iets te bieden?
We hadden gehoopt dat we een fantastische zonsopgang te zien zouden krijgen, maar op 30 kilometer uit de kust ben je nog niet verlost van de wolkenbanden. De hoge duinen eindigen abrupt, daarom rijden we naar de top om in de windkommen te gaan staan kijken hoe de wolken zich in zee terugtrekken, om ze vervolgens in de richting van de kust te achtervolgen.
Deze fenomenale plek is veel meer dan een zandbak voor terreinplezier, en dat wordt opnieuw duidelijk wanneer we langs voormalige mijnwerkersnederzettingen bij Warsasha en Conception Point rijden. Al voor de Tweede Wereldoorlog werden de mijnen gesloten, maar tot die tijd zwoegden hier een man of zeshonderd om diamanten naar boven te halen, door in de hitte van 45 graden Celsius eindeloos zand te zeven. Dan mag je spreken van een grauw en grimmig bestaan. Het is hier unheimisch, de nabijgelegen begraafplaatsen vormen een stille getuigenverklaring voor de gruwelijkheden aan de Geraamtekust.
We proberen ons een voorstelling te maken van het leven van die mensen en dat tempert ons enthousiasme, werpt een heel ander licht op deze omgeving en hoe de mens erin doordringt. We lopen in stilte langs de golfplaten en het gerestaureerde keetje dat de ontberingen die hier zijn ondergaan in herinnering roept. We overpeinzen even hoe het de Hilux zou vergaan als hij hier een eeuw in deze roestvormende omstandigheden zou worden gestald. Nou, we schatten in dat hij het er beter van af zou brengen dan de meeste SUV’s. Want net als deze omgeving, net als de Eduard Bohlen, is de Hilux ontstaan en geëvolueerd om te overleven onder de meest primaire omstandigheden.
Reacties