Er is weer een nieuwe versie van de Elise uit. Ook dit model is er één in de beste Lotus-traditie. Ondanks de bekerhouder. Wie had ooit gedacht dat een bekerhouder wereldnieuws zou zijn en dan nog in een Lotus? Toch heeft de nieuwe Elise SC er een: een doordacht,…
Er is weer een nieuwe versie van de Elise uit. Ook dit model is er één in de beste Lotus-traditie. Ondanks de bekerhouder.
Wie had ooit gedacht dat een bekerhouder wereldnieuws zou zijn en dan nog in een Lotus? Toch heeft de nieuwe Elise SC er een: een doordacht, lichtgewicht apparaatje. Een geniaal ontwerp, maar tegelijkertijd gaat achter die ene bekerhouder de problematiek schuil waarmee Lotus worstelt.
Die bekerhouder zit er namelijk voor de Amerikanen. Waanzin, zeker omdat er niet eens een flesje Spa Blauw inpast, laat staan een ge-supersizede beker frisdrank van een fastfoodrestaurant. Toch heeft Lotus zulke details nodig om ook in de VS vaste voet aan wal te krijgen. Eigenlijk is het een handreiking naar klanten waar ook ter wereld die wel voor een Elise kiezen, maar voor hun gevoel niet willen inleveren op luxe.
In het licht van Chapmans filosofie (lichtgewicht tegen elke prijs) gezien is dit een onoverkomelijke toevoeging aan de uitrusting. Mijn hemel, hij berekende zelfs hoeveel wielbouten de Lotus 23 Le Mans kon missen: elk grammetje minder telde. De bekerhouder is enorm uitgekiend. Licht en toch stevig. Maar je vraagt je werkelijk af of dit niet een stap te ver is.
Datzelfde geldt eigenlijk ook voor de Elise SC. Nee, begrijp me niet verkeerd, deze nieuwste toevoeging aan het programma is briljant. Maar versterkt hij ook de echte Lotus-inborst?
Het is duidelijk dat de Elise volwassen is geworden, maar die pure snelheid verveelt nog geen moment. In deze auto ligt dezelfde Toyota-motor als in de R en S, maar is nu voorzien van een compressor. De letters SC betekenen niets meer dan supercharged. Klinkt heel eenvoudig, maar de uitvoering is toch heel doordacht. Hij maakt namelijk geen gebruik van een intercooler, terwijl hij dezelfde prestaties (220 pk en 210 Nm) levert als de motor van de dichte zus Exige SC, die wel een intercooler heeft. Dus rijst de vraag: waarom heeft de Exige een intercooler nodig en de Elise niet?
In feite is het een schoonheidskwestie. De liefhebbers van de Exige vallen voor de benodigde luchthapper op het dak van deze dichte Lotus, daarnaast zou de motorruimte van de Elise flink onder handen moeten worden genomen om ruimte te bieden aan de tussenkoeler. Dit levert zonder twijfel een gedrocht op.
Het belangrijkste echter is dat de SC een rappe auto is. De cijfers laten dat zien: de 0-100 km/u sprint klaart hij in 4,6 seconden, 0-160 km/u in 10,7 seconden. Allemaal mooi en aardig, maar de sensatie die je beleeft als je boven de 4.000 tpm het gaspedaal vloert is met geen pen te beschrijven. Je krijgt een overdonderende acceleratie over je heen, die bovendien zeer verslavend werkt. Lotus meldt dat deze motor zowel graag hoge toeren draait als veel trekkracht levert. Ik weet niet of ik daarin kan meegaan. Toegegeven, er is geen dood moment zoals je bij een turbomotor wel beleeft (het zogeheten turbogat). Over het hele toerengebied is er voldoende kracht, maar daalt het toerental onder de 4.000 tpm, dan is de acceleratie niet zo abrupt en allesoverheersend als ik verwachtte. Bij dat toerental ligt de grens van het VVT-i-systeem: eronder doet de standaard nokkenas zijn werk, erboven tikt de scherpere nokkenas de kleppen open. Hoewel de snelheid je blijft verbazen, had ik in een auto met een koppel van 210 Nm, een compressor en een gewicht van maar 903 kilo een nog intensere snelheidexplosie verwacht.
