Toen McLaren in 1988 de MP4/4 ontwikkelde, kwamen technisch vernuft, ongekend turbovermogen en weergaloos coureurstalent samen zoals maar één keer in een generatie gebeurt. Drie namen speelden de hoofdrol: Gordon Murray, Honda en Ayrton Senna, allen op het hoogtepunt van hun kunnen.

Een gouden trio

Niemand was vooruitstrevender in zijn manier van werken dan Murray.  Dat had hij daarvoor ook al laten zien bij de ontwikkeling van de Brabham BT55 uit 1986. Die auto had een extreem klein frontaal oppervlak, revolutionaire aerodynamica en een verlaagd zwaartepunt, maar z’n viercilinder BMW-motor vertoonde kuren. Toen Murray in 1987 naar McLaren ging, nam hij zijn ontwerp van het laagliggende chassis mee, terwijl zijn teambaas Ron Dennis onderhandelde over het vervangen van de overjarige TAG-Porsche-motor door Honda-motoren die wereldkampioenschappen wisten te winnen. Toen Senna Lotus voor McLaren verruilde, was het podium gereed voor een van de indrukwekkendste scenario’s uit de sportgeschiedenis.

De perfecte combinatie

Met ingang van het seizoen 1989 zouden er geen turbomotoren meer zijn toegestaan. In plaats van zich echter te richten op de nieuwe 3,5-liter V10, koos men voor een daverend afscheid met de Honda RA18E 1,5-liter twin-turbo V6. De nieuwe regels voor 1988 schreven een maximuminhoud van 150 liter voor de brandstoftanks voor. Ook werd de turbodruk verlaagd van 4,0 bar tot een voorgeschreven 2,5 bar. Dit waren veranderingen die in beginsel in het voordeel waren van de turboloze concurrentie van McLaren. Maar de compacte Honda-motor bleek juist perfect te werken in dit chassis, en hij werd zó laag gemonteerd dat er speciaal een nieuwe versnellingsbak moest ­worden ontworpen.

De mooiste F1-auto uit de geschiedenis

Murray, hoofd ontwerp Steve Nichols en aeroman Bob Bell maakten de voorkant van de McLaren MP4/4 compacter, vergrootten de wielbasis en ontwierpen een eenvoudiger achtervleugel. Het resultaat was de slankste en sierlijkste F1-auto uit de geschiedenis, die zo laag was dat de coureurs bijna een liggende positie hadden. Senna’s teamgenoot Alain Prost beklaagde zich daarover, maar zijn toon veranderde toen hij inzag hoeveel potentieel de nieuwe McLaren had.

Een rivaliteit tussen teamgenoten

Dit was de volmaakte raceauto, met een visionair ontwerp, bestuurd door de twee beste coureurs ter wereld. Door een fout van Senna tijdens de GP van Italië – bij een poging om de Williams van Jean-Louis Schlesser op een ronde te zetten, raakte hij diens wiel – en motorpech voor Prost in dezelfde race, won McLaren net niet alle zestien wedstrijden van het wereldkampioenschap van 1988.

De dominantie werd overschaduwd door de toenemende rivaliteit tussen Senna en Prost. Senna’s wil om schijnbaar ten koste van alles te winnen haaks stond op Prosts fluwelen rijstijl en minder strijdlustige karakter. Maar in dit geval was de auto net zozeer de hoofdrolspeler als de mannen achter het stuur. En gezien de status van de beide heren zegt dat nogal veel.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)