‘De naald van de toerenteller wijst al zo snel de rode streep bij 8.500 tpm aan dat je amper de tijd hebt om een volgende versnelling in te leggen’
Wel ben ik het helemaal eens met de bewering dat hij graag toeren draait. Het is zo verslavend dat in het nieuwe dashboard drie rode cirkels zijn opgenomen die stapsgewijs oplichten als de toerenbegrenzer in zicht komt. Toch aardig van ze, maar de naald van de toerenteller wijst al zo snel de rode streep bij 8.500 tpm aan dat je amper de tijd hebt om een volgende versnelling in te leggen. Ook zul je meer reageren op het gillen van de uitlaat dan op een stel van die lichtjes. Bovendien kun je al in de derde versnelling hoogst illegale snelheden halen en dan heb je wel iets anders aan je hoofd dan te kijken of er niet een paar rode lampjes op het dashboard branden. Ik let liever op de weg.
De beste attractie van de Elise is toch nog steeds het onderstel. De motor is snel, maar er zijn puntjes van kritiek. Een mooie sportuitlaat zou bijvoorbeeld welkom zijn, nu klinkt hij als een viercilinder koffiemolen. Maar het onderstel van de Elise benadert de perfectie heel dicht. Wat ‘m precies die status verleent zul je nooit kunnen benoemen. Alles vloeit naadloos in elkaar over, je hoeft alleen maar te rijden en plezier te hebben. Als ik het in één woord zou moeten omschrijven zeg ik ‘gevoel’ of misschien ‘opwinding’. Of zou het toch ‘comfort’ zijn, omdat de wegligging eigenlijk best gerieflijk is? Weet ik veel, hij is gewoon geweldig.
De balans is werkelijk uniek. Op de glibberige weggetjes, waar wij onze kennismakingsrit maakten, hoefde ik maar iets te vroeg het gaspedaal in te drukken of de achterkant deed een stapje opzij. Tegensturen is absoluut niet nodig, het lijkt wel of het onderstel van de Elise zichzelf weer in het gareel trekt. Bovendien ben je zo één met de auto dat je het slippertje voelt aankomen. Je merkt dan gelijk dat het niet zoveel voorstelt en dat je er geen acht op hoeft te slaan. Bereid je liever voor op de volgende bocht.
De SC heeft 28 pk meer dan de R, maar er is geen moment twijfel of het onderstel dat extra vermogen wel aankan. Niet voor niets gebruikt Lotus dit onderstel ook voor de GT3 en die heeft 350 pk. Dan hoeven wij ons toch niet meer druk te maken?
Het dashboard van de Elise is vanaf 2008 bekleed met zacht aanvoelend materiaal. De SC is herkenbaar aan een ander model achterspoiler en speciaal ontworpen lichtmetalen velgen. Allemaal mooi en prachtig, maar het meest imponerende is toch wel de afwerking. Nergens hoor je een rammeltje of piepje, nooit krijg je het idee dat na honderd kilometer de eerste onderdelen al spontaan op straat vallen. Op dat punt maakt hij een lange neus naar de Lotus Europa.
Het is misschien niet eerlijk om met dat model een vergelijking te maken, maar als je je druk maakt of een bekerhouder nu wel of niet op zijn plaats is in een Lotus, dan zou je eens een rondje in de Europa moeten maken. Je ontdekt dan dat de Elise SC veel puurder is en dus het Lotus-DNA beter weerspiegelt.
De basisuitvoering van de Elise past inderdaad beter bij het gedachtengoed van Colin Chapman, maar die is al een kwart eeuw dood en er moet wel ruimte zijn voor nieuwe ontwikkelingen. Lotus moet groeien, vandaar dat ze hun klanten meer uitrusting moeten kunnen bieden dan ze de afgelopen tien jaar hebben gedaan. De Elise is daarvan het bewijs. In z’n evolutie is hij zijn ware karakter niet afgevallen. Die bekerhouder zullen we voor deze ene keer dan maar voor lief nemen.
Reacties